Ethische knopen ontwarren
Kris Stas en Annemie Van Looveren zijn experten in beroepsgeheim, deontologie en ethiek van de sociaalwerkpraktijk. Als docenten wijzen ze studenten de weg doorheen wetten, waarden en plichten. En als medewerkers van SAM, steunpunt Mens en Samenleving begeleiden ze sociale professionals.
‘We willen verhinderen dat sociale professionals niet meer nadenken over wat ze doen.’
Die stellen hen allerlei vragen. Sommige zijn alledaags, andere uiterst verontrustend. “Mijn cliënt rijdt op een gestolen fiets. Spreek ik hem daarop aan?” “Meld ik een collega dat haar cliënt niet kwam opdagen op mijn consultatie?” “Ik vermoed familiaal geweld in het gezin dat ik begeleid. Wat moet ik doen?” “Een dakloze vrouw is helemaal weggezakt. Ze plant een zelfdoding en houdt alle hulp op afstand. Moet ik haar gedwongen laten opnemen?”
Hebben jullie als experten meteen een antwoord in petto?
Annemie: “Soms verwachten sociale professionals inderdaad dat wij hen vanuit een juridisch kader meteen een helder antwoord geven. Maar meestal kaatsen we de bal terug omdat deze professionals zelf de expertise hebben om de juiste beslissingen te nemen. Het enige wat ze nodig hebben wanneer ze op minder vertrouwd terrein zitten, zijn mensen die hen stimuleren in dit reflectieproces.”
Kris: “We willen verhinderen dat sociale professionals zich alleen laten leiden door dwingende regels, en niet meer nadenken over wat ze doen. Wij kijken verder dan wetten en deontologische codes. Het gaat over een brede beroepsethiek waarbij je je afvraagt welke handeling volgens jou correct is.”
Kunnen sociale professionals dan niet vertrouwen op hun buikgevoel?
Annemie: “De werkpraktijk is een aaneenschakeling van beslissingen. Meestal volgen die spontaan en intuïtief, maar soms is het aangewezen om keuzes meer doordacht af te wegen. Als je bijvoorbeeld beslist om niet langer samen te werken met een cliënt omdat je hem al een paar keer betrapte op een leugen, dan heeft dat vergaande gevolgen. Je moet die beslissing beargumenteerd kunnen verantwoorden.”
“Bovendien zijn er weinig sociale professionals die hun opdracht autonoom bepalen. De meesten werken voor een dienst en handelen binnen de krijtlijnen van die dienst. Je kan dus geen doordachte beslissingen nemen zonder de opdracht van jouw dienst in de vingers te hebben.”
Kan je daar een voorbeeld van geven?
Kris: “Je cliënt krijgt een leefloon maar vertelt je dat hij in het zwart bijwerkt om de rekeningen te betalen. Moet je die informatie met iemand delen? Als maatschappelijk werker bij een OCMW heb je weinig ruimte om dat niet te doen. Voor een straathoekwerker liggen die grenzen anders. Niet omwille van persoonlijke voorkeuren of inschattingen, wel omwille van de specifieke opdracht van zijn dienst.”
Waarom zou je als professional geen informatie delen met organisaties waarmee je goed samenwerkt?
Annemie: “Bij hulpverlening staat de cliënt centraal, niet de samenwerking. Een belangrijke toetssteen blijft de vertrouwensrelatie met je cliënt. Hoe je het ook draait of keert: vertrouwen blijft de levenslijn van hulpverlening. Daar neem je geen risico’s mee zonder vooraf eens goed na te denken.”
‘Gegevensdeling is geen instrument om het vertrouwen tussen partners op te pompen.’
Kris: “Een kwetsbare vrouw deelt informatie over de intimiteit van haar leven. Zij vertrouwt op jouw discretie. Wat als je die informatie vervolgens ondoordacht deelt met collega’s en partners? Welke gevolgen hebben die beslissing op de relatie met je cliënt? Gegevensdeling is geen instrument om het vertrouwen tussen partners op te pompen. Dan ga je voorbij aan het belang van de cliënt.”
Wat als je er als professional alleen niet meer uitgeraakt?
Kris: “Soms kom je inderdaad op minder vertrouwd terrein omdat je expertise begrensd is. Dan stelt zich de vraag of je partners nodig hebt om beter te kunnen werken. Denk bijvoorbeeld aan een verpleegkundige van Kind en Gezin die bij een huisbezoek veel lege flessen wijn in de keuken ziet staan. Ze maakt zich daarover zorgen. Bespreekt zij dit nadien in team? Legt zij die informatie voor aan een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling?”
Moet die verpleegkundige in eerste instantie niet de ouders aanspreken?
Kris: “Inderdaad: zie of voel je dat er iets niet klopt, spreek je cliënt dan aan. Discreet zijn, betekent niet dat je met je armen over elkaar luistert naar verhalen van je cliënt, zonder af en toe stevig van mening te verschillen. Die confrontatie is niet altijd makkelijk, maar wel cruciaal in hulpverlening.”
‘Sociale professionals moeten leren om de confrontatie aan te gaan.’
“Toon aan die ouders je bezorgdheid over de lege flessen wijn, misschien blijkt achteraf dat ze gisteren een leuk feestje hadden. Maar het kan ook zijn dat de mama door haar postnatale depressie oplossingen zoekt in alcohol. Dat is dan meteen een kans om hiermee aan de slag te gaan. Sociale professionals moeten nog meer leren om de confrontatie aan te gaan, op zo’n manier dat de cliënt er iets mee kan doen.”
Dat is toch niet altijd zo vrijblijvend. Wat als je cliënt je toevertrouwt dat hij strafbare feiten gepleegd heeft?
Kris: “Dan is je eerste taak om daarover met de cliënt stevig aan de slag te gaan. Wat verwacht hij van deze bekentenis? Wat kan jij ermee doen? Is er een slachtoffer in de kou blijven staan? Werd iemand anders veroordeeld voor de feiten die hij pleegde? Hoe denkt de cliënt dat te herstellen? Het is dus zo gek nog niet dat hulpverleners hun cliënt stevig aanporren om zelf aangifte te doen bij politie.”
En wat als de cliënt dat niet doet?
Annemie: “Verschillende opties zijn mogelijk. Schat je in dat je cliënt nog tijd nodig heeft en kan je zorgen voor de nodige veiligheid? Dan kan je beslissen om die informatie niet of nog niet te delen.”
“Het beroepsgeheim geeft je hier juridische bescherming. Het is een instrument om doordacht sociaal werk mogelijk te maken, om te bewijzen dat je in elke situatie grondige afwegingen maakt die telkens anders kunnen zijn. Het is dus niet de bedoeling dat je je achter je beroepsgeheim verschuilt om de lippen onvoorwaardelijk en principieel op elkaar te houden.”
Wat als de sociale professional toch beslist om de toevertrouwde informatie te delen met anderen?
Annemie: “Informeer je cliënt vooraf over die stap. Verantwoord de beslissing vanuit jouw inschatting dat je je eigen opdracht niet verder kan vervullen. Vertel dat je collega’s of andere organisaties inschakelt omdat je erop vertrouwt dat informatiedeling nieuwe stappen mogelijk maakt.”
Dan moet je wel weten wat andere organisaties met die informatie doen?
Kris: “Dat is een belangrijk element bij het inschatten van de gevolgen van informatiedeling. Als je als hulpverlener bepaalde cliëntinformatie op de tafel legt van andere organisaties, wat zijn dan de gevolgen?”
‘Respect en vertrouwen moet je verdienen.’
“Als een jeugdwerker op een lokale veiligheidscel met naam en toenaam vertelt over een jongere waarover hij zich zorgen maakt omdat die radicaliseert, dan zijn sommige collega’s binnen die cel verplicht met die informatie iets te doen. Zit je daar als jeugdwerker dan op de juiste plaats? Kan je dat verantwoorden tegenover je cliënt? En past het binnen je opdracht?”
Bij steeds meer samenwerkingen zitten ook politie en parket mee rond de tafel.
Annemie: “Dat zijn duidelijk partners die geen hulpverlenende opdracht hebben. Hier geldt bij uitstek dat je elkaars opdrachten moet kennen en respecteren. Een parketmagistraat heeft een mandaat van de samenleving in het kader van veiligheid, een sociale professional heeft een mandaat van zijn cliënt in het kader van welzijn. Dat impliceert eigen verantwoordelijkheden en verantwoordingen.”
Is dat wederzijds respect er in de praktijk?
Annemie: “Respect en vertrouwen moet je verdienen: parketmagistraten waarderen sociale professionals die tonen dat ze doordachte beslissingen nemen. Mistige argumenten zetten dat vertrouwen op een lager pitje.”
“Maar de relatie tussen hulpverlening en parket wordt vaak te stereotiep voorgesteld, met enkel oog voor verschil. De realiteit is meer genuanceerd. Zowel sociale professionals als parketmagistraten moeten verontrustende situaties inschatten, elk vanuit het eigen perspectief. Voor beiden is dat geen exacte wetenschap. Dat gevoel en die onzekerheid delen ze met elkaar. Daar ligt de meerwaarde van overleg en samenwerking.’
Niet alle hulpverleners hebben zo’n genuanceerde kijk op het parket.
Kris: “Hulpverleners reageren soms gefrustreerd als ze na lang wikken en wegen beslissen om een verontrustende situatie door te geven aan het parket, en dat daar dan niet onmiddellijk iets mee gebeurt. Maar er kunnen veel redenen zijn waarom het parket voorlopig niets doet. Een hulpverlener wikt en weegt anders dan een jurist. Het is belangrijk om daarover in dialoog te gaan.”
“Voor organisaties en diensten is het cruciaal om structureel in gesprek te gaan met politie en parket, los van de hoogdringendheid en druk van concrete cliëntsituaties. Zo leer je de taal en gereedschapskisten van elkaar. Zo werk je aan samenwerking.”
Toch loopt het soms grondig mis: een verontrustende gezinssituatie escaleert tot een gezinsdrama.
Kris: “Veel van die complexe situaties ontsporen niet, vaak dankzij doortastende samenwerking tussen sociale professionals. Maar over die positieve praktijk lees je zelden iets. Als het toch misloopt, staan de kranten vol over onverantwoorde hulpverleners die langs de zijlijn toekeken.”
‘Voor de sociale professional is er maar een weg: geduldig en helder blijven tonen wat je doet en waarom je dat doet.’
Annemie: “Als hulpverlener geraak je slechts uit het oog van zo’n storm als je kan aantonen dat je handelen geen blinde gok was. Voor de sociale professional is er maar een weg: geduldig en helder blijven tonen wat je doet en waarom je dat doet. Eigen aan die afweging is dat je risico’s goed in kaart brengt. Zet je redenering desnoods op papier om informatie overzichtelijk te maken en eventueel nadien te kunnen reconstrueren als je ter verantwoording wordt geroepen.”
Druggebruikende zwangere vrouwen is een ander thema waar snel over lakse hulpverleners wordt gesproken.
Kris: “Ik vrees dat we rond dit thema verzand zijn in een debat waarin objectieve feiten onderbelicht blijven. Ook in deze situaties doen sociale professionals immers veel meer dan gezellig een tas koffie drinken. Hulpverleners gaan met die vrouwen in gesprek, wijzen ze op hun verantwoordelijkheid en als het nodig is, grijpen ze ook in om schadelijk gedrag te stoppen.”
Annemie: “Wat in dit debat ook vergeten wordt, is het tekort aan hulpverlening voor deze kwetsbare vrouwen. Het ontbreekt in Vlaanderen aan belangrijke puzzelstukjes voor een goed, sluitend en doordacht antwoord op dit complex probleem. Het is niet correct om te grijpen naar dwang en drang, zonder die lacune eerst in te vullen.”
‘Er is moed nodig om te twijfelen.’
Kris: “In dit soort debatten zou een beroepsvereniging van sociaal werkers een grote stap voorwaarts zijn. Nu is er quasi niemand die opkomt voor hun vak, professie en beroepsethiek. Een beroepsvereniging zou als gezaghebbend orgaan wel positie kunnen innemen en debat uitlokken en stofferen.”
Terug naar de individuele sociale professional. Die moet bij elke stap en beslissing die hij met een cliënt zet discreet en doordacht te werk gaan. Liefst zet hij alles ook nog op papier. Jullie leggen de lat hoog.
Annemie: “In heel veel situaties kunnen sociale professionals gewoon hun ding doen. Een opbouwwerker of jeugdwerker botst niet dagelijks op situaties van verontrusting. Gelukkig maar.”
‘Sterke organisaties stralen een leercultuur uit. Ze moffelen hun fouten niet weg, maar benutten ze om stappen vooruit te zetten.’
“Maar gebeurt het toch, dan is het voor sociale professionals cruciaal om niet alleen te staan: je werkt en beslist binnen een organisatie, binnen een team. Twijfels deel je in team. Daar worstel en ploeter je samen om antwoorden te zoeken. Jonge sociaal werkers lopen hier wel eens in vast. Ze denken dat ze sterk zijn door zoveel mogelijk beslissingen zelf te nemen. Meer ervaren collega’s die hun twijfel op tafel gooien, kunnen dat patroon doorbreken.”
Dat veronderstelt een teamcultuur waarin individuele werkers zich kwetsbaar kunnen opstellen.
Kris: “We tonen jonge sociale professionals dat er moed nodig is om te twijfelen en om vervolgens die twijfel op tafel te leggen. Je maakt je sterk door die zwakte te benutten. Maar dat is inderdaad niet makkelijk. Sterke organisaties koesteren de twijfel.”
“Je ziet het nochtans vaak gebeuren: diensten die bij verontrustende situaties zoals familiaal geweld grijpen naar allerlei protocollen of deontologische codes die hen zeggen wat ze moeten doen. Dat holt je verantwoordelijkheid uit. Het risico bestaat dat je stopt met door-denken. Elke situatie is uniek en dat is ook de kracht van dit vak.”
Ook sociale professionals zijn uniek en kijken vaak verschillend naar eenzelfde situatie.
Kris: “Het is niet nodig dat iedereen van het team op dezelfde lijn staat. Belangrijker is hoe groot het verschil mag zijn. Als je vertrekt vanuit een heldere opdracht van je organisatie, hoeveel beslissingsruimte hebben individuele werkers dan? Over die grenzen moet iedereen het wel eens zijn.”
Annemie: “Soms versterken verschillen in visies je denken en handelen. Op het einde van de rit zorgt het teamoverleg ervoor dat de individuele werker de draad opnieuw kan opnemen. Misschien kan hij na het overleg zijn boodschap duidelijker overbrengen naar de cliënt of werd helder dat je best een leidinggevende betrekt in de communicatie.”
En wat met een hulpverlener die het advies van zijn team niet volgt? Die moet sterk in zijn schoenen staan.
Kris: “Hier speelt de leidinggevende een cruciale rol. Hij creëert gespreksruimte door grenzen te bewaken en door duidelijk te maken hoe men collegiale beslissingen neemt. Soms struikelen hulpverleners over ethische knopen omdat leidinggevenden steken laten vallen. Een coördinator die autoritair beslissingen neemt, kan niet verwachten dat zijn medewerkers hun vragen en twijfels op tafel leggen.’
“Ook beleidskeuzes van organisaties hebben een impact. Zo worden na de inkanteling van de OCMW’s in de gemeentes, heel wat diensten welzijn geleid door managers die geen voeling hebben met de praktijk van sociale professionals. Dat kan voor een knelpunt zorgen omdat ze niet vertrouwd zijn met de noden en uitdagingen waarmee de praktijkwerkers geconfronteerd worden. Dit erkennen en er aandacht aan geven is cruciaal. Als maatschappelijk werkers van het OCMW ervaren dat deze leidinggevende hoeksteen ontbreekt, geraken ze het noorden kwijt. Wil je doordacht en sterk sociaal werk, dan moet je zorgen voor de juiste randvoorwaarden.”
Wankelende organisaties leiden via zwakke leidinggevenden tot besluiteloze hulpverleners?
Kris: “Trappen worden van boven naar beneden gepoetst. Als wij ondersteuning bieden aan terreinwerkers, dan merken we vaak dat er iets misloopt aan de top van de organisatie. Dan is het belangrijk om ook met die leidinggevenden aan de slag te gaan.”
“Sterke organisaties stralen een leercultuur uit. Ze moffelen hun fouten niet weg, maar benutten ze om stappen vooruit te zetten. Bijscholing en navorming is een must, zowel voor terreinwerkers als leidinggevenden.”
Reacties [6]
zeer boeiende aanknopingspunten… ook voor ons als inspecteurs binnen dergelijke organisaties. Wel jammer dat verwezen wordt naar een studiedag van meer dan een jaar terug… of is dit een tikfout?
Ik deel het belang van vertrouwen. Ik vind het echter discutabel dat er qua meldingsplicht een onderscheid gemaakt wordt tussen een maatschappelijk werker bij het OCMW en een straathoekwerker. Het zijn beiden maatschappelijk werkers! Nagenoeg alle straathoekwerkers in Vlaanderen staan, als medewerkers in het veiligheidscontract, impliciet onder het gezag staan van de korpsleider van de politie. Laat ons ficties niet langer in leven houden. Op 26/1 las ik in HBVL een artikel uit Maasmechelen: “Jongen die molotovcocktail gooide is opgepakt, dankzij speurwerk van de politie en wijkwerkers kon de dader…” Voor mij helaas inhoudelijk niet verrassend, wel dat het open en bloot in de krant staat. Nu, ik doe geen verwijten aan de individuele straathoek-, wijk- of opbouwwerker … Zij staan onder immense druk. Je moet als maatschappelijk werker met veelal een tijdelijk arbeidscontract al erg stevig in je schoenen staan om aan de druk te weerstaan. Een nagenoeg onmogelijk opdracht! De opleidingen kunnen daar toch een bescheiden rol in spelen. Kris en Annemie lijken me in deze sterke rolmodellen. Is hier geen belangrijke rol weggelegd voor onze beroepsverenigingen?
Dit artikel geeft volgens mij ook perfect weer wat onze job zo uniek maakt – lijkt me belangrijk om mee te nemen in de gesprekken na de inkanteling van de OCMW’s in de lokale besturen. We moeten blijvend opkomen voor het bestaansrecht van onze eigen job en jobinhoud !
Toch opnieuw een verwijzing naar die zo belangrijke beroepsvereniging die er nog steeds niet is. Elke poging tot opstart heeft gedurende de voorbije 40 jaar niets opgeleverd. Wie zorgt er voor het nodige budget en het nodige personeel ? Kan dit een bezoldigde taak zijn van de van de praktijkdocenten maatschappelijk werk ?
Mooi artikel met veel voeling hoe het er op de werkvloer aan toe gaat. Dat wikken en wegen, die nuance, veel twijfelen en wat nu ? En hoe je met de client en mede-hulpverleners in dialoog kan gaan binnen je eigen professionele kader. Confrontatie en daadkracht met oog op het welzijn van alle betrokken partijen. Telkens een moeilijke maar boeiende oefening !
Dank !
Schitterend artikel waarin een kader wordt geschetst van ethische hulpverlening in moeilijke omstandigheden en cases! Dank je wel
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Ik kan talloze voorbeelden geven van mensen die bij het Anderlechtse OCMW bot vangen’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies