Activiteiten
De woonzorgcentra hebben volgens het Woonzorgdecreet de expliciete taak om de autonomie, de zelfverantwoordelijkheid, de sociale contacten en kwaliteit van leven van ouderen te stimuleren door hen onder meer activiteiten op maat aan te bieden.
‘Bewoners ervaren een verlies van autonomie.’
Bewoners van woonzorgcentra zijn in het algemeen niet tevreden over hun dagelijkse activiteiten. Ze vinden dat er te weinig mogelijkheden zijn om sociale contacten te onderhouden.Eckert, M. (2015), ‘Goede basiszorg in rusthuizen, maar eenzaamheid loert’, De Standaard, 1 juli 2015.Veel bewoners ervaren bij de verhuis naar het woonzorgcentrum een verlies van autonomie. Toch willen ze heel graag hun identiteit bewaren en zelf beslissingen nemen over hun dagelijks leven.
Zorginnovatie
Het onderzoeks- en dienstverleningscentrum Zorginnovatie van de Arteveldehogeschool doet al enkele jaren onderzoek over dit thema. Door de aangekondigde veranderingen in de animatiefunctie in de woonzorgcentra is dit onderzoek erg actueel.
We gingen op zoek naar een manier om betekenisvolle activiteiten op een multidisciplinaire wijze aan te pakken. We ontwikkelden een methodiek om de zelfbeschikking van bewoners te verbeteren en hen de regie in eigen handen te geven.
We deden dat aan de hand van de fasen van het ‘Model van toenemend bewijs’.Campbell,M., et al. (2000), ‘Framework for design and evaluation of complex interventions to improve health’, British Medical Journal, 321(7262), 694-696.Dit model schetst in vijf stappen de ontwikkeling van een efficiënte en kwaliteitsvolle interventie.
Terminologie
In een woonzorgcentrum worden activiteiten vaak aangeboden door de animatiefunctie. Soms spreekt men ook over de recreatie of reactiverende activiteiten. In ons onderzoek beschouwen we activiteiten ruimer dan enkel die welke aan bewoners aangeboden wordt. Daarom gebruiken we in plaats van zinvolle activiteiten, activiteiten op maat of animatie de term ‘betekenisvolle activiteiten’.
Betekenisvolle activiteiten zijn alle mogelijke activiteiten die vrijwillig door een persoon gekozen worden. Of ze nu voor het plezier zijn of daadwerkelijk een nut hebben, maakt niet uit.
‘Betekenisvolle activiteiten zijn meer dan animatie.’
Betekenisvolle activiteiten kunnen in principe alles omvatten dat van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat uitgevoerd wordt. Het gaat over zelfzorgactiviteiten zoals zich wassen en aankleden, over hobby’s, ontspanning, rust en huishoudelijke activiteiten zoals een koffie of maaltijd bereiden.
Weinig onderzoek
Uit internationaal onderzoek blijkt dat betekenisvolle activiteiten het psychologisch en emotioneel welzijn van bewoners verbeteren. Ze hebben een positieve invloed op gezondheid, cognitieve functies en mobiliteit. Ze verminderen depressieve gevoelens en angst. Redenen genoeg om hierop maximaal in te zetten.
Kwalitatief onderzoek van de Frailty in Ageing-onderzoeksgroep (FRIA) van de Vrije Universiteit Brussel toont aan dat bewoners het belangrijk vinden om betekenisvolle activiteiten te hebben.Van Malderen, L., e.a. (2012), ‘The active ageing-concept translated to the residential long term care’, Quality of life research, 22, 929-937.Ze willen zich graag nuttig voelen. Voor hen is het cruciaal om te kunnen deelnemen aan het dagelijks leven in het woonzorgcentrum. Bewoners vinden dat het leidt tot een betere levenskwaliteit.
Eigen onderzoek bevestigt dat bewoners graag actief blijven en inspraak willen in hun leven. Debaecke, E., e.a. (2013), ‘De ervaring van bewoners van een WZC omtrent betekenisvolle activiteiten. Kwalitatief onderzoek over inspraak en autonomie’, Jaarboek Ergotherapie 2013, Leuven, Acco.Ze vervelen zich minder vaak en voelen zich minder eenzaam. Betekenisvolle activiteiten leiden tot een betere levenskwaliteit, psychosociaal welzijn en gezondheid.
Nergens beter dan thuis?
In de eerste fase van ons onderzoek vroegen we ons af of bewoners van Vlaamse woonzorgcentra betekenisvolle activiteiten hebben. In welke mate is er een verband met de levenskwaliteit? Wat zijn hiervoor bevorderende en belemmerde factoren?
We hebben hiervoor 143 bewoners uit een 40-tal woonzorgcentra in West- en Oost-Vlaanderen bevraagd. Kenmerken over de bewoners, hun omgeving en activiteiten werden in kaart bracht.
Alle bewoners geven aan dat ze door hun verhuis naar het woonzorgcentrum verschillende betekenisvolle activiteiten verliezen. In hun thuissituatie stipten ze gemiddeld 36 activiteiten aan. In het woonzorgcentrum ging het om slechts gemiddeld 17 verschillende activiteiten.
‘Huishoudelijke activiteiten wil men blijven doen.’
Vooral ontspannings- en huishoudelijke activiteiten die ouderen thuis deden, zoals hobby’s, boodschappen doen en zelf iets klaar maken om te eten, worden in het woonzorgcentrum niet meer uitgevoerd. Ook al lijkt dit evident aangezien net deze activiteiten vaak problematisch werden in de thuissituatie. Toch vinden bewoners het belangrijk om deze activiteiten verder uit te voeren in het woonzorgcentrum.
Uit de bevraging blijkt dat het dagelijks leven van bewoners in het woonzorgcentrum vooral bestaat uit radio en muziek luisteren, televisie kijken, de krant lezen en het maaltijdgebeuren.
Weinig uitdagingen
Bewoners zijn in het algemeen niet tevreden met de activiteiten. We spreken over een gemiddelde tevredenheid van 5,4/10. Ook over hoe ze de activiteiten uitvoeren, zijn ze ontevreden. De gemiddelde uitvoering scoort slechts 4,4/10. Bovendien vinden ze de activiteiten maar matig uitdagend met een score van 5,4/10.
Dit is jammer want ook voor hen is het belangrijk om nog uitdagingen te ervaren in het dagelijks leven.Van de Velde, D. (2015), ‘Occupatie als onderdeel van het vakjargon van de ergotherapeut: de ontwikkeling van het Comprehensief Model van Occupatie’, Jaarboek Ergotherapie 2013, Leuven, Acco.Het betekent dat bewoners aangesproken worden op hun talenten, dat hun capaciteiten niet ondergewaardeerd worden en dat men tegemoet komt aan hun persoonlijke doelen.
En omgekeerd: wanneer een bewoner uitdaging ervaart, dan betekent dit dat ook de omgeving van het woonzorgcentrum bepaalde verwachtingen heeft ten aanzien van de bewoner.
Veel hulp
Tijdens de interviews gaven de bewoners niet alleen aan dat ze belang hechtten aan autonomie en eigen regie, maar ze leren ook graag nieuwe dingen kennen. Woonzorgcentra slagen daar niet zo goed in.
‘Bewoners willen graag nieuwe dingen leren kennen.’
Slechts een vierde van de onderzoekspopulatie meldde dat ze ‘iets’ nieuws hadden leren kennen tijdens hun verblijf. Sommigen leren een computer gebruiken, ondernemen meer sociale activiteiten of beginnen te lezen.
Wanneer aan de bewoners gevraagd werd hoe zij de ondersteuning bij hun dagelijkse activiteiten ervaren, dan blijkt dat naarmate activiteiten complexer én minder essentieel worden, ze minder hulp krijgen. Volgens de bewoners wordt heel veel hulp geboden bij activiteiten zoals wassen, kleden en persoonlijke verzorging. Er is opvallend minder hulp bij ontspannings- of sociale activiteiten.
Belemmerende factoren
Welke factoren belemmeren betekenisvolle activiteiten in een woonzorgcentrum? Bewoners schrijven het verlies aan activiteiten zoals zich kunnen wassen, aankleden en verplaatsen vooral toe aan hun eigen lichamelijke beperkingen.
Het verlies aan vrijetijds- en sociale activiteiten schrijven ze vooral toe aan een onaangepaste omgeving. Daardoor hebben ze geen toegang tot bepaald materiaal of hulpmiddelen zoals luisterboeken. Bovendien geven ze aan hierbij te weinig hulp te krijgen.
‘Lichamelijke beperkingen belemmeren het actief zijn.’
Het huidige activiteitenaanbod in de woonzorgcentra speelt niet onmiddellijk in op de kwaliteit van leven van bewoners. We vonden geen verbanden tussen levenskwaliteit en de aangeboden activiteiten.
Minderheidsgroepen
Levenskwaliteit is natuurlijk een complex en veelomvattend begrip. Het laat zich niet gemakkelijk beïnvloeden. Uit internationaal onderzoek blijkt dat de levenskwaliteit enkel beter wordt wanneer activiteiten autonoom uitgevoerd kunnen worden, uit een persoonlijke keuze voortkomen of sociale interactie bieden. Het huidige aanbod in de woonzorgcentra speelt hierop te weinig in.
Bepaalde groepen bewoners, die we in ons onderzoek expliciet minderheidsgroepen noemen, zijn minder tevreden over de activiteiten in het woonzorgcentrum. Het gaat hier over mannelijke bewoners, hoger opgeleiden, bewoners met een beperkte mobiliteit en een hogere zorgafhankelijkheid en bewoners met een risico op depressie.
Zij zijn ook in het algemeen minder tevreden over de omgeving van het woonzorgcentrum en over de manier waarop hun persoonlijke behoeften of wensen worden opgevolgd.
Goede praktijken
Om bevorderende factoren van betekenisvolle activiteiten in kaart te brengen, gingen we onder meer op zoek naar goede praktijken. We vonden succesverhalen in Vlaamse woonzorgcentra waar bewoners en medewerkers samen betekenisvolle activiteiten realiseren.
‘Het is cruciaal bewoners goed te kennen.’
Uit de analyse blijkt dat het cruciaal is om de bewoners goed te kennen. Betekenisvolle activiteiten ontstaan alleen als zorgverleners niet alleen de wensen en prioriteiten, maar ook de fysieke, sociale en psychische capaciteiten van bewoners juist inschatten.
Bewoners werden in de succesverhalen altijd als experts of ervaringsdeskundigen beschouwd. Enkel bewoners zelf kunnen aangeven wat voor hen betekenisvolle activiteiten zijn én wat de betekenis van die activiteit is.
Eenvoudig maar betekenisvol
Zorgverleners kunnen enkel door te luisteren naar de bewoners ontdekken wat voor hen betekenisvolle activiteiten zijn. Wat zijn hun voorkeuren, verlangens, behoeften en passies?
Daarnaast blijkt het ook belangrijk dat bewoners activiteiten zo veel mogelijk autonoom kunnen uitvoeren en dat hulp enkel geboden wordt wanneer dit echt noodzakelijk is. Volgens zorgverleners zijn betekenisvolle activiteiten vaak eenvoudige activiteiten, die toegankelijk zijn zodat bewoners ze op eigen houtje kunnen uitvoeren.
Zorgverleners geven aan dat een huiselijk ingerichte omgeving bevorderend werkt. Wanneer in een woonzorgcentrum een thuisgevoel gecreëerd wordt, sluit dit aan op het gewone dagelijks leven en worden er meer betekenisvolle activiteiten gerealiseerd.
Gedragen visie
Aanvullend op de analyse van goede praktijken organiseerden we multidisciplinaire focusgroepen met animatoren, ergotherapeuten, zorgkundigen, verpleegkundigen en zorgcoördinatoren. In totaal werden 64 sociale professionals geïnterviewd.
Allen gaven aan ze dat het een attitude van alle zorgverleners moet zijn om aandacht te schenken aan de wensen van bewoners, ook als het gaat over betekenisvolle activiteiten.
‘De leidinggevende moet inspireren.’
Voldoende personeelsbezetting en een goede werkorganisatie kunnen bevorderend werken. Cruciaal is dat de visie van het woonzorgcentrum een persoonsgerichte aanpak centraal stelt en dat iedere werknemer deze visie draagt. Ook de rol van de leidinggevende is erg belangrijk. Hij of zij kan een inspirerend voorbeeld zijn voor medewerkers.
Veel creativiteit zonder systematiek
De verantwoordelijkheid om betekenisvolle activiteiten te organiseren, ligt bij verschillende disciplines. Het is geen unieke taak van de animatieverantwoordelijke of ergotherapeut. Als er in het team een goede communicatie is, kan de kennis over betekenisvolle activiteiten vlot gedeeld worden. De registratie en evaluatie van activiteiten moet ieder teamlid bereiken.
De focusgroepen maakten duidelijk dat er bijzonder goed gewerkt wordt in de sector. Er zijn mooie voorbeelden van betekenisvolle activiteiten. Er is veel creativiteit en zin voor innovatie. Toch wordt er vooral vanuit de buik gewerkt. Systematiek en methoden ontbreken vaak.
Op zoek naar methodiek
Onze resultaten hebben we gekoppeld aan inzichten uit onderzoeksliteratuur. Op basis hiervan ontwikkelden we een methode om het verlies van betekenisvolle activiteiten in een woonzorgcentrum tegen te gaan.
We noemen dit de ‘betekenisvolle activiteitenmethode’, afgekort BAM. Deze methode bestaat uit vier fasen waarin een actieve en participerende houding van bewoners en zorgverleners centraal staat. Het uitgangspunt in elke fase is de dialoog tussen beide. Op die manier kan een woonzorgcentrum activiteiten ontwikkelen op maat van ieder individu.
Vier fasen
In de eerste fase staat het elkaar leren kennen centraal. Via diepte-interviews wordt gepeild naar de wensen en behoeften van bewoners.
Door middel van gestandaardiseerde geriatrische meetinstrumenten worden de cognitieve, fysieke, emotionele en sociale mogelijkheden en beperkingen van de bewoners in kaart gebracht. Gewoon luisteren naar de bewoner is hierbij een essentiële basisattitude van zorgverleners.
‘De bewoner mag zelf prioriteiten formuleren.’
Na de evaluatie wordt in de tweede fase tijd genomen om de bewoner zelf doelstellingen en prioriteiten te laten formuleren. Iedere doelstelling moet relevant zijn en beoogt de participatie van de bewoner aan het dagelijks leven in het woonzorgcentrum te vergroten.
In deze fase worden bewoners ondersteund door zorgverleners die getraind worden om therapeutische en coachende technieken aan te wenden bij het formuleren van doelstellingen.
Actie
Deze doelstellingen worden in fase drie vertaald in concrete acties en interventies. Die kunnen gericht zijn op de optimalisatie van de functionele mogelijkheden van bewoners door bijvoorbeeld vaardigheidstraining te voorzien. Er kunnen hulpmiddelen aangeboden worden of aanpassingen gebeuren in de fysieke omgeving om het functioneren van de bewoner te verbeteren.
In deze fase is een creatieve en innovatieve attitude van de zorgverlener voorwaardelijk om de realisatie van de betekenisvolle activiteiten te doen slagen. Deze attitude kan ook aangewakkerd worden door middel van opleiding in de betekenisvolle activiteitenmethode.
In de laatste fase van deze methode is er ruimte voor evaluatie van de verschillende stappen en de realisatie van de betekenisvolle activiteiten.
Pilootstudie
In een pilootstudie werd nagegaan of deze methode succesvol kan toegepast worden in een woonzorgcentrum. Het Woonzorgcentrum Leiehome in Drongen fungeerde als proeftuin. 24 bewoners werden benaderd volgens het protocol van de betekenisvolle activiteitenmethode.
‘Wensen van bewoners werden beter opgepikt.’
Uit een kwalitatieve evaluatie bleek dat de wensen en behoeften van bewoners beter opgepikt werden door het gebruik van de diepte-interviews en gestandaardiseerde evaluatiemethoden. Bewoners slaagden er beter in om hun noden uit te drukken. Ze namen meer initiatief en durfden meer vragen te stellen aan zorgverleners over activiteiten.
Bovendien gaven ze aan dat ze meer uit zichzelf activiteiten gingen ondernemen, zowel alleen als met andere bewoners. De sociale contacten werden aangewakkerd.
De zorgverleners gaven aan dat ze de door de methode toe te passen een grotere jobtevredenheid ervoeren doordat ze aangezet werden meer tijd te maken voor de bewoner.
Bemoedigend
In de pilootstudie werd ook een pre- en postmeting uitgevoerd. Die bevestigde de resultaten van de kwalitatieve evaluatie. Er werd aangetoond dat het aantal betekenisvolle activiteiten en de kwaliteit ervan significant toenamen. Ook het aantal sociale contacten van bewoners bleek significant te stijgen. De bewoners waren meer tevreden over de animatie en hun participatie, wat resulteerde in een hogere tevredenheid over de omgeving.
Uiteraard is dit maar een pilootstudie, zonder vergelijkende controlegroep. Toch zijn de resultaten bemoedigend. Er kan wel degelijk iets gebeuren om de tevredenheid te vergroten.
De betekenisvolle activiteitenmethode wordt nu verder verfijnd. Er worden hulpmiddelen ontwikkeld om de medewerkers bij het gebruik van de methodiek te ondersteunen. Daarna wordt de betekenisvolle activiteitenmethode in een gerandomiseerde studie in verschillende woonzorgcentra getest. Indien deze studie tot positieve resultaten leidt, kan de activiteitenmethode verder geïmplementeerd worden in de zorg voor bewoners van woonzorgcentra.
Net op tijd
De resultaten van dit onderzoek komen net op tijd. De financiering van de woonzorgcentra staat immers onder druk. Bovendien zijn de resultaten heel conform met de resultaten van het onderzoek dat het Agentschap Zorg en Gezondheid van de Vlaamse overheid liet uitvoeren. Ook hieruit bleek dat er nog werk aan de winkel is op vlak van activiteiten en participatie.
‘Bewoners willen zelf hun mening geven.’
In ons onderzoek werd niet alleen gepeild naar kwantitatieve scores over zorgaspecten. We vroegen ook wat bewoners zelf zien als kwaliteit van zorg en hoe ze zelf goede zorg invullen.
Ons onderzoek toont aan dat bewoners van woonzorgcentra wel degelijk hun mening kunnen en willen geven. En dat het belangrijk is om met hun mening rekening te houden. Sommige aspecten van een goede werking, die de medewerkers vanzelfsprekend vonden, waren dat niet voor de bewoners. Echte zorg op maat houdt daar rekening mee.
Reacties [5]
Wat is je eerste gevoel na dit artikel te hebben gelezen?
Mijn vriend is in een wzc sinds 5 oktober 2021,en is niet tevreden over de verzorging. Meer dan 2 maanden heeft hij s nachts in de urine gelegen , de stank was niet te harden bij het betreden van de kamer . Het was zo erg dat ikzelf het bed met zeep heb gekuist om de urinereuk weg te krijgen . Herhaaldelijk heb ik gevraagd om hem 2 maal per nacht aan het urinaal te leggen dit hebben ze dan uiteindelijk vanaf eind december gedaan en had mijn vriend eindelijk rustige nachten, nu hebben ze dit terug afgeschaft omdat hij te weinig urineerde in de fles . Dit maakt dat hij terug onrustig wordt,uit angst om weer drijfnat te liggen. Hij is links verlamt tengevolge van een cva en kan zich dus zelf niet meer verzorgen en hangt volledig van hen af .
Het is echt schrijnend ,wat kan men hier aan doen ?
Greta, je kan altijd naar de Woonzorglijn bellen. De Woonzorglijn geeft informatie en advies en behandelt klachten over residentiële ouderenzorgvoorzieningen. Bewoners van deze voorzieningen, thuiswonende ouderen, hun familie, vrienden of kennissen en ook het personeel kunnen bij de Woonzorglijn terecht. U kan de Woonzorglijn bereiken via telefoon (elke werkdag van 9 tot 12 uur) of e-mail: https://www.vlaanderen.be/organisaties/administratieve-diensten-van-de-vlaamse-overheid/beleidsdomein-welzijn-volksgezondheid-en-gezin/agentschap-zorg-en-gezondheid/afdeling-woonzorg/woonzorglijn
Dit thema is zeer actueel. Uw het onderzoek blijkt dat er inderdaad nog veel werk is. Robert Geeraert en Rudy De Belie zijn vele jaren werkzaam geweest als directeur van een WZC, als beleidsmedewerker, als lesgever.
Nu gepensioneerd en organiseren kleinschalige events over thema’s die actueel zijn. Animatie is zo een thema.
Kunnen we hierover elkaar zien?
http://www.DeBeCo/Aranth.info 0475 561 721 Rudy De Belie
Animatie is zo een theam.
Kunnen we
Wat betreft die autonomie zou ik toch willen wijzen op het feit dat de Vlaamse decreten dit proberen te remediëren. Bij de orthopedagogiek speelt dit ook en daar evolueert men van het standpunt expert-object naar een minder hiërarchische relatie met de client als ervaringsdeskundige en een betere dialoog. De naamswijziging van POS en MOF naar VOS bij de overheid en de inzichten van Karel Ter Horst en Jan Dirk van der Ploeg droegen hier aan bij. Het gaat hier wel om jongeren maar lees gerust http://www.jandirkvanderploeg.nl/artikelen.htm
Ik moet zeggen dat ik in Antwerpse woonzorgcentra en het zorgbedrijf toch een positieve ontwikkeling zie. Natuurlijk moeten de bewoners zich ook kunnen identificeren met de zorgverleners en ik vrees dat daar bij het personeelsbeleid minder rekening mee gehouden wordt dan met de diversiteit.
Participatie vereist motivatie en dat blijft even moeilijk bij alle leeftijden.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies