Verhaal

‘Maatzorg is de rode draad door mijn loopbaan’

Guido De Baere

Martine Cuyvers (47) werkt bij het OCMW in Genk. Ze is gedreven in wat ze doet, kijkt kritisch naar zichzelf en hecht veel belang aan samenwerking. Martine noemt zichzelf naïef maar ze heeft het hart op de juiste plaats. Dit portret is een van de 31 verhalen van OCMW maatschappelijk werkers uit het boek ‘Met hart en ziel en veel nuchter verstand‘.
OCMW

© Kelly Steenlandt

Iets met mensen

Als Chiroleidster wilde ik graag ‘iets met mensen’ doen en dus koos ik voor een sociale richting. Na mijn studies heb ik anderhalf jaar in een crisisopvangcentrum voor dak- en thuislozen gewerkt als individuele begeleidster. In 1999 ging ik bij het OCMW van Genk, nu sociaal huis Portavida, aan de slag.

‘Het is de open communicatie met andere mensen die mij zuurstof geven om dit werk te blijven doen.’

Ik startte mijn OCMW-loopbaan in het team Asielzoekers. Dat was een heel boeiende periode waarbij ik voornamelijk heel erg geraakt werd door wat mensen kunnen meemaken. De schrijnende vluchtverhalen, de zoektocht naar geluk en veiligheid, de aanhoudende vechtlust van mensen om te geraken waar ze zich hadden voorgenomen.

In 2007 ben ik intaker geworden. Officieel heette dat team Rechtenonderzoek en Dienstverlening, later werd dat Breed Onthaal. Naast intaker ben ik sinds 2015 ook woonbegeleidster bij Housing First Limburg.

Boeiend, zinvol en uitdagend

In mijn derdejaarsstage bij de sociale dienst van OCMW Genk werd ik al geprikkeld door maatzorg als hulpverleningsmethodiek om kansarmen te begeleiden. Toen ik in dienst genomen werd, voelde het meteen goed aan omdat maatzorg op dat moment breed werd uitgedragen in het Genkse hulpverleningslandschap. Het ‘Maatzorgproject’ werd in 1991 gestart met middelen uit het Vlaams Fonds voor Integratie van Kansarmen. Later kwam er ook het ‘Maatzorgboek’, dat heeft echt indruk gemaakt!

In elke begeleiding is het mijn missie om positief te staan ten aanzien van mijn cliënt en het zelfbeschikkingsrecht maximaal te respecteren rekening houdend met alle regels, procedures en wetgeving die de OCMW-context met zich meebrengt. Het is de open communicatie met andere mensen en het loskomen van mijn eigen waarden en normen die mij zuurstof geven om dit werk te blijven doen. Ik probeer het (soms minimale) verschil te maken in iemands dag. Dat geeft mij voldoening.

Toen onze sociale dienst haar wijkwerking anders ging inrichten en er een ‘frontoffice’ met intakers en een ‘backoffice’ met specialisten kwam, was het voor mij vrij sneI duidelijk dat ik voor de variatie en integrale kijk van de intake zou gaan. Rechtenonderzoek en rechtentoekenning maken uiteraard een heel belangrijk deel uit van dit werk, maar het dienstverlenende, ondersteunende deel van dat werk vind ik minstens zo belangrijk.

Basishouding

Er zijn voor iemand, bereikbaar zijn, present zijn, betrouwbaar zijn… het is wat mij betreft een basishouding. Ik probeer cliëntgericht te zijn en niet te snel voor de maatschappelijk veronderstelde oplossing te gaan. Als iemand zelf tot oplossingen en doelstellingen kan komen, zullen die veel beter realiseerbaar zijn. Ik vraag mij ook graag af of ik zelf zo blij zou zijn met wat ik zeg, mochten de rollen omgekeerd zijn. Heel vaak is dat een goede leidraad.

‘Ik probeer niet te snel voor de maatschappelijk veronderstelde oplossing te gaan.’

Ik vind het ontzettend belangrijk dat de sociale dienst zo laagdrempelig mogelijk is. Het mag echt wel een inloophuis zijn waar mensen met kleine en grote zorgen terechtkunnen maar waar ze ook gewoon hun rechten toegekend krijgen.

Misschien dat ik door die manier van werken gemakkelijk aansluiting vind bij daklozen. In 2015 werd ik gevraagd om in te stappen in Housing First Limburg, een outreachende hulpverleningsmethodiek en woonbegeleiding.

Housing first

Bij Housing First begeleiden we langdurig dak- en thuislozen met een complexe problematiek van verslaving of psychische moeilijkheden in de overgang van straat naar woonst.

Housing First draait de redenering van de woonladder om. In de klassieke visie klim je op van dak- of thuisloosheid via noodopvang, winteropvang, begeleid wonen naar sociale huisvesting. Bij Housing First is een woonst een noodzakelijke eerste stap om aan moeilijkheden op andere levensdomeinen te kunnen werken, en niet omgekeerd. De woning zorgt voor stabiliteit en verhoogt het zelfwaardegevoel van de chronisch dak- en thuisloze. Zo wordt verbinding opnieuw mogelijk, met zichzelf, met anderen en met de samenleving.

‘Mijn leidinggevenden hebben altijd begrepen dat ik een beetje ruimte nodig heb.’

Deze basisprincipes staan centraal binnen Housing First: huisvesting is een recht, respect, warmte en medeleven voor de cliënt, strikte scheiding van huisvesting en begeleiding, begeleiding zo lang als nodig, vrijwillige keuze van de cliënt, harm reduction en herstelgericht werken. Dat sluit volledig aan bij mijn persoonlijke visie. Puur maatzorg dus! Het is de rode draad door mijn loopbaan. Daarnaast kan ik mij goed vinden in het outreachende, proactieve van deze methodiek.

Housing First in Genk startte met zes daklozen. Zij verblijven nog steeds in hun woning. Daar ben ik enorm trots op, alhoewel ik heel goed besef dat ik alleen als hulpverlener niets zou zijn zonder een goed netwerk en ondersteuning van het OCMW van Genk zelf. Ik heb in de methodiekontwikkeling mee mogen ‘freewheelen’ en hier en daar wat buiten de lijntjes mogen kleuren om tot dit fijne resultaat te komen.

Gelukkig hebben mijn leidinggevenden altijd begrepen dat ik een beetje ruimte nodig heb.

Interesse in geestelijke gezondheid

Door vaak te werken met mensen met een dubbeldiagnose is mijn interesse in de geestelijke gezondheidszorg heel groot geworden.

‘Netwerken en samenwerken is mijn boodschap!’

Mogen deelnemen aan Kruispunt was voor mij de uitgelezen manier om het voor mij onbekende terrein van de geestelijke gezondheidszorg te verkennen. Het Kruispunt is een wekelijks inloopmoment voor volwassenen met een psychiatrische problematiek waarbij een ambulante behandeling op korte termijn aangewezen zou kunnen zijn.

Ik kreeg een bredere kijk op het hulpverleningsaanbod en het zorgde voor een vlottere samenwerking. Voor de cliënten is de snellere weg naar zo gepast mogelijke hulpverlening – en geen ‘van-het-kastje-naar-de-muur-hulpverlening’ met verschillende intakes – de meerwaarde.

Netwerker

Ook het netwerken in een pilootproject als het Geïntegreerd Breed Onthaal verruimt mijn kijk als mens en als hulpverlener. Het Geïntegreerd Breed Onthaal zet de lijnen uit voor een meer toegankelijke hulpverlening. Een maximale afstemming tussen actoren uit het welzijnslandschap wordt naar voren geschoven als belangrijkste instrument in situaties van onderbescherming.

‘Ik denk dat het duidelijk is dat ik graag uit mijn kot kom.’

Met het Geïntegreerd Breed Onthaal wil men de samenwerking tussen het OCMW, het Centrum Algemeen Welzijnswerk en de diensten Maatschappelijk Werk van de ziekenfondsen optimaliseren om de sociale grondrechten van burgers maximaal te kunnen uitputten. Ook met andere hulpverlening wil men beter kunnen afstemmen.

Netwerken en samenwerken is mijn boodschap! In 2019 werd de werking van de sociale dienst van OCMW Genk volledig gecentraliseerd in een mooi nieuw Sociaal Huis Portavida, op de Genkse Welzijnscampus Portavida. Ideaal om te netwerken. We kunnen letterlijk binnenspringen bij de hulpverleningsburen.

Geen luie ambtenaar

Mijn taken zijn erg gevarieerd, mijn dagen onvoorspelbaar en mijn agenda goed gevuld. Zo heb ik het graag. Ik denk dat het duidelijk is dat ik graag uit mijn kot kom. Dat is soms vermoeiend, maar hoe korter de lijnen zijn met je netwerkpartners, hoe meer je samen kunt betekenen voor je cliënten.

Ik vind ook dat ik het geluk heb dat ik niet alleen met de regelgevende context van een OCMW te maken heb. Mijn taken bestaan uit meer dan financieel onderzoek, controle, dossierbeheer, administratie en registratie; een negatief beeld dat vaak heerst over maatschappelijk werk bij een sociale dienst van een OCMW of in het algemeen bij een ambtenaar.

Dat negatieve beeld, bijvoorbeeld de sneer van een onbekende op Facebook die alle (luie!) ambtenaren over dezelfde kam scheert, daar kan ik heel boos over worden.

Miserie en verdriet zuigen me leeg

De hoeveelheid aan menselijke miserie, de uitzichtloosheid van sommige situaties, het verdriet, de boosheid… kunnen mij leegzuigen. Af en toe vraag ik mij af hoe sommige mensen nog rechtop kunnen staan.

‘Wat mij het allermeest raakt, is wanneer mensen met de grootste zorgen informeren naar hoe ik mij voel.’

Wat mij het allermeest raakt, is wanneer de mensen met de grootste zorgen, ruimte in hun hoofd hebben om te informeren naar hoe ik mij voel. Dat vind ik ongelooflijk sterk. Daar kan ik zelfs emotioneel van worden.

Ik ben ook heel dankbaar dat ik altijd in een team heb mogen werken waar collegialiteit vooropstaat. Als ik na een zwaar gesprek kan ventileren, komt het goed. Ik heb in dat opzicht echt goede collega’s en ik heb collega’s die vrienden zijn geworden. Er is een verschil, maar beiden heb je nodig om een zware job als deze te blijven doen. Het klinkt als een cliché maar toch zijn er dagen met een lach en een traan.

maatschappelijk werker

“Ik word geregeld naïef genoemd, omdat ik graag uitga van het goede in iedereen.”

© Kelly Steenlandt

Bang voor polarisatie

Ik ben een beetje bang voor de polarisering in onze maatschappij. Ik moet soms niet verder kijken dan mijn eigen vrienden en familie om extreme zwart-wit-redeneringen te horen. Ik sta er soms versteld van hoe hard mensen kunnen zijn voor een ander, hoe weinig begripvol of vergevingsgezind. Ik sta versteld van het ongefundeerde wantrouwen ten aanzien van het onbekende. Ik word er soms mottig van hoe ver mensen gaan in het ‘over dezelfde kam scheren’.

‘Ik sta er versteld van hoe hard mensen kunnen zijn voor een ander.’

Ik word geregeld naïef genoemd, omdat ik graag uitga van het goede in iedereen. Ik ga uit van de nieuwe kans die iedereen verdient. Ik ga er ook van uit dat sommige mensen echt het beste van zichzelf geven maar gewoon niet beter kunnen of niet beter gezien hebben. Iedereen heeft zijn mogelijkheden en beperkingen. Iedereen heeft recht op respect en een waardige behandeling. Iedereen heeft basisrechten en recht op geluk.

Ik ben helemaal niet blind voor het rechten-en-plichtenverhaal. En ja, schuldigen mogen, moeten gestraft worden… Iemand die fraudeert en profiteert, neemt wat mij betreft kansen en middelen af van iemand die het echt nodig heeft om ondersteund te worden, in welke vorm dan ook. Daar mag en moet ook controle op zijn. Maar ik maak er niet mijn focus van in mijn begeleidingen.

Generatiearmoede bestaat

In de 21 jaar dat ik in de hulpverlening sta in Genk heb ik grootouders, ouders en kinderen zien voorbijkomen. Generatiearmoede is echt. Er blijven een aantal mensen structureel verstoken van kansen. Maar zelfs in mijn werkomgeving, een plek die in mijn beleving toch vanzelfsprekend sociaal zou moeten zijn, ervaar ik die verrechtsing, verharding, zwaardere bestraffing van fouten, de ‘eigen schuld dikke bult’-visie.

‘Ik ben blij dat het geëngageerde Chiromeisje in mij nog niet verloren is!’

Ik wil zo niet zijn. Laat mij dan maar met de stempel naïef rondlopen. Ik ben blij dat het geëngageerde Chiromeisje in mij nog niet verloren is! Ik ga op zoek naar de billijkheidsreden om af te wijken van de norm. Ik zoek de uiterste wetgevingslijnen op waartussen ik kan lopen, zonder de wetgeving te overtreden uiteraard. Ik probeer de bestaande normen altijd in het voordeel van mijn cliënt te interpreteren. Iedereen heeft recht op een hulpverleningsplan op maat en mijn cliënt heeft te allen tijde de regie van zijn traject in handen.

Ik kan maar proberen de vertaalslag te doen van wat er opgelegd wordt vanuit de wetgeving, een OCMW-beslissing of de maatschappij en ik kan maar proberen de consequenties van iemands beslissingen te schetsen. Ik probeer mee te kijken en kritisch te zijn. Ik probeer feedback positief te vertalen. Maar finaal beslissen, dat doen mensen wat mij betreft wel zelf. Omgekeerd probeer ik ook vaak voorkomende moeilijkheden in dossiers te signaleren, zodat er structureel iets mee kan gedaan worden.

Genk als smeltkroes

Genk is een smeltkroes van culturen en dat weerspiegelt zich ook in ons OCMW. In mijn team van tien personen zitten maatschappelijk werkers van Poolse, Turkse, Marokkaanse, Italiaanse en Griekse origine. Ik denk dat we elkaar alert houden omdat we automatisch met elkaars achtergrond, afkomst, geaardheid… geconfronteerd worden. Ons team is op zich al divers.

‘In mijn team zitten maatschappelijk werkers van Poolse, Turkse, Marokkaanse, Italiaanse en Griekse origine.’

Ik probeer in een begeleiding de verschillen niet uit de weg te gaan. Door ze bespreekbaar te maken gebeurt er soms iets in zo’n gesprek waarbij vertrouwen groeit. Ik heb geen migratieachtergrond en kom uit de blanke middenklasse, maar door dat bespreekbaar te maken in een begeleiding geef ik ook aan dat we samen meer weten dan alleen, of dat is toch mijn bedoeling. Ik heb de wijsheden niet in pacht en ik hoop alle dagen nog iets te kunnen leren van iemand anders.

Ik wil vooral een gids zijn die mensen de weg toont naar het doel dat ze voor ogen hebben. Vroeger zou ik vooral een vakvrouw hebben willen zijn die problemen oplost. Ik zet dat nu op de tweede plaats, omdat het naast een sterkte soms mijn valkuil is. Ik wil niet altijd meer overnemen en oplossen. Ik wil meedenken over hoe mensen zelf hun problemen kunnen leren zien en ik wil perspectieven bieden over hoe ze er dan zelf mee aan de slag kunnen. Ik wil liever nieuwe patronen helpen installeren, zodat ze mij op termijn niet meer nodig hebben.

Ik hoop dat als mensen meer besef van hun eigen invloed hebben, hen dat meer zelfvertrouwen geeft en dat ze zelf actie kunnen ondernemen in plaats van machteloos ondergaan.

Luide stem aan de noden van cliënten

Ik heb het gevoel dat ik mijn mening en verzuchtingen wel kwijt kan op teamniveau maar of er altijd iets gedaan wordt of kan gedaan worden met de boodschap is de vraag. De hectiek van het werk maakt ook dat je van het een naar het ander holt en gewoon geen tijd hebt om te blijven aandringen als iets niet goed zit. En toch is deze zorg voor de cliënt nodig. Het is ook een vorm van zelfzorg.

Door als maatschappelijk werkers blijvend noden te signaleren, is er in Genk – buiten de wettelijk vastgelegde rechten- wel een redelijk fair intern normenkader met steunmaatregelen ontstaan. Op dit moment is het bijvoorbeeld een thema of een laptop levensnoodzakelijk is en of daarvoor een nieuwe interne norm moet komen. Tijdelijke initiatieven om studenten tijdens het afstandsleren in de COVID-19-crisis te ondersteunen met een laptop, legden pijnlijk bloot hoeveel mensen geen toegang hebben tot het internet, tot digitale informatie.

In het verleden bestond er zoiets als OMWEGO, Overleg Maatschappelijk Werk in Genk en Omstreken, waar in overleg met een hele waaier maatschappelijk werkers uit verschillende organisaties nagedacht werd over bepaalde thema’s. Dat platform is weggevallen. Thematische overleggen hebben die signaalfunctie meer overgenomen. Het voelt toch nog aan als een gemis. Het zou een meerwaarde zijn om OCMW-maatschappelijk werkers op lokaal maar misschien ook op Vlaams of federaal niveau te verenigen om een luide stem te geven aan de noden van onze cliënten. Goedkopere huisvesting is zeker zo’n nood.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.