Integrale jeugdhulp
Integrale jeugdhulp probeert alles te omvatten. Het decreet en bijhorende besluiten leggen het integrale systeem vast. De decretale doelstellingen moeten de neuzen van alle betrokkenen in dezelfde richting zetten.
‘Integrale jeugdhulp is een issue.’
Bij professionals is het functioneren van het systeem vaak onderwerp van gesprek. Integrale jeugdhulp is een issue.Taels, W. (2016), ‘De praktijk van integrale jeugdhulp. Het kan beter, eenvoudiger en sneller’, Sociaal.Net, 2 februari 2016.
Maar nog veel te weinig komen de ouders en jongeren aan bod. Hoe ervaren zij de decretale doelstellingen? Is integrale jeugdhulp voldoende aangepast aan de dynamiek en de perspectieven van jongeren en ouders?
Zitten jongeren, ouders, hulpverleners en beleid op dezelfde lijn wanneer het gaat om vermaatschappelijking, hulpcontinuïteit of vraaggerichte hulpverlening?
Praktijkonderzoek
Om hierop een antwoord te krijgen kwam er een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek.Eerdekens, W., Vandenbussche, E., Ackaert, L. en Schoevaerts, I. (2015), Integrale jeugdhulp, van nieuw decreet naar innovatieve praktijk, Gent-Brussel, Arteveldehogeschool, Kinderrechtencommissariaat, Vrij CLB Gent, Vrij CLB Meetjesland, vzw TOPunt.Zestien jongeren en zes ouders vertelden via interviews en een groepsgesprek hun waarheid.
Ze deelden hun positieve en negatieve ervaringen met jeugdhulp. Ze plaatsten vraagtekens bij de wijze waarop de decretale doelstellingen nu worden ingevuld. Ze dagen hulpverleners, begeleiders, consulenten en beleidsmakers uit om de kaart te trekken van het durven en het doen. Om nog meer te gaan voor het ‘integrale’ van integrale jeugdhulp.
Professionals plaatsten daar in groepsgesprekken hun perspectief naast. Soms loopt het gelijk aan dat van jongeren en ouders, soms gaat het een andere kant uit.
Vermaatschappelijking
Ook in de jeugdhulp klinkt de vermaatschappelijking van zorg steeds meer door.Vanhee, J.P. (2014), Dat verandert de zaak. Een bijdrage tot articulatie van de Integrale Jeugdhulp, Brussel, Politeia.Het begrip is echter niet eenduidig. Vermaatschappelijking is een containerbegrip dat naar ieders goeddunken wordt ingezet.Everaert E., e.a. (2015), Vermaatschappelijking van zorg, Sociaal.Net, 14 september 2015; Dewaele, C., e.a. (2015), ‘Vermaatschappelijking. Laveren tussen kansen en bedreigingen’, Sociaal.Net, 1 december 2015.
‘Ga meer voor het integrale van integrale jeugdhulp.’
Hoe dan ook, waar vermaatschappelijking voor beleid en voorzieningen een streefdoel is, is het voor ouders en jongeren al een realiteit. De vermaatschappelijking vindt in eerste instantie bij henzelf plaats.
Hulpverleners doen beroep op de krachten van jongeren en ouders. Vooral voor ouders is het echter nog te veel een extra last die op hun schouders komt. Ouders die al uitgeput zijn, voelen zich niet ondersteund als de hulpverlener zegt dat zij best wel sterk zijn. Of als er gevraagd wordt naar hun krachten.
Krachtgerichte erkenning
Ouders en jongeren spreken zich niet uit tegen krachtgericht werken. Zij willen net erkend worden in de stappen die zij zetten als ze opkomen voor zichzelf. Ze willen hulpverleners die krachtgericht werken vanuit een betrokken attitude, niet als een techniek.
‘Hulp vragen is voor de meesten een hele stap.’
Vooraleer jongeren of ouders hulp vragen, hebben zij al heel wat geprobeerd. Ze hebben al een hele weg afgelegd. Hulp vragen doen ze pas op het moment dat zij het niet alleen meer kunnen. Hulp vragen is voor de meesten immers een hele stap. En dan willen mensen een hulpverlener waar ze kunnen op steunen. Een hulpverlener die de last verlicht.
Natuurlijk netwerk
Vermaatschappelijking is ook beroep doen op het natuurlijke netwerk van jongeren en ouders. Hulpverleners werken onder meer met de concentrische cirkelsVandeurzen, J. (2013), Persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap – Conceptnota voor de Vlaamse regering, Brussel, Kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen.en doen beroep op Eigen Kracht Conferenties.
Jongeren en ouders willen hierbij de ruimte om zelf te beslissen wie zij willen betrekken. Jongeren trekken sowieso naar hun ouder(s), vrienden of lief wanneer ze hulp nodig hebben.
Ouders blijven zich verantwoordelijk voelen en proberen hun kind maximaal te ondersteunen. Soms willen zij geen beroep doen op familie of vrienden. Of ouders ervaren dat vrienden en buren niet om kunnen met het gedrag van de jongere.
Een ouder getuigt: “Je merkt dat vriendschappen veel moeilijker lopen. Spreken we af met vrienden, dan sluiten hun kinderen mijn zoon uit. Spreek ik mijn vrienden daarop aan, dan zeggen ze dat mijn zoon een assertiviteitscursus moet volgen. Zo eenvoudig is het niet.”
Grenzen
Jongeren en ouders botsen ook op de samenleving die nog niet ‘vermaatschappelijkt’ is. Ze kunnen te weinig rekenen op een open samenleving met inclusieve maatschappelijke structuren en voorzieningen.
‘Er zouden geen wachtlijsten mogen zijn.’
Als jongeren en ouders nood hebben aan professionele hulp, kunnen zij er niet van uit gaan dat hun hulpvraag direct beantwoord wordt. Jeugdhulp kan de vraag minder ernstig of minder acuut inschatten, of er is een lange wachtlijst.
Opnieuw een ouder aan het woord: “Ook bij thuisbegeleiding was er een wachtlijst van vier jaar. Tegen dan is mijn dochter volwassen. We gaan daar dus geen beroep op kunnen doen. Dit is jammer want daar heb je mensen met zoveel kennis die weten wat ze doen. Eigenlijk zouden er geen wachtlijsten mogen zijn.”
Jongeren en ouders vragen transparantie. Ze willen dat hulpverleners met hen in overleg gaan. Dat hulpverleners vragen wat ze zelf willen en kunnen opnemen, uitleggen waarom iets niet kan.
Vraag- of aanbodgericht?
Een element van vermaatschappelijking is dat jongeren en ouders de regie zoveel mogelijk in handen houden. Dit vraagt dat de hulpverlening goed aansluit bij de hulpvraag, bij de nood die de jongeren en ouders formuleren.
Een jongeren aan het woord: “Hulpverleners denken nog altijd aanbodgericht. In plaats van te luisteren naar jongeren en te kijken naar wat zij vragen of wat zij nodig hebben.”
‘Hulpverleners en gebruikers kijken opvallend verschillend.’
Hulpverleners en gebruikers van jeugdhulp kijken opvallend verschillend naar de mate van vraaggerichtheid van de hulp. Hulpverleners en voorzieningen geven aan vraaggericht te werken. Ze doen immers een grondige vraagverheldering.
Jongeren en ouders ervaren de hulp daarentegen als te aanbodgericht. Ze moeten zich nog steeds teveel aanpassen aan de concrete werking van de voorziening. Jongeren en ouders kunnen hun hulpverlener niet zomaar zelf kiezen. En hulp vertrekt nog veel vanuit het beschikbare aanbod.
Te weinig aansluiting
De wijze waarop gewerkt wordt, vaak verbaal, sluit niet altijd aan bij de nood aan actie en concretisering van sommige jongeren. Jongeren geven aan soms meer te hebben aan een fietstocht met een begeleider dan aan een gesprek tussen vier muren.
Het tijdstip en de locatie van de hulp doorkruist het gewone leven van jongeren en ouders. Het neemt veel van hun vrije tijd in beslag. Hoewel zowel overheid als diensten al stappen hebben gezet naar meer vraaggericht werken, kan dit nog beter.
Schaarste
Een andere jongere aan het woord: “Ik moest naar de jeugdpsychiatrie. Maar er was geen plek. Ze hebben me dan een week naar de psychiatrie gebracht. Dat was de hel. Ik zat daar tussen volwassenen. Daarna twee weken naar een MPI en dan twee maanden naar de kinderpsychiatrie. Pas daar zijn ze beginnen werken aan iets.”
Soms is bepaalde hulp nodig maar niet voorhanden. Of het aanbod bestaat enkel in een andere regio. Of er komt een plaats vrij, maar ver van huis met alle mogelijke implicaties op het dagelijks leven van de jongere en de ouders.
De schaarste in het hulpaanbod zorgt ervoor dat er soms een alternatief wordt ingezet, maar dit is dan eigenlijk geen gepast antwoord op de hulpvraag.
Het labyrint doorlopen
Hulpverleners die regelmatig met integrale jeugdhulp te maken krijgen, kennen het kader ondertussen goed. Zij moeten en willen met elkaar samenwerken. Zij geven de nood aan om deze samenwerking verder vorm te geven en om met elkaar in overleg te gaan.
‘Overleg gaat vaak ten koste van hulpverlening.’
Overleg gaat echter vaak ten koste van directe hulpverleningstijd. Aandachtspunt is bovendien om de jongeren en de ouders niet uit het oog te verliezen. Hulpverleners zijn soms te veel bezig met het onderling afstemmen en afbakenen, en minder met de noden van jongeren en hun ouders.
Jongeren en ouders willen hulp. Welke organisatie of instantie daarvoor zorgt, maakt weinig uit. Zeker jongeren kennen hun hulpverlener vaak enkel bij de voornaam. Van welke dienst deze is, weten zij niet. En bij het verloop van de procedure stellen zij weinig vragen.
Effectieve hulp
Ook voor professionals is het kader ingewikkeld, zeker voor wie er niet dagelijks in werkt. Ouders begrijpen dat er procedures moeten zijn, maar willen hier zo weinig mogelijk mee belast worden. Effectieve hulp, daar gaat het hen om.
Ouders willen enkel de informatie die zij nodig hebben om zo goed mogelijk tot bij de hulp te geraken. Verschillende diensten geven nog te veel verschillende informatie. Ze spreken ‘over’ elkaar, zonder dat ze duidelijk weet hebben van elkaars werking. Jongeren en ouders krijgen van verschillende hulpverleners soms andere hulpvoorstellen.
‘Hulpverleners geven soms andere hulpvoorstellen.’
“Soms is er te veel administratie, moet je te veel herhalen en komen er altijd maar papieren bij”, aldus een ouder. “Of het personeel is veranderd of is met vakantie. Dan moet je wachten. Of het CLB zet niets in gang waardoor je ook niet langs het multidisciplinair team kan, wat nodig is voor toegang tot specifieke hulp.”
Een goed uitgebouwde brede instap is belangrijk. Dit is nu nog te weinig bekend. Jongeren en ouders vragen ook een neutrale toegankelijke instap die de verschillende organisaties bundelt. Met een vlotte bereikbaarheid voor jongeren en ouders op vlak van locatie en openingsuren.
Dynamiek van gezin
Het kader van de integrale jeugdhulp probeert alles te omvatten maar is tegelijk nog onvoldoende aangepast aan de dynamiek van jongeren en hun gezin. Er zijn wel pijlen op het schema die terug gaan en verbindingen maken, maar dat betekent dan vaak weer stappen terug zetten, herhalen.
‘Problemen bij gezinnen gaan op en af.’
Last, druk, problemen bij gezinnen gaan op en af. Er kan plots iets gebeuren waardoor het weer even gaat. Maar plots kan extra ondersteuning opnieuw noodzakelijk zijn. Dit hoeft geen mislukken te zijn. Het is net sterk dat ouders en jongeren opnieuw willen proberen. Dit is nog onvoldoende vorm gegeven in de procedures van integrale jeugdhulp.
Rationaliseren
Jongeren en ouders vinden ook dat beleid en diensten moeten durven rationaliseren: minder hulpverleners, meer rechtstreeks contact met cliënten. Waarom niet één hulpverlener integraal met een gezin laten werken, in plaats van vele betrokken organisaties die binnen een gezin elk hun ding doen?
De tijd die men spendeert aan overleg tussen de vele betrokken organisaties kan dan het gezin toekomen. Of meer nog, kunnen bepaalde stappen of diensten niet vereenvoudigd of zelfs afgeschaft worden?
Wie blijft er?
In de praktijk hebben jongeren en ouders vaak te maken met een opeenvolging van diensten en hulpverleners. Zij worden geconfronteerd met wachttijden tussenin. Soms lijkt het dan alsof alles opeens stil komt te liggen.
Een jongere zei het zo: “Continuïteit in de zorg zat voor mij niet in de opeenvolging van verschillende voorzieningen. Voor mij zat dat bij een preventieorganisatie. Zij waren de eerste mensen aan wie ik mijn verhaal vertelde. Concrete hulp konden ze me niet geven. Maar ik was er altijd welkom. Ik voelde me er altijd begrepen. Zelfs nu, jaren later, spring ik er nog altijd binnen.”
‘Men wil iemand die het hulptraject volgt.’
Jongeren en ouders ervaren veel steun van iemand waarop zij door alles heen beroep kunnen doen, iemand die hun traject mee volgt en die contact houdt. Op dit moment zijn die garanties onvoldoende verankerd. Ze hangen af van de individuele hulpverlener.
Consulent van weleer?
Wie de hulpverlening al langer kent, verwijst naar de consulent van weleer. In de eerste ontwerpen voor het decreet stond de functie van trajectbegeleider ingeschreven als een onafhankelijk en integrale trajectbegeleider. In het definitieve decreet is dit uiteindelijk geschrapt.
Ook professionals blijven het belang benadrukken van een trajectbegeleider. Dat kwam onder meer aan bod op de hoorzittingen in het Vlaams Parlement.Vlaams Parlement, Commissie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Hoorzittingen van 13 mei en 2 juni 2015.
Jongeren en ouders vinden het belangrijk dat er een persoon is waarop ze kunnen terugvallen, iemand die ze kunnen vertrouwen, iemand die ze zelf kiezen. Deze persoon moet bereikbaar zijn, een gezicht hebben. Hij moet blijven, ook als het hulpaanbod verandert.
Liefde, geborgenheid en genegenheid
Het kader van integrale jeugdhulp domineert soms te veel. Er gaat veel tijd en energie naar de weg die moet gevolgd worden, de juiste formaliteiten. Het overschaduwt het intermenselijk contact tussen jongeren, ouders en de hulpverlener.
‘Jongeren hebben recht op een thuis.’
Een jongeren getuigt: “Op mijn zestiende werd ik in een pleeggezin geplaatst. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik me geliefd voelde. Mijn pleegouders accepteerden mij. Ze gaven me liefde, geborgenheid en genegenheid. Vroeger heb ik dat nooit gevoeld. Niet bij mijn moeder en niet in het internaat. Op mijn achttiende werd begeleid zelfstandig wonen opgestart. Mijn consulente legde dat tegen mijn wil op. Ik moest verhuizen naar een stad waar ik niemand kende. Ik kon niet meer naar mijn pleegouders, de enige mensen bij wie ik me thuis voelde. Nu heb ik niemand meer.”
Zonder veiligheid, zonder een thuis, zal de hulpverlening op droog zand vallen. Jongeren hebben recht op een thuis, een veilige plek zowel fysiek als relationeel.
Gebrek aan hulpcontinuïteit
Jongeren in nood benadrukken het belang van veranderen, helpen, de juiste hulp vinden voor het probleem. Zij glijden verder af als de ene plek toch niet het antwoord heeft. Zij brengen veel tijd door bij hulpverleners, in wachtzalen en dit ten koste van ontspanning en vrije tijd.
Er is te weinig aandacht voor continuïteit in veiligheid, in relaties. Opvoeders veranderen, vriendschappen kunnen niet meer in stand worden gehouden. Hulpverleners en beleidsmakers moeten dit in acht nemen bij het nemen van beslissingen.
Basisattitudes en -vaardigheden blijven de handelingsgrond voor de hulpverlening, los van enig beleids- en organisatiekader. Integrale jeugdhulp ontslaat niemand hiervan. Ook een procedure kan hiervoor niet ingeroepen worden. Jongeren en ouders willen een hulpverlener die betrokken is, echt, respectvol. Technieken, methodieken, adviezen komen maar binnen en slaan maar aan als dit gegeven wordt vanuit een goede basis.
Enkel kommer en kwel?
De implementatie van het Decreet Integrale Jeugdhulp is door zijn eerste fase heen. De kerngedachten zijn stilaan gemeengoed.
‘Een kritische genuanceerde blik.’
Jongeren en ouders kijken kritisch naar de hulpverlening. Toch is hun kritische blik genuanceerd. Jongeren begrijpen dat het voor ouders niet altijd gemakkelijk is. En dat dan hulp moet worden ingeschakeld.
Ouders zien de werkdruk en de draaglast bij de hulpverleners. Hulpverleners zijn gedreven om het goede te doen voor hun jongeren en hun ouders. Jongeren en ouders benoemen wat voor hen het verschil heeft gemaakt: een hulpverlener die iets doet en niet enkel praat. Een hulpverlener die tijdens de wachttijd af en toe contact opneemt. Zij vertellen over het samen invullen van het A-document. Over het herkennen van hun taal in het verslag.
Sociale professionals
Hulpverleners wijzen nog steeds op de knelpunten van integrale jeugdhulp. Ze uiten hun frustratie over het systeem: wachtlijsten, administratie, lange en ingewikkelde procedures.
Toch adresseren zij niet alles aan het beleid. Zij voelen zich geappelleerd door jongeren en ouders. Zij willen komen tot een effectieve integrale jeugdhulp ‘niet enkel in woorden maar ook in daden’.
Zij kijken naar wat ze zelf in handen kunnen nemen, naar hun bewegingsruimte om te komen tot goede hulpverlening. Zij proberen hun handelingsverlegenheid te overwinnen en zoeken hoe ze hier zelf hun verantwoordelijkheid kunnen in opnemen.
Integrale jeugdhulp heeft nieuwe mogelijkheden gecreëerd. Voorzieningen kunnen hun hulpaanbod soepeler inzetten, meer op maat van de hulpvrager. Verschillende hulpvormen zijn tevens combineerbaar. Integrale jeugdhulp krijgt een kans, de uitdagingen blijven groot, zowel voor beleid, als voor hulpverleners.Kinderrechtencommissariaat en Arteveldehogeschool (2016), Waarheid, durven of doen?, Brussel, Kinderrechtencommissariaat.
Reacties [4]
Bedankt aan de onderzoekers om ook het standpunt van jongeren en ouders in te brengen. Goede hulpverlening moet nog veel meer zoeken hoe ouders, jongeren en hulpverlening SAMEN oplossingen kunnen zoeken.
Men mag niet vergeten dat dit het tweede Decreet Integrale Jeugdhulp is. Het eerste Decreet van Paars-Groen werd tijdens de volgende legislatuur vakkundig doodgeknepen vooral door de concurrentie tussen de verschillende Agentschappen. Reeds tijdens de werkgroepen van het eerste Decreet bleken de belangen van de Agentschappen te primeren op de belangen van de kinderen en jongeren. Om van de ouders nog te zwijgen. Elke vorm van Vlaamse jeugdhulpverlening is doordrongen van het kindperspectief, zo nodig dwars tegen de belangen van de ouders in. Ouders worden genegeerd, zelfs tegengewerkt, om toch maar JEUGDhulp te kunnen verlenen. Van OUDERShulp hebben de jeugdhulpverleners geen kaas gegeten. Het valt op dat de opeenvolgende ministers van Welzijn miljoenen aan tewerkstelling in de jeugdhulp hebben uitgedeeld, terwijl ze voor een ouderswerking – nochtans veel goedkoper en efficiënter – geen cent veil hadden.
De hele sector is vooral met zichzelf bezig. Als je een probleem wil oplossen moet je het analyseren en dat betekent voor elk subject een ander verhaal. Vervolgens stel je doelen en werk je een strategie uit. Wachtlijsten zijn het eerste obstakel en een schande. Gezien de hoeveelheid volk er in alle geledingen werkt stelt de vraag zich of de wachtlijsten oorzaak of gevolg zijn van het slecht functioneren. Daar helpt geen decreet aan. Stel dat de wachtlijsten een gevolg zijn van allerhande procedures die enkel op het oog hebben om jobs te scheppen en te behouden. Dan hebben hulpverleners geen nood aan het wegwerken. Het is de garantie voor hun job in de toekomst. De procedures en bureaucratie worden het perverse doel ipv het welzijn van het subject. De klanten worden statistieken in rapporten. Zolang de zorg niet multidisciplinair, dynamisch en flexibel is, zal geen zorg op maat kunnen gegeven worden en is veel dus geldverkwisting en tijdverlies. Kies voor de oplossingipv het probleem.
Zolang men de wachtlijsten niet aanpakt zal er onaangepaste hulpverlening zijn. Zolang procedures en bureaucratie voorrang blijven krijgen op eigenlijke hulpvraag zal elk nieuw systeem zich vastrijden, dus ook integrale. Het is een blijft een én én verhaal. Door dit niet te erkennen blijven de nadelen zwaarder doorwegen dan de voordelen en heeft men jaren verloren laten gaan.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies