Opinie

Welzijn geen taak meer voor de provincies

Vlaanderen op veroveringstocht

Leen Dries

Op 23 juli 2014 stelde de Vlaamse Regering het regeerakkoord voor de legislatuur 2014-2019 voor. In de toekomst verliezen de provincies hun persoonsgebonden bevoegdheden zoals sport, jeugd, cultuur en welzijn. Grondgebonden bevoegdheden zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit en economie zouden nog wel overeind blijven binnen het provinciale takenpakket. Dat is een grondige omslag. Zo zullen provincies geen welzijnsbeleid meer kunnen voeren.

© Bas Bogers

© Bas Bogers

Onverwachte beslissing

Dit nieuws sloeg bij de provinciale administraties in als een bom. Want op 1 januari 2014 gingen nog maar net de wijzigingen van kracht aan het decreet dat de welzijnstaken van de provincies bepaalt. Provincies moesten actief zijn in het ondersteunen van de sociale planning en sociale kaart, het ondersteunen van netwerkvorming en het voeren van een impulsbeleid. De concrete invulling van die kerntaken was voorwerp van een zeer uitgebreide discussie tussen de Vlaamse overheid en de provincies. Een arbeidsintensief traject dat meer dan twee jaar in beslag nam en uitmondde in een bestuursakkoord.

‘Meteen werden alle persoonsgebonden taken van de provincies geschrapt.’

Amper zes maanden na de inwerkingtreding van de gewijzigde provinciale taakstelling beslisten de regeringsonderhandelaars om de evaluatie van deze omvangrijke oefening niet af te wachten. Meteen werden alle persoonsgebonden taken van de provincies geschrapt.

Naar gemeente en deelstaat

Om die onverwachte maar grondige omslag voor te bereiden, gaf de Vlaamse overheid het afgelopen jaar aan de provincies de opdracht om te inventariseren welke taken en bevoegdheden zij op het vlak van welzijn uitvoeren. Zo werden grijze zones tussen persoonsgebonden en grondgebonden bevoegdheden in kaart gebracht en werden ook provinciale welzijnsinstellingen opgelijst.

De Vlaamse overheid engageerde zich op haar beurt om tegen midden 2015 haar beleidskeuze verder te verduidelijken. Zo was een belangrijke vraag wie al die persoonsgebonden provinciale taken zou overnemen: de lokale besturen of Vlaanderen? Uitgangspunt daarbij was dat de taken en bevoegdheden die zich binnen de grenzen van de gemeente situeren, door de gemeente zouden worden overgenomen. De andere taken zouden door de Vlaamse Gemeenschap overgenomen worden. Tenslotte zou de Vlaamse overheid in kaart brengen welke concrete transitietrajecten opgestart moesten worden om de provinciale taken en bevoegdheden vanaf 1 januari 2017 op een ander bestuursniveau op te nemen.

Daarnaast is er nood aan een juridische onderbouw van het voornemen van de Vlaamse Regering om de opcentiemen op de onroerende voorheffing te integreren in de Vlaamse basisheffing en vervolgens een dotatie uit te reiken aan de provincies vanuit de Vlaamse overheid. Zonder deze financiële onderbouw blijft de discussie over de overdracht van taken immers een zuiver hypothetisch verhaal.

Vlaanderen boven

Op 17 juli 2015, een jaar na het regeerakkoord, keurde de Vlaamse Regering een voorontwerp van decreet goed over de vernieuwde taakstelling en de gewijzigde financiering van de provincies. Dat voorontwerp biedt ook een basis voor de overdracht van personeelsleden, de roerende en onroerende goederen en alle mogelijke rechten en plichten in de persoonsgebonden beleidsdomeinen.

‘Niet de gemeente, maar wel Vlaanderen neemt de provinciale welzijnstaken over.’

Voor het beleidsdomein Welzijn is het duidelijk dat Vlaanderen zelf heel wat taken en bevoegdheden in de toekomst voor haar rekening zal nemen. Dat is logisch omdat de meeste provinciale welzijnstaken vandaag een bovenlokaal bereik hebben en er geen ander performant tussenniveau is. Voortaan zal de Vlaamse overheid de sociale kaart opstellen, actualiseren en toegankelijk maken. En ook alle provinciale welzijnsinstellingen gaan naar haar over. De opdracht rond sociale planning blijft de ontmantelde provincie uitoefenen binnen een algemeen statistische dienst.

Wie coördineert wat?

En wat met die andere welzijnstaak van de provincies: het initiëren en ondersteunen van samenwerkingsverbanden rond tal van thema’s en sectoren? Ook deze netwerkondersteuning zal verschuiven. Het totaalpakket aan netwerktaken zal ingedeeld worden in verschillende thematische clusters die aansluiten op het werkgebied van de verschillende Vlaamse agentschappen actief op het vlak van welzijn, volksgezondheid en gezin. Om er maar enkele te noemen: gezinsbeleid, volwassenenhulp, welzijn en justitie, jeugdhulp en personen met een beperking.

De Vlaamse agentschappen werken momenteel aan een toekomstgerichte visie over de wijze waarop ze deze netwerktaken al dan niet zullen verderzetten binnen hun eigen werking. Dezelfde oefening wordt gemaakt voor het thematisch impulsbeleid dat vanuit de provincies gevoerd wordt.

Niet grijs

Ook op vlak van netwerk- en impulsbeleid zal Vlaanderen zich dus profileren als hoofdrolspeler. Zo beschouwden de provincies thema’s als intrafamiliaal geweld, armoede en vrijwilligerswerk als grijze zones tussen persoonsgebonden en grondgebonden bevoegdheden. Vlaanderen ziet dat anders en catalogeert deze thema’s kortweg als persoonsgebonden bevoegdheid.

De provincies zullen hier dus ook geen beleid meer rond mogen voeren, met de verzachtende kanttekening dat de provincies vanuit hun overeind gebleven grondgebonden bevoegdheden acties rond vrijwilligerswerk kunnen ondernemen. En natuurlijk staat het hen vrij om bij de uitoefening van hun grondgebonden taken de gevolgen op het vlak van bijvoorbeeld armoede in rekening te nemen.

Gevolgen voor sociaal werk

Je kan veronderstellen dat de overname van de provinciale welzijnstaken door de Vlaamse overheid geen grote gevolgen heeft voor het werkveld. Meer nog, de overname door Vlaanderen zou voordelen kunnen hebben: een meer uniforme aanpak van de coördinatieopdrachten over gans Vlaanderen, een kortere communicatielijn die toelaat om gebundelde signalen vanuit het veld snel terug te koppelen naar de beleidsmaker en omgekeerd om vanuit het beleid een beter zicht te krijgen op wat er regionaal leeft.

‘De overname door Vlaanderen roept een aantal vragen op.’

Toch willen we vanuit de provinciale administraties graag een aantal bezorgdheden uiten waarvan we hopen dat ze meegenomen worden in het concrete transitietraject dat we tegen 1 januari 2017 dienen af te leggen.

Intersectorale afstemming

Onder meer onder invloed van de vermaatschappelijking van de zorg evolueren organisaties vandaag van een aanbodgerichte naar een vraaggestuurde werking. Kijk maar naar de effecten van Perspectief 2020, Integrale Jeugdhulp, het Woonzorgdecreet of Psy107. Samenwerking en overleg tussen organisaties en sectoren, tussen zorg en welzijn en tussen sectoren en de lokale besturen lopen telkens als een rode draad doorheen deze beleidsvernieuwingen. De provincies ondersteunen vandaag dat beloftevol overleg tussen organisaties over sectoren heen.

De Vlaamse administratie benadert via haar agentschappen de provinciale netwerkopdrachten voornamelijk vanuit sectorale insteken. In de toekomst zullen deze administraties moeten schitteren op hun zwakke flank: het verbinden van sectoren en overstijgen van sectorale belangen. Dat is niet evident. Je kan je de vraag stellen of effectieve intersectorale samenwerking überhaupt mogelijk is wanneer ze bij de vertaling van beleid naar praktijk niet vanuit een geïntegreerde administratie ondersteund en aangestuurd wordt?

Het belang van een neutrale partner

De provincie werkt vandaag over de grenzen van gemeenten, sectoren en organisaties heen. Vaak beschouwen alle betrokkenen haar als een neutrale bemiddelaar: organisaties zijn niet afhankelijk van de provincie voor hun werkingsmiddelen en de provincie is geen concullega die zijn eigen strategische belangen heeft in een overleg rond bijvoorbeeld afstemming van het welzijnsaanbod in een regio. Een goed voorbeeld hiervan is de wijze waarop de provincies de zorgregie in de gehandicaptensector ondersteunen.

‘Mag er buiten de lijntjes van het Vlaamse beleid worden gekleurd?’

Op welke manier kan binnen de overname van de provinciale netwerkopdrachten door de Vlaamse administratie het neutrale karakter van dit overleg bewaard blijven? Is er daarbij ruimte voor regionale verschillen? Mag er buiten de lijntjes van het Vlaamse beleid worden gekleurd in de zoektocht naar oplossingen voor concrete problemen op het terrein?

Innovatie met oog voor regionale verscheidenheid

Een grote bezorgdheid bij onze stakeholders is dat Vlaanderen het provinciaal impulsbeleid niet zal overnemen. Bij de oefening rond het voortzetten van het provinciaal impulsbeleid, bekijken de Vlaamse agentschappen voornamelijk of ze concrete projecten en werkingen die momenteel door de provincies gesubsidieerd worden, in de toekomst financieel willen blijven ondersteunen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de Vlaamse overheid de huidige provinciale subsidiereglementen in de toekomst zal voortzetten.

Nochtans bewijzen heel wat voorbeelden dat dit impulsbeleid de afgelopen decennia tot wezenlijke verbeteringen in het welzijnslandschap geleid heeft, vaak met structurele verankering in het Vlaams beleid tot gevolg. Denk maar aan het Regionaal Overleg Gehandicaptenzorg (ROG), de netwerktafels binnen bijzondere jeugdzorg, de Collectieve Autonome Dagopvang van Ouderen (CADO) of de ketenaanpak rond intrafamiliaal geweld. Waar kunnen welzijnsorganisaties en lokale besturen in de toekomst terecht met innovatieve projectvoorstellen die niet meteen in één vakje te stoppen zijn? Waarheen met creatieve ideeën die niet onmiddellijk aansluiten op Vlaamse beleidsprioriteiten maar wel tegemoetkomen aan een regionale behoefte?

Gebiedsgerichte werking zonder oog voor welzijn?

Tot slot stellen we ons vragen bij de rigoureuze opsplitsing die vandaag gemaakt wordt tussen de persoonsgebonden en grondgebonden bevoegdheden van de provincies. In hoeverre is deze opdeling in de praktijk hanteerbaar? Denk maar aan de kanttekening die de Vlaamse regering zelf maakt bij thema’s zoals armoede en vrijwilligerswerk. Is het voeren van een gebiedsgerichte werking, zonder daarbij vanuit een integrale benadering oog te hebben voor het welzijn van de burgers, niet per definitie een verarming?

‘We kijken uit naar een constructieve dialoog.’

Vanuit de provincies hopen we dat bovenstaande vraagstukken, samen met de zorg voor onze medewerkers die zich vandaag nog steeds met hart en ziel voor hun opdracht inzetten, de nodige aandacht krijgen in de transitietrajecten die opgestart worden. We kijken alleszins uit naar een constructieve dialoog hierover.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.