Unieke stemmen
Vier jaar geleden gingen in de jeugdhulp verschillende leefgroepen voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen van start. De teams waren opvallend divers samengesteld. Elk team koos er bovendien voor om minstens één begeleider van Afghaanse herkomst aan te werven, omdat ze vooral jongeren uit Afghanistan in de leefgroepen verwachtten.
‘Het is belangrijk om naar elk verhaal te luisteren.’
Vier jaar later zijn enkele van deze Afghaanse begeleiders nog steeds aan de slag. In tussentijd kwamen er ook nieuwe bij. OTA Antwerpen bracht vijf begeleiders samen om te praten over hun job, hun collega’s en de jongeren waarmee ze werken.
Ze heten Sam, Mones, Hakim, Mustafa en Omar.Omar is een schuilnaam. Hij wilde liefst anoniem getuigen.Het zijn unieke stemmen binnen de jeugdhulp. Hun verhaal verdient een publiek.
Iedereen heeft zijn verhaal
Wat hun positie nog uitzonderlijker maakt, is dat deze begeleiders in een leefgroep werken waar de meeste jongeren dezelfde migratieachtergrond hebben als zij.
Al is die gedeelde achtergrond een van de dingen waar de begeleiders meteen een vraagteken bij plaatsen. “Mijn verhaal is heel anders dan dat van de jongens in de leefgroep”, zegt Mones. Ze is al twintig jaar weg uit Afghanistan. “De achtergrond van de jongeren is de mijne niet.”
De anderen stemmen in. De spreekwoordelijke rugzakken zijn niet hetzelfde. Sam kwam zelf als niet-begeleide minderjarige naar België, maar ook hij beaamt: “Iedereen heeft zijn verhaal. Die verhalen hebben misschien wel wat gelijkenissen, maar ze zijn ook zeer verschillend. Het is belangrijk om te luisteren naar elk verhaal en er geen eigen invulling aan te geven.”
Taal als ijsbreker
Toch maken ze allemaal snel verbinding met nieuwe jongens in de leefgroep. Sneller dan witte begeleiders. “We zijn een punt van herkenning”, denkt Hakim. “Iets dat aanleunt bij wat ze kennen, waar ze mee opgegroeid zijn.”
‘Het is leuk om met iemand te praten in je eigen taal. Dat gaat vlotter. Je begrijpt ook alles.’
Taal speelt daarbij volgens Mustafa een belangrijke rol. “Het is nu eenmaal leuk om met iemand te kunnen praten in je eigen taal. Dat gaat vlotter. Je begrijpt ook alles. Als je in een totaal nieuwe context terechtkomt, doet dat deugd.”
De taal is een eerste belangrijke ijsbreker. De jongeren nemen de Afghaanse begeleiders daardoor sneller in vertrouwen. Hakim zegt dat het om meer dan alleen taal gaat. “Aan mij moeten de jongens een heleboel vanzelfsprekendheden niet uitleggen. Sommige dingen kunnen mijn collega’s zich gewoon niet voorstellen. De jongens weten dat ook.”
Geheimen
Dat de jongeren hen snel in vertrouwen nemen, stelt de begeleiders wel voor moeilijkheden.
Soms verwachten de jongens dat alles wat zij vertellen geheim blijft voor de andere begeleiders of hun voogd. Mones vindt dat soms echt moeilijk. “Je wil hun vertrouwen niet schenden. Maar je wil ook loyaal zijn tegenover je teamleden. Dat kan voor dilemma’s zorgen.”
Dit loyaliteitsconflict is voor de anderen zeer herkenbaar. De inschatting of informatie al dan niet met de collega’s moet gedeeld worden, ligt bij hen. “Ik moet als het ware het gewicht van het geheim bepalen”, zegt Sam. “Dat legt soms wel wat druk. Maar langs de andere kant vermoed ik dat mijn niet-Afghaanse collega’s daar ook mee worstelen.”
‘Ik moet als het ware het gewicht van het geheim bepalen.’
Elke begeleider vond een manier om hiermee om te gaan. Mustafa: “Als het kleine dingen zijn, zwijg ik. Zo breng ik de vertrouwensband niet in gevaar. Maar belangrijke dingen moet ik wel briefen aan het team. Ik leg dan uit aan de jongens dat ik gedeeld beroepsgeheim heb.”
Hakim pakt het soms ook zo aan. “Maar ik zeg het niet elke keer expliciet aan de jongeren. Af en toe vermeld ik dingen gewoon in de verslaggeving, met de opmerking erbij dat we met deze informatie discreet moeten omgaan. Dat is eigenlijk altijd al goed verlopen. Het is ook een kwestie van vertrouwen hebben in je collega’s.”
Consequent zijn
In de leefgroepen zijn naast de Afghaanse begeleiders hulpverleners van verschillende origines aan het werk, Belgische en andere. En ook zij slagen er volgens Mustafa allemaal in om in verbinding te gaan met de jongens. “Al vraagt het meestal iets meer tijd.”
Veel hangt af van de gehanteerde stijl van begeleiden. “Een positieve benadering is cruciaal”, klinkt het dan. Maar ze benoemen ook respectvol handelen, empathie tonen, juiste en duidelijke informatie verstrekken en consequent zijn.
‘Een positieve benadering is cruciaal.’
Dat laatste is soms moeilijk, vindt Omar. “Je probeert consequent te zijn in je eigen handelen. Maar daarnaast zit je ook best een beetje op één lijn met de collega ’s.” De rest van de groep is het er mee eens dat dat evenwicht een uitdaging is.
Maar ook al is consequent handelen van groot belang, mild zijn voor jezelf en je collega’s is dat ook. Het is normaal dat er soms uitzonderingen op de regels gemaakt worden. Mustafa: “Wij noteren het als je een uitzondering toelaat aan een jongere. Zo zijn de collega ’s op de hoogte en kunnen ze gepast reageren als een jongere hen ermee confronteert. Dat werkt wel goed.”
Te streng werkt niet
Je niet te autoritair opstellen, stippen de begeleiders ook aan als belangrijk. “Te streng zijn, werkt niet”, zegt Mustafa. “Als een jongere een regel niet naleeft, dan leg ik uit waarom die regel er is en waarom die belangrijk is. Zeg dus niet gewoon: ‘Het is zo. Punt.’”
Bedenk dat deze jongens ook gewoon pubers zijn, zegt Hakim. “En pubers en gezag gaan altijd moeilijk samen. Dat is universeel.”
‘Pubers en gezag gaan altijd moeilijk samen. Dat is universeel.’
Al is het niet altijd evident om een regel af te dwingen waar je als begeleider niet achter staat, zegt Mones. “Al te veel regeltjes over eten, bijvoorbeeld, daar heb ik het moeilijk mee.” Sam vult aan: “Inderdaad. Ik vind het ook moeilijk als eten ingezet wordt als straf.”
Regels evalueren
We moeten regels op tijd en stond evalueren. Daar is iedereen het over eens. “Als blijkt dat er bijna dagelijks een uitzondering wordt gemaakt op een regel, dan klopt er iets niet. Dan moeten we die regel in vraag stellen en misschien zelfs afschaffen.”
Sam geeft een voorbeeld. In zijn leefgroep was er aanvankelijk de afspraak dat er in de groep altijd Nederlands werd gesproken, bijvoorbeeld tijdens het eten. Maar dat liep moeilijk. “De jongens spraken toch hun eigen taal. Dat is ook wel te begrijpen. De leefgroep is voor hen een thuis en thuis spreek je de taal waarin je je comfortabel voelt. Dus die regel is er nu niet meer.”
Vrouwelijke begeleiders
De niet-begeleide minderjarige vluchtelingen in de leefgroepen zijn allemaal jongens. Ze benaderen vrouwelijke begeleiders anders dan de mannen. “Ik ervaar daar geen problemen mee”, zegt Mones. “Ik word door de meeste jongens als een soort oudere zus gezien.”
‘Ik word door de meeste jongens als oudere zus gezien.’
“De jongens zijn meer gewoon om met mannen om te gaan”, zegt Mustafa. De mannen- en vrouwenwereld zijn in Afghanistan veel meer gescheiden dan hier.” Hakim vertelt dat jongens vanaf hun tien jaar doorgaans geen contact meer hebben met meisjes. “Ze zijn enkel de omgang met hun moeder en eventuele zussen gewend. Als je zo opgroeit, is dat natuurlijk heel bepalend voor de manier waarop je met vrouwen omgaat.”
Dit soort duiding geven aan hun collega’s vinden de begeleiders essentieel. “Dat is culturele informatie die wij binnenbrengen in het team. En die ervoor zorgt dat mensen een situatie anders gaan bekijken”, zegt Omar.
Praten, praten, praten
Hoewel de groep de oorzaak kan duiden van het verschil waarmee de jongens vrouwelijke begeleiders benaderen, betekent dat niet dat ze niet aansturen op verandering. “Natuurlijk probeer ik dit zachtjes te veranderen”, zegt Omar. “Ik praat hier heel vaak over met de jongens. Maar het heeft tijd nodig.”
Hakim onderschrijft dat: “Praten, praten, praten. Steeds opnieuw. En je moet consequent zijn. Bij elke niet-respectvolle uitlating tegenover vrouwelijke collega’s of tegenover vrouwen in het algemeen, reageer ik. Ik laat het nooit zo.”
‘Bij elke niet-respectvolle uitlating tegenover vrouwen reageer ik. Ik laat het nooit zo.’
“Naast erover praten, tonen we natuurlijk ook hoe het hoort”, zegt Mustafa. “Door hoe wij zelf met onze vrouwelijke collega’s omgaan, stellen we een voorbeeld.”
De begeleiders hebben een voorbeeldfunctie voor de jongeren. “We zijn rolmodellen. We tonen de jongeren dat het leven hier kansen biedt”, vindt Hakim. Twee pupillen van Sam gaven onlangs aan dat ze ook begeleider willen worden. “Dat vind ik echt heel tof.”
Hij krijgt meteen bijval van iedereen rond de tafel. Het zou veelbetekenend zijn als deze twee jongeren binnenkort een opleiding sociaal werk aanvangen en later in de jeugdhulp aan de slag kunnen.
Meerwaarde van diversiteit
Laten we hopen dat ze dan in een divers team terecht komen. Die diversiteit beperkt zich best niet alleen op vlak van afkomst. Ook diversiteit op andere vlakken, zoals gender en leeftijd, reiken de begeleiders aan als een meerwaarde voor een team.
‘Hoe meer verschillende mensen, hoe meer inzichten en ervaringen.’
Want hoe meer verschillende mensen rond de tafel in je team, hoe meer kennis, hoe meer inzichten, hoe meer ervaringen er zijn. Dat is altijd positief en zeer leerrijk.
Deze begeleiders zijn het er allemaal over eens dat daar de meerwaarde van diversiteit zit: het binnenbrengen van andere informatie, ideeën en ervaringen. Waardoor ieders blik verruimt en begeleiders meerdere hypotheses kunnen formuleren.
Reacties
Zeker lezen
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies