Verhaal

Samen op straat met opbouwwerker Saïd

Praten volstaat niet

Nico Bogaerts

Saïd Boumazoughe (28) is opbouwwerker in Borgerhout bij Samen op Straat, een project van Samenlevingsopbouw. Saïd is ook theatermaker en een van de mannen achter het hiphopcollectief NoMoBS (No More Bullshit). Sociaal.Net ging mee de straat op met deze vurige jongeman.

Saïd Boumazoughe

Saïd Boumazoughe © Walter Busschots voor Samenlevingsopbouw

Saïd Boumazoughe

Saïd Boumazoughe © Walter Busschots voor Samenlevingsopbouw

Wat doet Samen op Straat in Borgerhout?

Samen op Straat werkt met jongeren tussen 15 en 25 jaar die hun weg aan het zoeken zijn. Meestal jongeren die afgehaakt zijn, die geen aansluiting vinden bij bestaande instituties als school, werk, vrije tijd… Samen Op Straat heeft een veiligheidscomponent. Het project wordt door de stad Antwerpen en het district Borgerhout gefinancierd om de leefbaarheid op pleintjes in Antwerpen te verhogen. Onze doelgroep zijn jongens met Marokkaanse roots. We bereiken er nu zo’n 140. Dat we alleen Marokkaanse gasten zien, heeft te maken met de buurt. Wij werken van onderuit, met de jongeren die er zijn. En in Borgerhout wonen nu eenmaal veel mensen met een Marokkaanse achtergrond.

Jullie zien geen meisjes?

Nee. De meisjes zorgen niet voor overlast, de jongens wel. (lacht) Maar weet. Ook Marokkaanse meisjes hebben noden. We willen graag met hen werken, maar daarvoor zijn er nu geen middelen.

‘We maken van stropers boswachters.’

Maak je werk eens concreet.

We zijn met vier werkers in Borgerhout, Ali, Khalid, Mohamed en ik. De job bestaat uit opbouwwerk, een beetje straathoekwerk, een stuk jeugdwerk, wat sociaal-cultureel werk en maatschappelijk werk. Het is een mix van disciplines binnen het sociaal werk. We zetten in op positieve identiteitsontwikkeling bij jongeren. We maken van stropers boswachters. Een voorbeeld? Jongeren die tot voor kort voor overlast zorgden bij evenementen, zijn op dezelfde evenementen nu steward.

En dat lukt?

Zeker. Die jongeren krijgen een opdracht, dragen verantwoordelijkheid en krijgen erkenning. En deze keer niet als potentiële amokmakers. Het Terloplein in Borgerhout was vroeger een heavy pleintje. Een hotspot voor de lokale politie. Het was daar regelmatig boel, onder meer op het buurtfeest. De afstand tussen de jongeren en de feestgangers was gigantisch. En kijk nu. Onze jongeren begeleiden tijdens datzelfde buurtfeest workshops, ze zijn er steward, ze ondersteunen mee de voetbalwedstrijden. Dat is een succesverhaal. Een goed voorbeeld van hoe jongeren, bewoners en samenlevingsopbouw de handen in elkaar kunnen slaan, met resultaat. Eén voorwaarde: iedereen moet de wil hebben om naar elkaar te luisteren.

Wat maakt dat jullie slagen waar anderen mislukken?

De kracht van Samen Op Straat is de leuze ‘voor jongeren, door jongeren’. Werken met deze jongens betekent dat je er bent waar zij rondhangen. Je moet hun vertrouwen winnen.

‘Een mix van disciplines binnen het sociaal werk.’

Ik hoor het telkens opnieuw. Het opbouwen van vertrouwen is cruciaal. Maar hoe doe je dat?

Heel simpel. Je moet niet alleen met die jongeren praten maar er ook effectief iets mee doen. Op de pleintjes waar ze rondhangen, voeren wij gesprekken. Stap voor stap leer je hun leefwereld kennen. Dan organiseer je voor hen activiteiten waarbij ze zich goed voelen. Zo bouw je vertrouwen op. Vooraleer ik een jongere aanspreek, zijn er al honderd anderen gepasseerd. Jij lacht, maar het is wel de realiteit. Zij vertrouwen niemand. Ze denken ook altijd dat ik nummer 101 ben. Ik moet bewijzen dat ze ongelijk hebben.

Het leven van deze jongeren speelt zich buiten af, op pleintjes.

Absoluut. Elk pleintje is eigenlijk één grote luchtbel. De Geelhandplaats, het Terloplein, het Krugerplein. Het zijn allemaal luchtbellen. Het zijn kleine wereldjes van ‘ons kent ons’. Er is veel sociale controle en grote groepsdruk. Elk plein heeft zijn eigen codes, waarden, normen en taboes. Jongeren claimen zo’n plein om zich goed te voelen. Dan kunnen er twee dingen gebeuren. Ofwel wordt dat een probleem, ofwel probeer je er iets mee te doen.

‘Elk pleintje is één grote luchtbel.’

Hoe doorprik je als opbouwwerker die luchtbel waarin deze jongeren leven?

Ouders kunnen dat niet. Zij kunnen niet volgen wat hun kinderen wel of niet op straat uitspoken. Ze hebben daar geen impact. Voorbeeldfiguren hebben dat wel. Het jeugdwerk engageert bekende Antwerpse zaalvoetballers. Die hebben positieve macht en impact. Jongeren kijken naar hen op. Sommige jongens kijken ook op naar mij. Voor hen ben ik ‘Eazy Lo’ van NoMoBS. Dat stelt me in staat hen te prikkelen. En dat willen we net doen. Hen uitdagen in positieve zin. We gaan soms ook voor vijf dagen naar de Ardennen. Dan halen we een aantal jongeren weg uit hun cocon. We maken dan tijd voor hen, praten met hen.

Stel dat ik als witte veertiger je job zou doen. Kan dat werken?

Later dit jaar begint er een witte collega bij Samen op Straat. Ik hoop dat het werkt. Maar je vraag is terecht. Ik ben opgegroeid in de sociale blokken op het Kiel in Antwerpen. Ik ken het verhaal van grote gezinnen, kleine huizen, burenruzies, pleintjes, overlast en politie. Jongeren weten dat ik eenzelfde parcours heb afgelegd. Ze zullen mij sneller geloven. Maar ik ben een professioneel werker. Het hele verhaal van afstand en nabijheid telt ook hier.

Maar je bent wel een vertrouwensfiguur voor deze jongeren.

Veel jongeren praten niet met hun vader of moeder. Die zitten met vragen waarover ze niet kunnen praten omdat het taboes zijn. Ze kunnen er ook niet mee naar hun grote broer want dan krijgen ze slaag. Met Samen op Straat hebben we een instuif. Daar komen soms jongens binnen die al een hele dag en nacht wakker zijn. Die niet naar huis kunnen of durven. Dat is de realiteit. Als ik zou zeggen dat ze bij ons niet mogen slapen of rondhangen dan zijn we ze kwijt.

‘Antwerpen is alles voor mij.’

Je draagt een pet van Antwerpen.

Antwerpen is alles voor mij. Ik voel me Antwerpenaar. ’t Stad heeft mij gemaakt tot wie ik ben. Ik voel dat ik aan deze tafel ook een Antwerpenaar ben. Jij neemt mij serieus. Maar voor de buitenwereld zal ik altijd een Marokkaan zijn, nooit een Antwerpenaar. Terwijl ik ‘t stad beter ken dan vele anderen.

Ik zou opstandig worden.

Wees gerust. Jongeren zijn ook opstandig en boos. Ik heb mijn lagere school gelopen in een witte school. Ik was de enige niet-witte in de klas. En van het eerste tot het zesde leerjaar heb ik altijd op de laatst rij gezeten. Niet omdat ik daarvoor koos, wel omdat het moest.

Dat is toch waanzin?

Je draagt dat mee voor de rest van je leven. Je vergeet dat ook niet. En twintig jaar later gebeurt het nog steeds. Al valt het minder op. Nu is er in sommige scholen minder discriminatie op basis van naam of kleur. De diversiteit is zo dominant dat racisme op basis van huidskleur, zeker in een stad als Antwerpen, compleet belachelijk is. Bijna achterhaald. Het gaat nu om status, de kleren die je aan hebt, de auto die je vader heeft of net niet heeft. Er zijn nu Marokkaanse middenklassers die hun kinderen met een volle brooddoos naar school sturen. Maar in dezelfde klas zitten er ook kinderen met een Marokkaanse achtergrond die niets hebben.

‘Racisme is achterhaald.’

Frusteert die onmacht je?

Ja. En dat is onder andere de reden van mijn engagement bij NoMoBS. Ik moet mijn frustraties kanaliseren. Als sociaal werker ben je beperkt in je kunnen, zijn en denken. Je moet je aan codes houden. Er zijn afspraken. Je kan niet alles aankaarten. Er zijn subsidies, je draait mee in het systeem. Je kan niet zeggen: ‘Fuck it’. Bij NoMoBS wel. Daar ben ik helemaal vrij.

Jij leest boeken, speelt theater, maakt muziek. Wat maakt dat jij niet bent blijven hangen in de luchtbel van ’t Kiel?

Dat heeft alles te maken met doorzettingsvermogen. Luister niet naar de anderen. Wees jezelf. Als je dat niet doet, dan ga je je hele leven afvragen wie je bent of had kunnen zijn. Toen ik ging studeren, kreeg ik van vrienden te horen dat ik gek was om later te gaan werken voor zo’n hongerloon. Zij werkten in een fabriek en kwamen naar huis met 2.500 euro in de maand. Toen ik begon met NoMoBS waren er die zegden dat muziek haram is. Maar dat waren wel de mannen die in de wijk drugs dealden. Ze probeerden mij klein te houden. Ik was de enige van mijn vrienden die ASO volgde. Ik zat in het zesde middelbaar terwijl mijn vrienden nog in het derde of vierde middelbaar zaten. Tja. Hoe kan je dan nog deftig met elkaar praten? Ik ben uit de luchtbel ontsnapt door mijn ding te doen. Dat is muziek maken en via die weg heb ik ook het theater leren kennen.

Met Samen op Straat maken jullie het verschil. Moet de overheid meer investeren in dit soort projecten?

In elk beleid zit een stuk repressie en een stuk sociaal werk als Samen op Straat. Maar camera’s, gasboetes en identiteitscontroles bestrijden pijn met pijn. Maar zo werkt het niet. Jongeren voelen zich geviseerd en worden boos. Als iemand zegt dat Berbers in Antwerpen het probleem zijn. Ik ben een Berber. Hoe denk je dat dit binnenkomt? Ander voorbeeld. Iedereen van ons heeft al problemen gehad met de politie. Gewoon omdat ik er uitzie zoals ik er uitzie. Wat denk je dat dit doet met al die jonge gasten? Ze ervaren een beleid van twee maten en twee gewichten. En dat creëert onrust.

‘Jongeren voelen dat ze er niet bij horen.’

Ik woon al 25 jaar in de stad en ben nog nooit opgepakt of tegengehouden. Ik ben wit.

Voilà. Jongeren voelen dat ze er niet bij horen. Het kan toch niet zijn dat ik er pas echt bij hoor als ik een hond heb, een bakfiets en met een pint op straat loop? Met Samen op Straat geven wij sollicitatietraining. Wij maken samen met de jongeren hun CV op. Sommigen krijgen nooit reactie. Hoeveel brieven ze ook schrijven. Dan zit je daar als werker. Maar praktijktesten invoeren? Ah nee. Dat is een brug te ver. Het is soms vechten tegen de bierkaai.

Uit Antwerpen zijn een pak jongeren vertrokken naar Syrië. Radicalisering is een groot issue. Zie jij een link met deze kloof?

Ik keur het niet goed dat jongens en meisjes naar Syrië vertrekken, maar ik begrijp het wel. Ik zie de voedingsbodem. Jongeren waar wij mee werken, horen er niet bij. Ze hebben geen link met de samenleving. Ze zijn zoekende, willen zin geven aan hun leven. En als er dan op de pleintjes, in die luchtbel, ronselaars passeren die bevestigen dat je er niet bij hoort. Die je gelijk geven…

Die ronselaars zijn er nog?

Er zijn straatprekers geweest op het Terloplein. We zijn dan met iedereen van Samen op Straat op het plein gaan staan. Ze hitsten de jongeren op. Gelukkig hebben we onze gasten sterk genoeg gemaakt zodat ze er niet intrappen. Wij hebben gasten wiens broer of zus vertrokken is. Die zien hoeveel pijn dat doet bij hun moeder.

‘Jongeren die religieus denken, vragen om religieuze antwoorden.’

Is dat niet gek. De jongens die vertrekken naar Syrië doen hun moeder pijn, net de figuur die zo belangrijk is?

Inderdaad. Maar wat zeggen die ronselaars? “Je ouders zijn zwak. Ze geloven niet echt. Jij kan ervoor zorgen dat ze toch in het paradijs komen. Als jij sterft dan neem je ze mee naar het paradijs.” Dat is hun boodschap. Maar onze profeet zegt: moeder, moeder, moeder. En dan pas komt de vader. Dus de moeder is heel belangrijk. Zij heeft je gedragen en gebaard. En jij gaat die de rug toekeren om te vertrekken? Die ronselaars draaien dat dus om. Ze zeggen dat de moeder verkeerd is en dat jij haar kan redden.

Wat doe je als je ziet dat iemand radicaliseert?

We gaan het gesprek aan. Dat is niet gemakkelijk. Soms laten we iemand komen die de Koran echt door en door kent. Jongeren die religieus denken, vragen om religieuze antwoorden. De belangrijkste strijd voor jongeren binnen de islam is de innerlijke strijd. Hoe word ik een goed mens? Hoe moet ik vechten tegen het slechte, de verleiding? In de wereld van Marokkaanse jongeren ligt de sleutel van het paradijs onder de voeten van hun moeder. Dat is een uitdrukking waarop je als werker kan inspelen. Je moet weten wat er in hun hoofd speelt. Dat kan alleen maar als je naar hen luistert en met hen praat. En dat praten, doen wij samen met een tiental vaders die we kunnen engageren. Sommigen van hen wonen al veertig jaar in Antwerpen.

Wat doe je als een jongen echt dreigt te vertrekken?

Als ik weet dat iemand dreigt te vertrekken, dan schakel ik mijn collega Ali in. Ali heeft veel ervaring. Hij is van Borgerhout. Hij kent er quasi iedereen. Hij weet hoe hij naar ouders moet stappen, hoe hij moet communiceren met partners. Maar iemand die op vertrekken staat, dat is voor iedereen heel moeilijk. Dat is bewegen op een slappe koord.

Van ‘t Kiel zijn er minder jongeren vertrokken dan pakweg van Borgerhout, Antwerpen-Noord of Deurne. Kan je dat verklaren?

Op ’t Kiel is een groep jonge gelovigen actief. Zij proberen vanuit hun geloof een antwoord te zoeken op de specifieke vragen van jongeren. Zij praten met de jongeren. Er is een dialoog. En dat werkt. Ze begrijpen de situatie van de jongeren maar ze gebruiken hun kennis van het geloof om te argumenteren om net niet te vertrekken. In andere buurten in Antwerpen is er minder kennis van de islam. Jongeren zijn dan meer vatbaar voor ronselaars. Maar de kern van de zaak is: waar een dialoog is, zijn er minder vertrekkers.

‘Waar een dialoog is, zijn er minder vertrekkers.’

Vanuit Mechelen vertrok er tot nu toe niemand.

Bart Somers is een kordate burgemeester. Hij handelt repressief. En in Mechelen staan ook overal camera’s. Ik ben geen fan van die camera’s maar hij compenseert dat wel met investeringen in het jeugdwerk. Hij vertrekt niet van de vaststelling dat alle jongeren een probleem zijn. Zo wordt stevig geïnvesteerd in jongerencentrum Rojm. En dat werkt.

Hoe belangrijk is de islam voor jou?

Toen mijn vader twee jaar geleden stierf, is mijn geloof getest. Het was de eerste keer dat ik met de dood geconfronteerd werd. Je stelt je dan existentiële vragen over het leven en de dood. Ik geloof. Voor mij is dat een soort van mediteren, een vorm van zingeving. Het geeft antwoorden op de vragen van het leven. Ik ben moslim en ik ben daar trots op. Ik geloof in de Koran. Ik geloof in de profeet. Alles gebeurt met een reden. Alles staat in dienst van een hogere kosmos. En concreet betekent dat voor mij dat ik goed probeer te doen en zijn.

Een laatste vraag. Je wordt in 2018 burgemeester. Wat is je eerste beslissing?

Dat is een vraag die ik ook aan mijn jongeren stel. En het eerste wat sommigen zeggen. Legaliseren van drugs. (Lacht) Maar dat is geen verantwoordelijkheid van de burgemeester zeker? Ik zal eerlijk zijn. Ik zou graag alle bestaande structuren heropbouwen. Ik zou veel opzetten samen met burgers en burgerinitiatieven. Als burgemeester kan je dat mogelijk maken. Kijk naar zaken die in het district Borgerhout gebeuren. Het bestuur steunt bewoners om initiatieven te nemen zoals de pleinpatrons en de buurtvaders die rondwandelen tijdens de ramadan. Dat werkt. Mensen niet tegen elkaar opzetten, ze samenbrengen.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.