Spontane solidariteit
De coronacrisis zorgde voor een golf van solidariteit. We zamelden oude laptops of speelgoed in, begonnen spontaan mondmaskers te maken of gaven concerten via Facebook. Steden en gemeenten lanceerden platforms om mensen die hulp willen bieden te verbinden met mensen die hulp nodig hebben.
‘Onze aandacht ging vooral naar buurtzorg.’
Die dynamiek roept interessante vragen op. Wie zet zich in? Waarom? En wie kijkt langs de zijlijn toe?
Om een beter zicht te krijgen op die solidariteit, lanceerden we eind april, in volle lockdownperiode, een onlinebevraging. 2057 volwassenen namen deel aan de bevraging.Enkele kerncijfers van deze groep: 69 procent is vrouw, de gemiddelde leeftijd is 49 jaar, 75 procent is samenwonend, 67 procent heeft een diploma hoger onderwijs, 50 procent is op het moment van de bevraging tewerkgesteld. Het gaat niet om een representatieve steekproef. Zo kan je verwachten dat vooral mensen deelnemen die zich aangesproken voelen door het thema. We kunnen dus geen betrouwbare uitspraken doen over een brede populatie.Onze aandacht ging vooral naar buurtzorg: naar de steun die bewoners elkaar spontaan bieden.
Burenhulp bieden
Hoe helpen buren elkaar doorheen deze moeilijke periode? Ze bieden vooral een luisterend oor (39 procent) en houden een oogje in het zeil (33 procent). Eén op vier doet boodschappen.
Vaak zijn deze ondersteuningsvormen wederkerig (23 procent). 40% geeft aan buren te helpen maar zelf geen hulp te ontvangen, 4 procent zit enkel in de ontvangende positie en 33 procent blijft helemaal weg van burenhulp.
Vrouwen engageren zich sterker in burenhulp dan mannen. Ook een hoger opleidingsniveau en een goede gezondheid gaan samen met meer burenhulp. Wie alleen woont, geeft minder burenhulp. Leeftijd, inkomen en de werksituatie maken geen verschil.
Burenhulp ontvangen
Vrouwen ontvangen ook meer burenhulp dan mannen. Ook hier maakt opleidingsniveau een verschil: universitair geschoolden ontvangen meer burenhulp. Vooral de sterke bewoners geven en ontvangen burenhulp.
Idealiter ontvangen kwetsbare personen met noden meer hulp. Maar dat gebeurt dus niet. Deze kwetsbare bewoners hebben (bijna) niemand waarop ze beroep kunnen doen als ze in problemen zitten. Ze ervaren drempels om bij buren aan te kloppen voor praktische steun.
Actief en passief engagement
Meer algemeen gesteld, scoort het actief engagement hoog bij de groep mensen die we bevraagden: 80 procent zet zich actief in voor anderen. Zorgen voor buren is de belangrijkste vorm van actief engagement (60 procent). Maar ook andere vormen van actieve burgerzin worden vernoemd: bewoners bieden zich aan op een platform om hulp te bieden (25 procent) of doen mee aan een actie die opgezet werd door een vereniging (20 procent). Een kleine groep was ook trekker van zo’n initiatief.
‘Actief engagement scoort hoog.’
De activiteiten die vanuit die engagementen genomen worden, zijn divers: mondmaskers naaien, boodschappen doen voor buren tot crisisvrijwilliger bij het Rode Kruis. Wie een handje toesteekt, biedt niet alleen logistieke of praktische ondersteuning, maar ook emotionele steun.
Waarom engageren mensen zich tijdens deze coronacrisis? Twee redenen springen eruit: ze willen verantwoordelijkheid opnemen in de samenleving (33 procent) en zijn bezorgd om anderen (23 procent).
Naast dat actief engagement staat ook een groot passief engagement: het opvolgen van de maatregelen (95 procent), zichzelf informeren over de crisis (88 procent) en het tonen van waardering voor zorgverleners (73 procent).
Hoera verhaal?
Deze cijfers over engagement in coronatijden tonen een mooi beeld van solidariteit in de samenleving. Maar hoe breed straalt die solidariteit uit?
Mensen zetten zich vooral in voor naasten waarmee zal al verbonden zijn: hun familie (53 procent), buren waarmee ze een goeie band hebben (43 procent) en vrienden en kennissen (41 procent). ‘Iedereen in de straat of de buurt’ (18 procent) of ‘buren met een kwetsbaar profiel’ (33 procent) worden veel minder vaak geholpen.
Mattheuseffect in directe solidariteit
Sommige mensen plukken dus minder de vruchten van de solidariteitsgolf in coronatijden. Het engagement van mensen is groot, maar vooral gericht op gekenden. Wie al veel netwerken heeft, zal nog meer steun krijgen. Maar wie hier minder sterk staat, zakt verder weg. Het mattheuseffect duikt ook hier op.
‘De meer kwetsbare mensen dreigen tussen de mazen van de vele buren- en burgerschapsnetwerken te glippen.’
Warme solidariteit die zich situeert in de informele, private sfeer heeft grenzen. Deze vorm van solidariteit is gebaseerd op morele waarden en normen en spreekt burgers aan op hun morele plicht om zorg te dragen voor elkaar.
Bij deze directe solidariteit kiezen burgers zelf met wie ze solidair zijn. Dan kiezen ze, ook tijdens de coronacrisis, voor mensen die ze kennen. De meer kwetsbare mensen dreigen tussen de mazen van de vele buren- en burgerschapsnetwerken te glippen.
Organisaties en platformen
Naast de diversiteit aan initiatieven door burgers en buurten, lanceerden ook heel wat organisaties een oproep, onder andere verenigingen waar armen het woord nemen, buurtwerkingen en scholen.
Ook veel steden en gemeenten maakten gebruik van een platform om mensen met hulpvragen te verbinden met mensen die hulp kunnen bieden. Zo lanceerde Leuven onder het motto: ‘de stad helpt om mensen bij elkaar te brengen’ het platform Leuven Helpt.
Verbreden kan
Zijn deze initiatieven in staat om solidariteit te verbreden naar mensen die elkaar niet of minder goed kennen?
‘Middenveld en lokale overheid verbinden mensen die ver van elkaar staan.’
Burgers die zich aanmeldden bij een platform als Leuven Helpt, bieden meer hulp aan burgers die ze niet kennen of waar ze geen nauwe band mee hebben. Die verbreding van doelgroep zien we ook als organisaties oproepen tot solidariteit.
Dit is een hoopvolle vaststelling. Ze toont hoe middenveld en lokale overheid een cruciale rol spelen bij het bestrijden van mattheuseffecten. Ze slagen erin om mensen te verbinden die ver van elkaar staan. Ze verbreden de reikwijdte van solidariteit.
Nieuwe vrijwilligers
Lokale overheden en verenigingen spelen ook een belangrijke rol bij het mobiliseren van mensen die zich voor het eerst spontaan engageren. Zij worden via publieke oproepen, fora en platformen aangesproken om mee hun schouders te zetten onder initiatieven. Dat zet de toegangspoort tot vrijwilligerswerk verder open.
Die groep van nieuwe vrijwilligers is groot. Bijna een kwart van de groep die nu een actief engagement opneemt, deed voor de coronacrisis geen vrijwilligerswerk. Ook dat cijfer is hoopvol.
‘Als mensen voelen dat de nood hoog is, zijn ze bereid om zich in te zetten voor anderen.’
Als mensen voelen dat de nood hoog is, zijn ze bereid om zich in te zetten voor anderen. Voor organisaties die werken met vrijwilligers is het een uitdaging om deze nieuwe krachten aan boord aan te houden.
Duurzame solidariteit
De vraag is natuurlijk of deze solidariteitsstroom niet snel uitdooft zodra de coronacrisis geluwd is.
Of nog: hoe duurzaam is deze solidariteit? En kan je deze vrijwilligers ook voor de kar spannen van meer complexe en langdurige zorgvragen?
Bovendien botsen initiatieven, verenigingen en platformen op de kloof tussen de beperkte vraag naar hulp en het grote aanbod van burgers die zich vrijwillig engageren. Het werkveld signaleert dat veel burgers zich aanbieden om te helpen maar dat er weinig mensen zijn die via deze kanalen een hulpvraag stellen.
Vermaatschappelijking
Deze solidariteitsgolf geeft een duw in de rug van ‘vermaatschappelijking’. De Vlaamse overheid wil met die beleidskeuze evolueren naar een meer zorgzame en warme samenleving. De oproep om mee verantwoordelijkheid op te nemen en mee zorg te dragen voor elkaar sluit aan bij deze beleidskeuze.
De coronacrisis toont dat dit een waardevolle maar complexe dynamiek is. Spontane, warme en directe solidariteit kreeg een boost, maar botst ook op grenzen. De lokale overheid en het middenveld spelen een belangrijke ‘publieke’ rol: ze kunnen solidariteit verbreden en vrijwilligerswerk toegankelijk maken.
De keuze om verder in te zetten op solidariteit mag niet wegebben nu de eerste golf achter ons ligt. Daarom moet gekozen worden voor een structurele inbedding van die solidariteitsmechanismen, eerder dan een tijdelijke of projectmatige aanpak.
Reacties [1]
ik ben een man van 70 en gehandicapt, de sociale dienst vroeg telefonisch hoe het ging, ik zei goed en toen werd de telefoon aan de andere kant neergelegd, verder niets meer gehoord
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies