Veerkracht
De auteurs gaan uit van de veerkracht in elk kind, “ondanks risicovolle of bedreigende omstandigheden”. Professionals in de jeugdhulp moeten zich volgens hen niet richten op het verminderen van de pathologie, maar op het aanpakken van de ontwikkelingsvaardigheden van kinderen. Een veilig verzorgingssysteem is de kern en moet het kind in staat stellen om een positieve toekomst op te bouwen.
‘Een veilig verzorgingssysteem is de kern.’
Het behandelkader gaat uit van een drieledig model om gedrag van kinderen te begrijpen als een menselijke reactie op gevaar. Dit wordt samengevat in het letterwoord ARC, wat staat voor Attachment, Self-Regulation en Competency. Of: hechting, zelfregulatie en competentie.
Eerst wordt ingezoomd op stress en herhaalde en complexe trauma’s bij kinderen en jongeren. Wat is het effect op hun ontwikkeling? Vanwaar komt hun opmerkelijke veerkracht? Daarna volgen drie grote theoretische delen, waarin de tien bouwstenen of interventiedoelen van het behandelkader aan bod komen. Dit eerste deel telt 278 bladzijden. Het wordt in een volgend deel aangevuld met meer dan 120 bladzijden interessant en gevarieerd werkmateriaal: checklists, educatief materiaal voor verzorgers, werkbladen, hand-outs en formulieren.
Interventiedoelen
Rond hechting gaat het om de manier waarop de verzorger, ouder, leerkracht of begeleider met zijn affect omgaat. De afstemming van verzorgers op de signalen van kinderen, consequent reageren en het gebruik van routines en rituelen rond bijvoorbeeld bedtijd.
Inzake zelfregulatie werkt men aan het herkennen van affect bij kinderen. Men wil hen leren ‘gevoelensdetective’ te worden. Men werkt rond regulatie van fysiologische en emotionele ervaringen of strategieën gericht op de energie van de emotie bij kinderen. Tenslotte zoekt men hoe kinderen effectief en veilig emoties kunnen delen.
‘Kinderen worden gevoelensdetective.’
Verder werkt men aan het versterken van executieve vaardigheden zodat kinderen bij probleemoplossende stappen zeggenschap ontwikkelen als ze iets proberen of kiezen. Het tiende ‘integratief’ interventiedoel is het integreren van de trauma-ervaring. Dit is het uiteindelijke doel van dit ARC-kader.
De auteurs benaderen de ontwikkeling dynamisch. Ze spreken in termen van risico- en beschermingsfactoren. Neurale plasticiteit, of het vermogen van het brein om te veranderen, is een kernbegrip voor het begrijpen van menselijke ontwikkeling. Ze labelen niet vanuit stoornissen maar spreken van ontwikkelingstekorten en competenties. Daarbij willen ze ouders ondersteunen in het bieden van een veilig omgeving. Dit alles sluit dicht aan bij de hedendaagse visie in de Vlaamse jeugdhulp.
Afstemming
We kunnen hier niet alle tien de interventiedoelen bespreken. Daarom pikken we er een uit. Afstemming is de vaardigheid van verzorgers om de signalen van kinderen goed op te pikken en er op de juiste manier op te reageren. Hulpverleners en therapeuten helpen ouders en professionals om te begrijpen wat hun kinderen doen, nodig hebben en voelen, én om daar met begrip en empathie op te reageren.
‘We leren in het gedrag de veerkracht zien.’
Of het nu in de leefgroep is, thuis of in de klas, het gedrag van getraumatiseerde kinderen komt vaak bizar en onredelijk over en zet je wel eens met de rug tegen de muur. Afstemming is een vorm van coaching om in dat gedrag de veerkracht te zien en daar met een professionele houding op te reageren.
Toepassing
Het boek besteedt aandacht aan de verschillende onderdelen van een ARC-interventie: de sleutelbegrippen, de gereedschapskist voor therapeuten, aandachtspunten voor de verzorgers bij de verschillende ontwikkelingsstadia. Aan de toepassing in diverse omgevingen, valkuilen bij de therapie en culturele aandachtspunten. Per interventiedoel krijgt de zorgverlener suggesties voor kritisch waarnemen, richtlijnen, oefeningen en vragen.
In het praktische deel is concreet werkmateriaal opgenomen voor hulpverleners en verzorgers, voor groepsactiviteiten, educatie en gezinsvervangende systemen. Wie dit wil gebruiken, moet elk onderdeel eerst goed doornemen.
Je kan altijd nog wat
Het valt me in ons dagcentrum uit de Bijzondere Jeugdzorg op dat begeleiders in de aanpak van moeilijk gedrag op het eerste zicht soms met de rug tegen de muur staan. Hoe dit aan te pakken? Professioneel handelen gaat ervan uit dat je altijd nog wat kan. Door anders te kijken, door te speuren naar de triggers van de stress bij kinderen, door na te gaan wat het gedrag met jezelf doet, door te zoeken naar afstemming met het kind. Bij elk van deze aspecten is er een bouwsteen in dit boek waardoor een realistische aanpak mogelijk wordt.
‘Bouwstenen voor een realistische aanpak.’
Ben je supervisor of heb je een bijzondere functie binnen een team, ben je coach of mentor? Met dit boek kan je je team op sleeptouw nemen om uit de impasses te geraken en ontmoediging te voorkomen. Zo kan elk kind, ook het ‘moeilijkste’, groeien. Als directeur gebruik ik de vele handvaten van dit boek om het team van het dagcentrum impulsen te geven.
Ambitie
Het boek heeft de ambitie interventieprincipes en praktische werkinstrumenten aan te bieden die in elk dienstverlenend systeem bruikbaar zijn: ambulant, therapeutisch, gezinsvervangend, gesloten jeugdzorg, tehuizen voor daklozen, thuis of in scholen. Naar mijn gevoel kan het ‘handboek’ deze ambitie waarmaken. Alleen moet het nu nog echt gebruikt worden als ‘werkboek’.
Het is een knap werkstuk. Ik kan het alleen aanbevelen voor iedereen die kinderen die in verontrusting leven begeleiden of behandelen.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies