Vechtscheiding
“Ik zal vijf jaar geweest zijn toen mijn jongere zus en ik in het pleeggezin terecht kwamen”, begint Ronny Mosuse zijn verhaal. “Maar eigenlijk is dat op een heel moeilijke manier begonnen en ook niet op een goede manier geëindigd.”
‘Toen ik drie jaar was, zaten mijn ouders in een vechtscheiding.’
“Toen ik drie jaar was, zaten mijn ouders in een vechtscheiding. Mijn vader, een Congolees, had tegen mijn moeder gezegd: ‘Het zijn ook mijn kinderen, ik neem ze mee terug naar Congo.’”
“Dat zorgde bij mijn moeder natuurlijk voor veel angst. Ze heeft dan zelf de beslissing genomen om naar de rechtbank te stappen en ons onder het hoederecht van een jeugdrechter te plaatsen. Zo waren wij tenminste veilig. Haar enige wens was dat haar vijf kinderen altijd samen zouden blijven.”
Valse start
“Maar het ging helaas niet zoals zij dat wou. De drie oudste jongens werden al snel in een tehuis ondergebracht, terwijl mijn jongste zus en ik nog thuis bleven. Er kwam dan regelmatig bezoek van een of andere sociale voorziening en op een keer moesten mijn zus en ik met die mevrouw mee.”
“Ik weet nog goed dat ik in de auto de hele tijd vroeg “Gaan we dan nu naar mijn broers?” en dat die mevrouw altijd “Ja” antwoordde. Na een lange rit kwamen we aan in een woonwijk en zag ik mensen voor een huis staan glunderen. Toen ik nog eens vroeg of we naar mijn broers gingen zweeg de mevrouw.”
“De mensen voor het huis stelden zich voor als moeke en vake, onze pleegouders. Mijn broers waren nergens te zien. Dat was voor mij een ommekeer in mijn leven. Vanaf dat moment vertrouwde ik lange tijd niemand meer, toch zeker geen volwassenen.”
Drie jaar later
En ook de manier waarop Ronny en zijn zusje na ongeveer drie jaar vertrokken bij het pleeggezin verliep allesbehalve goed.
“Op een avond was ik als enige van de kinderen nog beneden”, vertelt Ronny. “Mijn pleegbroer, pleegzus en zusje waren al aan het slapen. Plots zag ik een auto stoppen op de oprit. Een blauwe Citroën DS, die herkende ik meteen als de auto van mijn nonkel.”
”Ik zag mijn mama, tante, nonkel en oma heel boos uitstappen. Er was duidelijk iets mis. Toen ze binnen waren hoorde ik geroep en getier en ik hoorde mijn mama vragen waar haar kinderen waren.”
‘Na een valse start vond Ronny toch rust bij zijn pleeggezin.’
“Omdat ik bang was, had ik me verstopt achter een kast in de badkamer. Toen mijn moeder me daar vond, riep ze in paniek “Oh nee, ze hebben mijn kinderen hier verstopt!”. Dat was helemaal niet waar, maar hoe leg je aan je eigen moeder uit dat je je zélf hebt verstopt omdat je bang bent?”
“Even later zaten mijn zus en ik in de auto en reden we weg van mijn pleegouders. Dat was het laatste, zo ben ik daar weggegaan. Jaren later kwam ik te weten waarom wij toen zo abrupt zijn weggehaald. Mijn moeder had horen zeggen dat mijn zus en ik misschien in aanmerking zouden komen voor adoptie. Dat maakte haar zo boos dat ze ons meteen is komen halen.”
Een positief gevoel
Na een valse start vond Ronny toch rust bij zijn pleeggezin.
“Mijn pleegouders waren superlieve mensen en ik woonde daar samen met mijn zus, een pleegbroer Bruno en een pleegzus Goedele. Er was een soort regelmaat die ik erg apprecieerde: ik stond op, ik ging naar school, er waren mensen die voor mij zorgden en die me graag zagen. Die gewoontes, dat patroon, dat zorgde voor mij voor rust.”
“Al was er ook wel altijd de angst dat die regelmaat zou wegvallen. Zo herinner ik me nog dat ik een fiets had gekregen. Ik was daar heel blij mee, maar tegelijk dacht ik bij mezelf “Is dit maar tijdelijk? Ga ik die fiets weer moeten afgeven?”
Kiezen voor pleeggezin
Als Ronny nu terugkijkt, heeft hij wel een positief gevoel bij die periode. “Als ze mij als kind de keuze hadden gelaten tussen een tehuis of mijn pleeggezin, dan zou ik voor het pleeggezin gekozen hebben. Dat weet ik heel zeker.”
‘Als ze mij als kind de keuze hadden gelaten tussen een tehuis of mijn pleeggezin, dan zou ik voor het pleeggezin gekozen hebben.’
“In het tehuis was ik blij dat ik bij mijn broers was. We beleefden allerlei avonturen, maar dat was het zo ongeveer. Daar was ook weinig regelmaat in die zin dat er voortdurend werd gewisseld van opvoeders en begeleiders. In een gezin is er wel regelmaat. Als ik langer bij moeke en vake zou hebben gewoond, denk ik wel dat er een soort van hechting zou zijn geweest.”
Terug naar Genk
Enkele jaren geleden ging Ronny nog eens op bezoek bij zijn pleegouders in Genk.
“Het deed hen deugd om van mij te horen dat ik het daar wel leuk had gevonden. Blijkbaar wisten zij dat helemaal niet, omdat ik me nooit echt had opengesteld. Ik liet me bijvoorbeeld wel knuffelen, maar ik knuffelde niet terug. Ik was dus nogal teruggetrokken en leefde heel erg in mijn eigen wereld.”
‘Amai, ik lijk hard op vake.’
“Maar ik denk wel dat ik daar gevormd ben, in dat gezin. Tijdens het gesprek met moeke en vake dacht ik dikwijls “Amai, ik lijk hard op vake.” Hoe ik nu in het leven sta heb ik van hem: de dingen relativeren, het goede willen doen, altijd met een kwinkslag.”
Moederliefde
Vanaf het moment dat Ronny niet meer thuis woonde had hij nog maar weinig contact met zijn mama.
“Je zou denken dat dat het moeilijkste is, de liefde van je mama die wegvalt. Maar ik heb dat nooit zo aangevoeld. Voor mij is die liefde nooit weggevallen. Ik wist dat mijn mama me heel graag zag. En het feit dat ze niet fysiek aanwezig was, maakte niet veel uit. In mijn hoofd en in mijn hart wist ik dat mijn familie mij graag zag. Ik heb ook heel warme herinneringen aan mijn mama.”
Moederverdriet
Hoewel de mama van Ronny er zelf voor koos om haar kinderen toe te vertrouwen aan een jeugdrechter, heeft ze daar achteraf ook heel veel verdriet van gehad.
“Op het moment dat mijn mama die keuze maakte en naar de rechtbank stapte, leek dat voor haar de juiste beslissing. Ik denk ook dat dat toen de juiste beslissing was. Maar toen bleek dat haar wens om haar vijf kinderen samen te laten opgroeien niet zou uitkomen, was ze daar heel somber over.”
”Ze was er nooit een voorstander van dat mijn zus en ik gescheiden werden van onze broers en bij een pleeggezin gingen wonen. Vooral omdat mijn zusje toen nog heel jong was. Voor mijn moeder was het alsof ze gefaald had omdat ze niet voor haar allerkleinste kon zorgen. Dat heeft haar veel verdriet bezorgd, haar hele leven lang. Ze heeft zelfs geprobeerd om het hoederecht terug te krijgen, maar tevergeefs.”
Pleegkinderen, probleemkinderen?
Volgens Ronny is er tegenwoordig geen taboe meer rond pleegzorg: pleegzorgers worden geapprecieerd om hun warm engagement en pleegzorg komt steeds meer in de media.
“Maar op de term ‘pleegkind’ rust volgens mij wel nog een beetje een taboe”, nuanceert hij. “Die term heeft voor veel mensen nog een negatieve lading, alsof pleegkinderen altijd voor problemen zorgen. Ze hebben het vaak lastig, dat is waar, maar dat is iets helemaal anders dan een probleemkind zijn.”
‘Op school wist natuurlijk iedereen hoe de vork in de steel zat, maar ik probeerde dat toch te verbergen.’
“Je mag ook niet onderschatten wat het voor een pleegkind betekent om dat altijd te ‘bekennen’. Ik herinner me nog goed hoe dat bij mij was. Op school wist natuurlijk iedereen hoe de vork in de steel zat, maar ik probeerde dat toch te verbergen.”
Vingerknip van minister
Om dat taboe de wereld uit te helpen, kijkt Ronny naar het beleid. “Zoals het bij mij en mijn zus is verlopen, mag het nooit meer zijn. Er moet overlegd worden, er moet veel meer naar de ouders gekeken worden en er is veel begeleiding nodig voor zowel de ouders als de pleegouders en de kinderen zelf. Ik denk wel dat het nu al veel beter is dan toen, maar het blijft immens belangrijk.”
“Om dat te blijven realiseren, is er veel geld nodig. Als je als overheid ergens veel geld naartoe laat gaan, geef je bovendien het signaal dat het om iets heel belangrijks gaat.”
‘Het lijken altijd dezelfde mensen die moeten trekken en sleuren.’
“Ik ben er zeker van dat het kan veranderen, maar ik denk dat het afhangt van het beleid. Ik vind het fantastisch wat al die mensen doen die zich nu al inzetten voor pleegzorg. Maar het lijken altijd dezelfde mensen die moeten trekken en sleuren. Een vingerknip van een bevoegde minister kan veel veranderen.”
Tip voor pleegzorgers
Vanuit zijn ervaring wil Ronny graag nog een goede raad meegeven aan alle pleegzorgers en hen een hart onder de riem steken.
“Als een pleegkind teruggetrokken is, betekent dat niet dat hij jou niet graag heeft. Ik denk dat het heel belangrijk is om dat als pleegzorger te onthouden. Ik kan me goed voorstellen dat het heel frustrerend is als je als pleegouder alles investeert in een kind dat nooit zijn hart laat zien. Maar mijn pleegouders hebben me die frustratie nooit laten zien.”
“Ik wist dat iedereen mij graag zag: mijn pleegouders en mijn ouders. Ik denk dat ik daardoor goed terecht ben gekomen.”
Ronny Mosuse vertelt zelf zijn pleegzorgverhaal
Reacties [2]
Dank u , Ronny
Jaren zijn wij samen tevoet met juf marja naar school gewandeld in sint amands
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies