Keynote
De Nederlandse onderzoeker Marcel Spierts schreef vorig jaar een interessant essay over ‘democratisch sociaal werk’. Het was de aanleiding om hem in Vlaanderen te vragen als spreker op de sociaalwerkconferentie. Sociaal.Net confronteerde Spierts met twee Vlaamse stemmen.
An Buelens is sociaal werker in de sociale economie, ze doet aan arbeidsbegeleiding van werkzoekenden. An is ook actief lid van het Sociaal Werk Actienetwerk (SWAN) en stond vorig jaar mee op de barricaden tegen de vermarkting in Antwerpen.
Peter Raeymaeckers is docent aan de masteropleiding sociaal werk van de Universiteit Antwerpen. Hij is één van de promotoren van de sociaalwerkconferentie. Peter leidt aan de universiteit verschillende onderzoeksprojecten over de organisatie en evaluatie van sociaalwerkpraktijken, armoede en sociale uitsluiting.
Democratisch sociaal werk. Wat betekent dat?
Marcel: Sociaal werk is een democratische praktijk. Als je empirisch kijkt naar wat sociaal werkers doen, dan zie je ze dag in dag uit werken op basis van gelijkwaardigheid. Ze brengen mensen van verschillende achtergronden bij elkaar. Ze laten mensen tot hun recht komen. Dat is de duurzame kern van sociaal werk. Anno 2018 is daar veel nood aan. Alleen hebben beleidsmakers de neiging om te breken met het verleden. Ze roepen het beeld op van de paternalistische sociaal werker die het initiatief bij mensen uit handen neemt.
‘Sociaal werkers moeten de kern van hun werk naar voor halen.’
Dat beeld klopt niet.
Marcel: Ik ben geïnspireerd door Albert Dzur een Amerikaanse politicoloog. Hij deed onderzoek naar artsen, rechters en journalisten. Dat waren klassieke professies. Iedereen kent het beeld van de dokter of rechter die expert is, die alles weet. Vandaag werkt dat niet meer. Ook dokters en rechters moeten vandaag anders communiceren met mensen. Sociaal werkers hebben hier een voorspong. Zij zijn het gewend om te werken als democratische professionals. Mijn pleidooi betekent dus niet dat sociaal werkers iets anders moeten doen, integendeel. Ik wil dat sociaal werkers het democratische karakter van hun werk meer naar voor halen. In hun praktijk nemen ze dagelijks collectieve besluiten over publieke kwesties.
Maak het eens concreter.
Marcel: Enkele jaren geleden liep het in de Amsterdamse Diamantbuurt volkomen fout tussen een Nederlands echtpaar en een aantal jongens met Marokkaanse roots. Het koppel werd weggepest. Nederland stond op zijn kop. In zulke situaties, vol met conflictstof, belangen en machtsrelaties kan sociaal werk het verschil maken. Het jeugdwerk in de Diamantbuurt heeft dat opgepakt en uiteindelijk het tij kunnen keren. Zij organiseerden onder meer debattrainingen. Jongeren leerden feiten en meningen uit elkaar halen. Het belang van emoties bij gesprekken tussen mensen werd hen duidelijk. Het klinkt basic maar dat is het niet. Voor de herinrichting van een buurtplein moesten de jongeren onderhandelen met de gemeente. Om een idee te realiseren moet je praten en onderhandelen. Ook dat was nieuw voor die jongeren. Het zijn democratische vaardigheden waarvan die Marokkaanse jongeren aangaven dat ze er hun voordeel mee deden op andere plaatsen, zoals op school of tijdens hun vakantiejob bij Albert Heijn.
Peter: Het concept van de democratische praktijk dat Marcel benadrukt, is een interessante manier om naar het sociaal werk te kijken. We moeten echter herhalen dat machtsverhoudingen de gelijkwaardige dialoog soms verstoren. Ik deed onlangs een focusgroep met opbouwwerkers. Ze zijn actief in superdiverse buurten waar bewoners het bijna nooit eens zijn over het gebruik van openbare ruimte of over ogenschijnlijk triviale dingen als het eten in het buurtcentrum. We vertrokken toen vanuit het idee dat opbouwwerk een praktijk is die werkt met verschillen tussen mensen zonder te zoeken naar een consensus. Als je zoekt naar een consensus dan is de kans immers groot dat sommige hun stem harder kunnen doordrukken, wat ten koste gaat van de stem van de zwakkere.
‘Zoeken naar consensus gaat ten koste van de zwakkere.’
Meningen kunnen naast elkaar bestaan.
Peter: Werken vanuit de idee dat verschillende meningen en perspectieven perfect naast elkaar kunnen bestaan, geeft een openheid om verschillen aan bod te laten komen. Je laat iedereen in zijn anders zijn. Als sociaal werker moet je wel de dialoog in stand houden over deze verschillen en waarom ze bestaan. Het volhouden van deze dialogische praktijk is een belangrijke democratische opdracht van het sociaal werk. Er zijn geen andere professies dan sociaal werkers die deze knowhow hebben. Op die manier lossen sociaal werkers heel wat problemen op, met respect voor democratische principes.
Brengen sociaal werkers die meerwaarde voldoende in beeld?
An: Als sociaal werker moet je voldoende tijd en ruimte krijgen om die meerwaarde te realiseren. Dit is vaak een pijnpunt. We moeten steeds meer mensen begeleiden voor steeds minder geld. Dan is het een stevige uitdaging om tot de kern van ons werk te komen, aangezien we door de subsidiegever enkel beoordeeld worden op cijfers, niet op kwaliteit of inhoud.
‘Sociaal werkers kruipen te snel in een slachtofferrol.’
Marcel: Dat ben ik met je eens, je hebt minimale voorwaarden nodig om kwalitatief goed werk te leveren. Maar ik merk dat sociaal werkers het soms als een excuus gebruiken en te snel in een slachtofferrol kruipen. Sociaal werkers kunnen die ruimte zelf innemen. Uit onderzoek blijkt dat ze dat ook doen. Binnen hun opdracht schuren langs registraties, procedures en richtlijnen. Het gaat erom dat je in je interactie met mensen democratisch bezig bent. Daarnaast is het belangrijk dat je gaat bekijken welke andere factoren invloed hebben op wat er in de wijk of in een situatie gebeurt. Hoe gaan we tekortkomingen aankaarten? Ook dat is democratisch sociaal werk.
Wie moet die kern van het sociaal werk aan de buitenwereld tonen?
Marcel: Je kan hiervoor niet één partij aanduiden. De overheid, werkgevers en beroepsorganisaties kunnen dit oppakken. Maar ik kijk toch vooral naar sociaal werkers zelf. Sinds de Tweede Wereldoorlog wordt er aan professionalisering gewerkt. Sociaal werkers waren nooit de eigenaars van dit proces. Dat moet veranderen. Sociaal werkers moeten het voortouw nemen. In Nederland zijn er goede voorbeelden. ‘Dit is het sociaal werk’ is een site waar sociale professionals vertellen over hun werk. En ken je Krachtproef? Dat is een driedaags festival van en voor opbouwwerkers. Een aanrader. Het is een manier om van onderuit aan vakontwikkeling te doen. En in Den Bosch hebben sociaal werkers, na enig getouwtrek met hun bazen, tijd en middelen gekregen om hun eigen programma te ontwikkelen. In zekere zin is dat ook niet zo gek, want het is in ieders belang.
‘De overheid moet de marktmeester zijn.’
Het voorbereidingstraject van de sociaalwerkconferentie vertrok ook uitdrukkelijk van praktijkwerkers.
Peter: Dat is logisch. We zijn vertrokken vanuit de stem van praktijkwerkers. We toetsten hun visie bij werkgevers, steunpunten, middenveld en gebruikersverenigingen. Je ziet dan een gemeenschappelijke stam naar boven komen. Dat sociaal werkers rechtvaardigheid moeten realiseren, wordt door iedereen gedeeld. Dat is de kern van het beroep. Maar hoe doe je dat in de maatschappelijke context van vandaag? Kijk naar vermarkting. Onderzoek toont dat bepaalde marktprincipes haaks staan op de finaliteit van het sociaal werk. Een van de vraagstukken zal zijn hoe we goede praktijken kunnen realiseren binnen de context van vermarkting, met voldoende aandacht voor een kritische houding.
Vermarkting is in Nederland al langer een issue.
Marcel: Bij arbeidsbemiddeling, inburgering en thuiszorg liep dat helemaal fout. Bij de thuiszorg stelde de overheid geen bijkomende kwaliteitseisen op. De goedkoopste aanbieder kreeg de opdracht. Dat is om problemen vragen. De overheid moet de marktmeester zijn. Maar ik ben niet per definitie tegen meer markt. Marktwerking kan leiden tot meer innovatie. Je ziet dat kleine sociale ondernemers soms een niche vinden, daarin vernieuwend zijn en ook omzet genereren. Daarvan kunnen grote organisaties wel iets leren.
In Antwerpen stonden sociaal werkers op de barricaden tegen vermarkting. Voer je actie of probeer je toch te praten met het stadsbestuur?
Marcel: In Rotterdam had het sociaal werk in eerste instantie geen antwoord op het rechtse stadsbestuur. Sociaal werkers verdiepten zich nauwelijks in de ideeën van politici. Maar zodra je als opbouwwerk of jeugdwerk met hen in gesprek gaat, dan hebben zij wel degelijk oog voor oplossingen die jij aandraagt. Dat is in ieder geval mijn ervaring.
An: In Antwerpen vertrekt het stadsbestuur vanuit een individueel schuldmodel. Mensen zijn verantwoordelijk voor de situatie waarin ze zich bevinden. Die visie staat haaks op waar we als sociaal werkers voor staan. Dan is samenwerking toch moeilijk? De ongelijkheid en armoede groeien. Grondrechten staan onder druk. Dan kan je als sociaal werker niet anders dan ageren.
‘Dankzij Bart De Wever heb je opnieuw kritische stemmen.’
Peter: Je ziet twee strategieën ontstaan. Je hebt de offensieve strategie van SWAN. Zij bundelen de kritische kracht, zetten zich op de barricaden en trekken de kaart van het radicaal sociaal werk. Dat is een belangrijke en zichtbare strategie. Daarnaast is ook een meer constructieve en dialogische beleidspraktijk nodig. Blijf in dialoog met beleidsmakers. Probeer de begrippen die zij graag hanteren, effectiviteit bijvoorbeeld, open te trekken om de eigen goede werkpraktijk te tonen.
Marcel: Mag ik het omkeren? Sociaal werk zit weer in het oog van de orkaan. Om het boud te zeggen: dankzij Bart De Wever heb je in Vlaanderen nu kritische stemmen zoals SWAN. Het maakt iets los. Het is goed dat er weer debat is. Het sociaal werk moet uitkijken naar bondgenoten. Het roept nieuw strategisch bewustzijn op. Dat is toch mooi?
Heeft sociaal werk dat vijandbeeld nodig? Kan je niet beter vanuit je kracht je identiteit bepalen?
Peter: Die kritische stem is een inherent onderdeel van sociaal werk. Het concept van democratisch sociaal werk is een voorzet om dat in de praktijk toe te passen. Kritisch wil immers niet zeggen dat men steeds tegen schenen schopt. Kritisch wil zeggen dat men het debat met beleidsmakers aangaat en tegelijk ook plaats voorziet voor de minst luide stemmen, die van mensen waarmee je werkt.
Marcel: Beleidsmakers vragen zich af wat het sociaal werk bijdraagt aan het oplossen van complexe maatschappelijke problemen. Onzin natuurlijk. Sociaal werk kan die ingewikkelde vraagstukken niet alleen oplossen, ze kan wel een bijdrage leveren. De deskundigheid zit erin om anderen te betrekken bij de oplossing, niet in het minst door burgers een stem te geven.
‘Sociaal werkers zijn de stille krachten achter de verzorgingsstaat.’
An: Een wijzigende maatschappelijke context zet sociaal werk aan om te innoveren. Het beeld dat sociaal werkers zijn vastgeroest, klopt dus niet. Vanuit verhalen van mensen, vernieuwt sociaal werk zich elke dag. Zo hebben wij, samen met mensen in armoede en onderzoeksgroep OASES, samengewerkt in het project ‘Generalistisch Werkt’. Heel wat ogen zijn toen opengegaan. We hebben onze manier van werken aangepast aan de noden van de doelgroep.
Marcel: Sociaal werkers zijn de stille krachten achter de verzorgingsstaat. Het was niet voor niets de titel van mijn proefschrift. Sociaal werkers leverden doorheen de geschiedenis belangrijk werk af. Bibliotheken, kinderopvang, projecten voor werklozen, poppodia en inburgeringstrajecten zijn ontstaan vanuit het sociaal werk. Maar wie weet dat nog? Sociaal werkers werken op de achtergrond. Het zijn stille krachten die te weinig hun stem verheffen.Van den Eeckhaut, G. (2015), ‘Sociaal-cultureel werk. Een beroep met een eigen logica’, Sociaal.Net, 15 februari 2015.
Hoog tijd dus om een beroepsvereniging op te starten?
Marcel: Sociaal werkers hebben nog steeds veel handelingsruimte om te doen wat ze denken te moeten doen. Ze hebben alleen geen zeggenschap over de maatschappelijke agenda. Die wordt door anderen bepaald. Een beroepsorganisatie kan hier een drijvende kracht zijn. Maar het sociaal werk heeft geen traditie om zich als beroepsgroep te organiseren. De enorme variatie van sociaal werk is daarbij een zwakte. Wat is de gemeenschappelijke kern van sociaal werk? Als we die kern kunnen benoemen, kunnen sociaal werkers gemakkelijker bij elkaar komen om zich gemeenschappelijk te profileren.
Is een diploma een voorwaarde om een goed sociaal werker te zijn?
Marcel: Professor Koen Hermans profileert sociaal werkers als de experts van het dagelijks leven. Als je dit zo poneert, is het moeilijk om sociaal werk als professie exclusief te maken. Zijn enkel gediplomeerde sociaal werkers experts van het dagelijks leven? Ik denk het niet. Waarom zou je niet verschillende aanlooproutes naar het beroep kunnen hebben? In plaats van een exclusieve, verplichtende professionalisering, pleit ik meer voor een verbindende professionalisering. Dan ligt de nadruk meer op interactie en co-productie met burgers en stel je je bijvoorbeeld open voor ervaringswerkers. Maar opleidingen blijven vanzelfsprekend belangrijk, ook om de maatstaf te bewaken voor wat je als sociaal werker moet kennen en kunnen. Mensen die via een andere route komen, zijn daar ook aan gehouden, willen ze het vak op een goede manier kunnen uitoefenen. Dat lijkt me logisch.
‘Sociaal werkers moeten zich niet afschermen.’
Peter: Het feit dat sociaal werkers het moeilijk hebben om hun kennis te borgen, kan je als een zwakke flank zien. Maar bekijk je sociaal werk als dialoogberoep, dan wordt die zwakte net een sterkte. Voor mij gaat het niet over het afschermen van een beroepstitel. Wel over hoe je een maatschappelijke opdracht zo goed mogelijk kan verrichten en wie of wat je daarvoor nodig hebt. De kracht van sociaal werk is het realiseren van rechtvaardigheid binnen zeer specifieke contexten, samen met en voor kwetsbare burgers. Ze doen dat in de buurt, op scholen of in een zorgcontext. Die brede en generalistische kijk is een troef. De meerwaarde van sociaalwerkpraktijken in kaart brengen is een uitdaging. Maar je doet dat zeker niet door ze enkel te verbinden met enge outputindicatoren.
Marcel: Ken je de paradox van integratie-segregatie? Sociaal werkers moeten zich niet afschermen zoals klassieke professies deden. Dat werkt niet. Maar zonder die segregatie heb je wel het probleem dat je vluchtiger bent. Er is daarom een motor nodig die blijft nadenken over het specifieke van sociaal werk. Je moet het vak dus niet alleen openstellen voor anderen, maar tegelijk verder ontwikkelen.
Is deze discussie ook relevant voor de werkpraktijk?
Peter: Je ziet die paradox ook in settings waar sociaal werkers samenwerken met andere professionals. Bij het begin van de samenwerking zie je een tendens naar segregatie. Ieder schermt de eigen expertise af. Maar naarmate het team groeit en verder investeert in kennisuitwisseling worden die grenzen troebel. Dat toont ons onderzoek naar gezinscoaches in Antwerpen aan. Sociaal werkers gaan kennis doorgeven aan verpleegkundigen en omgekeerd. Je ziet dan verpleegkundigen bijleren over hoe ze outreachend kunnen werken. Op die manier ga je verstandig om met grenzen. Echte samenwerking ontstaat niet aan de vergadertafel, wel op de werkvloer rond reële cliëntsituaties.
‘Echte samenwerking ontstaat niet aan de vergadertafel.’
An: De job van een jobcoach staat open voor verschillende diploma’s of ervaringen. Wel stel ik vast dat ik als sociaal werker de job anders invul dan mijn collega met een diploma ergotherapie. Maar dat is geen probleem. Op de werkvloer werkt die uitwisseling van verschillen heel verrijkend.
Sociaal werkers situeren de essentie van hun job in het creëren van een vertrouwensrelatie met de cliënt. Er moet een klik zijn.
An: Om dat helemaal helder te krijgen, moet je ook met de doelgroep praten. Vraag aan mensen die in armoede leven hoe en wanneer ze vertrouwen krijgen in een sociaal werker. Waar hij het verschil maakt? Velen antwoorden dat een concrete stap, iets gerealiseerd hebben, het verschil maakt. Meegaan naar de kinderopvang, een abonnement van De Lijn in orde maken. Het zijn belangrijke stappen.
Peter: Sociaal werk is meer dan een communicatief beroep. Even belangrijk als het winnen van vertrouwen is de onvoorwaardelijke realisatie van rechtvaardigheid. Of er een klik is of niet, maakt dan geen verschil. We onderzoeken momenteel, in het kader van het Geïntegreerd Breed Onthaal, de functie van een rechten-maatschappelijk werker. Die sociaal werker gaat proactief aan de slag om samen met de cliënt rechten waar te maken. Het gaat dan bijvoorbeeld over korting voor openbaar vervoer. Door die eerste stappen te zetten, zie je dat dialoog mogelijk wordt en er andere problemen opduiken. Die kunnen dan via andere kanalen aangepakt worden. Wil dit zeggen dat de relatie tussen sociaal werker en cliënt niet meer belangrijk is? Integendeel, een positieve hulpverleningsrelatie met aandacht voor transparantie, maatzorg en participatie blijft essentieel.
‘Sociaal werk is meer dan een communicatief beroep.’
Sociaal werk is dus duidelijk meer dan vertrouwen opbouwen. Waar maken sociaal werkers het verschil?
Marcel: De idee leeft dat de verzorgingsstaat onder druk staat omdat het geld bij profiteurs zou terechtkomen. Dat aanvoelen doorbreken, is niet alleen een taak van sociaal werk. Maar ze heeft er wel een belangrijke rol in. Het sociaal werk moet de resultaten van de verzorgingsstaat verdedigen, zoals minder armoede, grotere leefbaarheid van steden, kleinere gezondheidsverschillen.
Peter: Het sociaal werk moet de belangrijkste verdediger van de welvaartsstaat zijn. Sociaal werkers kunnen als enige professie de link leggen tussen micro-, meso- en macroniveau. Sociaal werk is zeer sterk om alledaagse problemen van mensen te verbinden aan het macroniveau. Die troef moeten we uitspelen.
Maar wat doe je als men niet wil luisteren? Armoede is een mooi voorbeeld. Al die jaarboeken en studies brengen weinig zoden aan de dijk.
Marcel: Is het zo dat er niet geluisterd wordt? In de jaren negentig hebben de paarse kabinetten in Nederland sterk ingezet op sociale activering. Zij hadden als motto: werk, werk, werk. De ervaring van activering namen ze over van het sociaal werk. Op dat moment krijg je een transformatie. Sociale diensten boden massaal activeringstrajecten aan. Natuurlijk werden daar strakke grenzen bepaald van wie in zo’n traject mocht en waartoe dat allemaal moest leiden. De sociaal werkers trokken die grenzen succesvol op, in onderhandeling met beleidsmakers en politici. Daardoor konden mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt toch vrijwilligerswerk verrichten binnen die trajecten. Dat was oorspronkelijk verboden. Dat is toch een duidelijk teken van invloed.
‘Ik stel structuren kritisch in vraag.’
Peter: Praat je met frontliniewerkers, dan sta je vaak versteld over hoeveel structurele verandering ze realiseren binnen de woningmaatschappij, sportclubs, omringende ziekenhuizen, buurt of gemeente. Maar je moet het samen met hen zichtbaar maken. Ze moeten taal hebben om het zo te benoemen. Pas dan kan je die expertise delen met anderen. Door gebrek aan taal, blijft dat nog te vaak verborgen. Taal geven aan sociaal werkers om hun werkpraktijk beter te begrijpen en te verwoorden is trouwens een belangrijke opdracht voor het sociaalwerkonderzoek. Ik sta er steeds versteld van hoeveel mensen we aantrekken voor de presentatie van ons jaarboek armoede en sociale uitsluiting. Dit toont aan dat er een grote nood is aan dialoog tussen praktijk en onderzoek. Onderzoekers weten het zeker niet altijd beter, maar bieden wel inspiratie voor debat.
An: Ik stel als sociaal werker structuren kritisch in vraag, signaleer tekorten en denk mee na over alternatieven. Die kerntaak trek ik door naar mijn engagement bij SWAN. Naast acties en barricadenwerk gaat SWAN ook in gesprek met sociaal werkers, studenten, organisaties en beleid. SWAN werkt aan een visie op sociaal werk.
Toch zet niet elke sociaal werker zijn schouders mee onder SWAN?
An: Ik zie toch veel verontwaardiging. In Antwerpen was er een jaar lang protest van cliënten, sociaal werkers, studenten, academici en vakbonden tegen de vermarkting. Dat is toch vrij uniek in de recente historiek van het sociaal werk. Maar ik geef toe. Sociaal werkers zijn een onderdeel van de samenleving. Niet elke sociaal werker voelt zich geroepen om te protesteren. Er is een stevige portie gelatenheid in onze samenleving, dus ook in het sociaal werk.
Als je dan op zoek gaat naar de identiteit van sociaal werk, hoe ga je dat dan doen vanuit deze verscheidenheid aan meningen en waarden?
An: Daarvoor kijk ik toch wel uit naar de sociaalwerkconferentie. Daar moeten sociaal werkers de kern van hun stiel bepalen en uitwerken. Het grondrechtenperspectief is daarin ongetwijfeld heel belangrijk. Als je dit als sociaal werker niet kan onderschrijven, zet je je volgens mij buitenspel.
Peter: We mogen niet de fout maken om het sociaal werk te verengen tot praktijkwerkers. Het gaat ook over de organisaties waarin ze werken en de verschillende niveaus waarop beleid gemaakt wordt. Heb je het over sociaal werkers die blindelings uitvoeren wat de overheid vraagt, dan roept dat vooral vragen op naar de organisatie waarin ze werken en het beleid dat hen aanstuurt. Goede sociaalwerkorganisaties verengen hun medewerkers niet tot uitvoerende krachten. Ze dragen er zorg voor dat zij de grondrechten van mensen realiseren in plaats van ze in te perken.
‘Goede organisaties verengen medewerkers niet tot uitvoerders.’
An: Helemaal akkoord. Werk maar eens bij een OCMW waar je weinig handelingsruimte hebt en taken moet uitvoeren waarvan je weet dat ze niet stroken met de kernwaarden van sociaal werk. Antwerpen piekt op dat vlak. Ik veronderstel dat dit niet bij elk OCMW zo is. Hoe breng je verandering binnen zo’n rigide en hiërarchische structuur waar kritische meningen niet worden geduld? Stamp je tegen schenen, dan dreigt men met ontslag.
Peter: Om goed sociaal werk te doen, heb je de juiste randvoorwaarden nodig, de nodige netwerken, een ondersteunende organisatie, faciliterend beleid. Die context mag je niet wegcijferen. Anders lopen we het risico dat terreinwerkers de schuld krijgen van het gebrek aan ruimte om hun job goed te doen. Dat klopt niet.
Reacties [1]
“Zoeken naar consensus gaat ten koste van de zwakkere.”
Ik werk als financieel administratief begeleider binnen jeugdzorg en van opleiding bachelor in de orthopedagogie en zelfstandig bemiddelaar( ik zie de meerwaarde van deze laatste). Dialoog blijft het belangrijkste maar ook durven verschillen zichtbaar maken, benoemen, erkennen en er laten zijn. Zoeken naar een consensus hoeft niet te koste te gaan van de zwakkere, als je ook hen een stem geeft is een consensus mogelijk, die te goede komt van iedereen (werken naar een oplossingen waar iedereen iets bij te winnen heeft). Soms is het wat zoeken naar de behoeften en belangen van een ieder … maar als er bereidwilligheid is is er veel mogelijk! Iedereen rond de tafel en een moderator (in mijn geval als bemiddelaar) die het proces begeleid en iedereen een stem geeft 😉.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies