Claire (23)
Claire is 23, geboren en opgegroeid in Brussel. Ze heeft een Bachelor in Sociale Readaptatiewetenschappen. Ze werkt voor het Rode Kruis Vlaanderen en woont sinds twee jaar samen met haar vriend in Jette.
Einde van de begeleiding
“Mijn begeleiding stopte toen ik bijna twintig was. Het was onverwacht en totaal niet goed voorbereid. Shit, dacht ik op dat moment. Nu sta ik er echt helemaal alleen voor. Voordien heb je nog de instelling en ben je eigenlijk best wel goed omringd. Maar dan houdt het dus op.”
‘Verschillende mensen hebben me geholpen na hun werkuren.’
“Van de voorziening in Molenbeek verhuisde ik naar een studio aan de universiteit in Leuven. Dat was een hele grote stap. Ik woonde in de voorziening sinds mijn elfde. Gelukkig was die overgang wel goed omkaderd. Toen ik in de studio ging wonen, kreeg ik in het begin één uur begeleiding per week. In ideale omstandigheden is dat juist genoeg. Helaas waren de omstandigheden verre van ideaal en was het zeker in de eerste maanden absoluut onvoldoende.”
“Op dat uurtje begeleiding per week had ik officieel recht tot mijn 21. In de praktijk is er echter dikwijls plaatsgebrek en bestaan er lange wachtlijsten. Op een teamvergadering werd beslist dat ik het al een tijdje goed deed. Bijgevolg zou de maand erna de begeleiding gestopt worden. Ik was toen nog net geen negentien.”
“Ik heb het echt gemist om af en toe mijn verhaal te kunnen doen. De eenzaamheid is ook niet te onderschatten. Gelukkig is mijn begeleidster erna nog een paar keer mee geweest naar het OCMW. Dat was toen buiten haar functie. Er zijn eigenlijk verschillende mensen die me geholpen hebben naast hun vaste werkuren. Dat vind ik echt mooi.”
Laat me toch gewoon studeren!
“Al heb ik dat uurtje per week echt gemist, het is best goed gegaan met mij. Wel heb ik alle mogelijke bullshit gehad met administratie. Ik heb dikwijls gedacht: Putain, laat me toch gewoon studeren! Er was een combinatie van problemen met domicilie, studiebeurs, uitkering, kindergeld… Bij het OCMW had ik het gevoel dat ze me zagen als een profiteur. Op een bepaald moment behoorde ik tot een categorie waar geen wettelijk kader voor bestond. En dat terwijl de mensen daar alles volgens het boekje wilden doen. Daar stond ik dan als negentienjarige in dat stoer gebouw waar ik helemaal niet wilde zijn. Begrip was er maar zelden en ik heb me voortdurend machteloos gevoeld.”
‘Bij het OCMW zagen ze me als een profiteur.’
“Waar moet je immers heen als het OCMW fouten maakt en vervolgens zegt je niet te kunnen helpen omdat je dossier niet volledig is? Wat moet je doen als de jeugdrechtbank zich vergist en het niet rechtzet, ondanks al je aandringen? Ik ben eens heel naïef naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken gestapt, maar daar lieten ze me natuurlijk niet binnen zonder afspraak.”
“Voor de fouten in de jeugdrechtbank ben ik naar het Vredegerecht gegaan. Ik kreeg mijn gelijk, maar moest toch nog zelf opdraaien voor de kosten van de advocaat. Het vertrouwen in de administratieve instellingen ben ik kwijtgeraakt. Fouten kunnen gebeuren, maar er zijn te veel vergissingen geweest die nooit rechtgezet werden, onder meer door een gebrek aan transparantie.”
Ik maak me zorgen
“Ik maak me soms zorgen om anderen die ook zoiets meemaken. Ik studeerde en had de kennis en kracht om dossiers op te volgen, maar ik kan heel goed begrijpen dat anderen afhaken.”
‘Ik heb nooit aansluiting gevonden bij de typische kotstudent.’
“Ik had een vriendin met gelijkaardige problemen, zij begreep me. Verder kon ik bij niet veel mensen terecht. Ik was toen al samen met mijn vriend, maar hij wist ook niet goed hoe ermee om te gaan. Ik miste dikwijls lessen omdat ik afspraken had bij het OCMW. Dat was niet echt iets waar ik te koop mee wilde lopen bij andere studenten. Ik heb nooit echt aansluiting gevonden bij de typische kotstudent. Ik voelde me tien jaar ouder door alles wat ik heb meegemaakt.”
Geef ons niet te snel op!
“Ondanks alle moeilijkheden heb ik mijn diploma behaald binnen de drie jaar. Ik studeerde sociale readaptatiewetenschappen omdat ik met kinderen en jongeren wilde werken die hetzelfde hadden meegemaakt als ik. Ik wilde hun tonen dat het wel allemaal goed kan lopen. Jongeren worden te snel opgegeven.”
‘Ik heb mijn diploma behaald binnen de drie jaar.’
“Heel veel studenten uit een instelling volgen beroepssecundair onderwijs. Dat vind ik zo jammer. Het is niet omdat we het moeilijk hebben dat we niet gestimuleerd moeten worden. Ondanks alles wat ik heb meegemaakt, heb ik algemeen secundair onderwijs gevolgd en een bachelor behaald. Het was moeilijk, maar het is zeker mogelijk.”
“Uiteindelijk heb ik nooit gewerkt met kinderen, maar ben ik begeleidster bij vluchtelingen die asiel hebben aangevraagd. Het was de eerste job waarvoor ik solliciteerde en ik mocht bijna onmiddellijk beginnen. Ik had het niet verwacht, maar ik doe het heel graag. Ondertussen werk ik al twee jaar voor het Rode Kruis en woon ik samen met mijn vriend in Jette.’
De klik
“Elk kind in een instelling is ermee bezig of hij het later anders zal kunnen aanpakken dan zijn ouders. Zelf geloof ik dat het ervan afhangt of er een klik komt. Bij mij is dat rond mijn veertiende gebeurd. Op dat moment ben ik gaan inzien dat de situatie bij mijn ouders niet normaal was. Toen dacht ik: dat wil ik niet en zo mag het bij mij niet worden.”
‘Ik ben blij dat ik thuis weggehaald ben.’
“Ik heb er vertrouwen in dat het bij mij anders zal zijn. Ik heb een stabiel leven nu. Ik heb een vaste job en ben ondertussen al zes jaar samen met mijn vriend. Als je in een instelling zit, is dat al een grote droom.”
Iedereen heeft problemen
“Uiteindelijk kennen andere mensen ook hun problemen. Ik heb lang gedacht dat alles in orde was als je maar een thuis hebt. Maar tijdens mijn studies was er eens een les waarin andere studenten zich bloot gaven en vertelden over hun problemen. Sommige huilden en hadden het er nog heel lastig mee.”
“Ik bleef toen rustig. Ook omdat ik mijn verhaal al zo veel keer verteld heb, maar ook omdat ik er ondertussen mee kan omgaan. Ik ben blij dat ik thuis weggehaald ben. Dat was de beste manier om mij zo normaal mogelijk te laten opgroeien. Bepaalde dingen zijn niet goed gelopen en hadden beslist beter gekund. Maar ik heb het kunnen begrijpen en een plaats kunnen geven. Het heeft me gemaakt tot wie ik vandaag de dag ben.”
Louis (18)
Louis is achttien, geboren in Jette en woont sinds kort alleen in een studio in Brussel bij het Flageyplein. Hij zit in het zesde middelbaar en studeert Latijn-Wiskunde in Oudergem.
School is belangrijk
“School is belangrijk voor mij. Het is de weg naar de uitgang van de miserie. Ik zit nu in mijn laatste jaar en ik wil slagen. Ik wil bewijzen aan al die directeurs die me ooit op hun school geweigerd hebben, dat ik het wel kan.”
“Sinds september huur ik zelfstandig een studio aan het Flageyplein in Brussel. Ik ben er heel tevreden mee. Ik zie mijn begeleidster één keer om de veertien dagen en we bellen elkaar wekelijks. Ik heb er wel aan gedacht de begeleiding volledig te stoppen. Het blijft toch een vorm van controle die je liever niet hebt. Maar ik dacht: uiteindelijk ben ik toch nog een bleuke in heel deze situatie.”
“Ze helpen je als er problemen zijn. Nu vul ik eerst zelf al mijn papieren in en laat ze dan nakijken door mijn begeleidster. Huurwaarborg, familiale verzekering, contacten met de huisbaas, ik probeer het allemaal zelf te regelen. Ik besef dat er een moment komt dat ik er alleen voor sta. Het is nu dat ik het moet leren.”
Afstoffen
“Ik ben best al lang zelfstandig. Vanaf mijn zestiende ben ik op kamertraining gegaan in Kalmthout. Ik had een eigen studio en kreeg een weekbudget. Ik was zelf verantwoordelijk voor de inkopen, leerde koken, kleren wassen, schoonmaken. De studio lag in een gebouw waar altijd opvoeders aanwezig waren en we werden ook gecontroleerd.”
“Als de studio niet schoon was, kregen we bijvoorbeeld ons weekbudget niet. Er was een begeleidster met wie ik niet opschoot. Ik hoor haar nog bezig: “Afstoffen hé, Louis, afstoffen. Uw toilet is toch niet zo proper hoor.”
“In het begin verstopte ik de afwas onder de zetel. Of ik dacht tactisch na. De deur gaat zo open, dus dan moet ik het stof in die hoek verstoppen. Maar eigenlijk is het best wel goed gegaan. We kregen heel wat vrijheid en de regels die er waren, kon ik begrijpen. Niet spijbelen op school, ’s nachts naar huis komen, die dingen snap ik wel.”
Brusselaar in Kalmthout
“Het deed deugd dat er in Kalmthout altijd wel iemand was om mee te praten. Soms een van de andere jongens, soms een begeleider. Het was wel heel ver van Brussel. Ik heb altijd in Brussel gewoond en ik zat daar ook op school.”
‘Dankzij mijn vrienden voel ik me niet eenzaam.’
“Toch moest ik naar Kalmthout gaan omdat er plaatsgebrek was. Twee uur was ik onderweg naar school. En dan ’s avonds nog eens twee uur om terug in de studio te geraken. Ik ben blij dat ik nu terug in Brussel woon. Mijn vrienden wonen in de buurt en ik kan altijd wel bij iemand langsgaan of er komt iemand op bezoek.”
“Dankzij mijn vrienden voel ik me niet eenzaam. Een van mijn beste vrienden leende me zijn PlayStation. Van een andere vriend mag ik een televisie lenen. Soms voel ik me best wel zelfstandig en volwassen, maar met mijn vrienden kan ik ook echt onnozel doen. Mopkes maken en zot doen in de schoolgangen, dat doen we veel. Alleen aan hen vertel ik dat ik zelfstandig woon. Behalve mijn vier beste vrienden weet eigenlijk niemand het.”
Wat gebeurd is, is gebeurd
“Ik zal niet snel praten over mijn moeilijkheden. Ik ben eens van school gestuurd met een reden die ik niet eerlijk vond. Dat was echt moeilijk. Daardoor heb ik mijn jaar moeten overdoen. Dat vertel ik niet graag.”
‘Ik wil mijn ouders niet in een slecht daglicht plaatsen.’
“Ook over de reden van mijn plaatsing zwijg ik meestal. Ik was toen vijftien jaar. Ik weet nog heel goed dat er tijdens een gesprek gevraagd werd of ik niet naar een instelling wilde. Ik zei toen neen. Maar aan mijn ouders werd het ook gevraagd en die vonden het beter dat ik een tijd geplaatst werd. Dat was echt een enorme slag in mijn gezicht.”
“Ik heb hen dat heel kwalijk genomen. Een half jaar heb ik zelfs elk contact met hen geweigerd. Nu is de relatie wel terug beter en zie ik hen regelmatig. Ik vind het ook belangrijk mijn ouders hier niet in een slecht daglicht te plaatsen. Wat gebeurd is, is gebeurd. Ofwel accepteer je de situatie zoals ze is, ofwel accepteer je het niet en ga je ten onder aan je eigen problemen.”
Respect
“Een andere reden waarom ik het niet vertel op school, is omdat het wel meer respect zou losmaken, maar ook omdat het altijd boven mijn kop geplakt zou worden. Mijn leerkrachten weten het wel en zeggen soms: “Als je eens een toets niet kan meemaken omdat je te veel aan je hoofd hebt, mag je het ons zeggen.” Maar dat doe ik echt niet graag. Ik wil juist tonen dat ik hetzelfde kan als andere leerlingen, wat ik ook heb meegemaakt.”
Anne-Sophie (24)
Anne-Sophie is geboren in Etterbeek maar woont nu samen met haar vriend in Leuven. Ze studeerde beeldende vormgeving, specialisatie illustratie en storyboarding.
“Brussel is mijn thuis. Het is de plaats waar ik ben opgegroeid en waar ik wil wonen. Sommigen vinden het lelijk, al die verschillende soorten huizen, stenen en bouwstijlen. Er zijn geen regels, maar ik vind het tof.”
‘Het was een problematische opvoedingssituatie.’
“Mijn wereld bestond uit ons huis, de school en het wassalon van papa. Gelukkig kwamen er soms vriendinnen langs in het wassalon, die dan meehielpen met schoonmaken. Ik had altijd al het gevoel dat er dingen niet klopten thuis, maar ik legde me erbij neer. Het was wat ze noemen een problematische opvoedingssituatie.”
Liefde voor tekenen
“Er was altijd te veel papier in huis omdat mama in een papierfabriek werkte. Ik tekende overal: aan tafel, op de grond in de living, aan mijn bureau op mijn kamer… Toen al hield ik van cartoons. Op mijn veertiende besloot ik naar de kunstschool te gaan. Mama en papa waren niet akkoord, maar ik zette door. Ik was een koppig kind. Wat ben ik nu blij met die karaktertrek. Ik ging naar school vlakbij het Sint-Katelijneplein, in het hartje van Brussel. Dat veranderde mijn leven en daar is ook mijn liefde voor the city gegroeid.”
‘Het deed deugd om geloofd te worden.’
“Op school waren ze op de hoogte van de moeilijkheden thuis en toonden ze begrip. Met de leraren had ik een goede band, zeker met mijn klastitularis in het vijfde middelbaar. Het deed deugd om gehoord en geloofd te worden. Met steun van de leerlingenbegeleidster, het centrum voor leerlingenbegeleiding en het vertrouwenscentrum voor kindermishandeling besloot ik thuis weg te gaan toen ik bijna zeventien was.”
De moeilijkste beslissing ooit
“Het is met zekerheid de moeilijkste beslissing die ik ooit in mijn leven genomen heb. Je hebt altijd de loyaliteit naar je ouders. Je wil dat ze trots op je zijn en je graag blijven zien. Ook al zit je in een problematische opvoedingssituatie. Er is ook een grote impact op de rest van de familie. Bovendien had ik schrik dat mijn nonkels die ik ook graag zie, met mij zouden breken.”
‘De eerste keer Couleur Café vergeet ik nooit.’
“Ik verliet mijn familie en ging drie maanden naar de crisisopvang in Laken. Gemakkelijk was het niet, maar ik voelde me er wel veilig en had er vriendinnen. Daar mocht ik ook voor het eerst uitgaan. Brussel ben ik pas beginnen ontdekken vanaf mijn zeventiende. Ik mocht er twee keer per maand uitgaan. Vanaf toen kon ik naar cafés als de Viavia, de Merlot en de Bonnefooi.”
“De eerste keer dat ik met vriendinnen naar het festival Couleur Café ging, vergeet ik nooit. Dat gevoel van onbegrensde vrijheid. Alles was zo nieuw. Die momenten tijdens het uitgaan, waren de beste van mijn leven. We waren ook veel te vinden bij Tour & Taxis. Toen was het er nog niet vernieuwd en was er een tunnel waar je op kon zitten. Daar zaten we veel. Op mijn achttiende verjaardag heb ik er een vuurtje gestookt en dingen verbrand uit mijn jeugd. Dat voelde goed.”
Alleen in Leuven
“Na drie maanden crisisopvang werd ik geplaatst in een voorziening in Leuven, een onbekende stad waar ik absoluut niets mee had. Natuurlijk wilde ik in Brussel blijven. Het is de stad waar ik was opgegroeid en waar mijn vrienden en zussen woonden. Ik had echter geen goede consulent en er was plaatsgebrek in Brussel. Ik moest verhuizen naar Leuven.”
‘Alleen zijn is heel confronterend.’
“Dat is een heel moeilijke periode geweest. Heel eenzaam voelde ik me. Ik verbleef een paar maanden in een leefgroep en vervolgens ging ik op kamertraining. Daarna woonde ik alleen in een studio en kreeg ik ondersteuning via begeleid zelfstandig wonen.”
“Toen ik in de instelling woonde, was ik het beu en wilde ik op eigen benen staan. Maar alleen zijn is heel confronterend. Je kan niet terugvallen op je ouders, zoals andere studenten. In de instelling woon je samen met veel andere meisjes. Na een tijd waren ze als zussen voor me. Dan opeens ben je helemaal alleen.”
“Dikwijls voelde ik me niet klaar voor meer zelfstandigheid of voor de volgende stap. Maar er zijn andere meisjes die wachten op begeleiding en plaats nodig hebben. Je moet wel op eigen benen staan. Ik was enerzijds triest dat ik zo vroeg zelfstandig moest zijn, maar anderzijds ook trots.”
Ik ben Belg en Afrikaan
“In Leuven viel het ook meer op dat ik een andere huidskleur had. Bijna iedereen is daar wit. Mijn papa is een Nigeriaan. Mama is een Belgische. Ik voel me beiden. Ik ben trots op mijn Afrikaanse namen Chioma en Akudo. Chioma betekent Goede God. Akudo wil zeggen Eerlijke Rijkdom, het staat voor rijkdom gekregen op een eerlijke manier.”
‘In Leuven is bijna iedereen wit.’
“Papa heeft me volledig willen opvoeden met de Afrikaanse cultuur. Maar ik ben opgegroeid in België en ik heb ook typisch westerse denkbeelden. Ik omarm de Afrikaanse cultuur, maar ik ben het bijvoorbeeld niet eens met de gewelddadige manier waarmee sommige Afrikaanse gezinnen hun kinderen opvoeden.”
“Ik voel me wel echt Belgisch en Afrikaans, maar niet iedereen ziet dat zo. Voor sommigen ben ik niet wit genoeg om Belg te zijn, voor anderen niet zwart genoeg om Afrikaans te zijn. Langs beide zijden is er discriminatie. Mijn therapeut zegt nu dat ik vooral Anso ben, mijn vrienden noemen me zo.”
“Mijn twijfels en frustraties waren de inspiratie voor mijn eindwerk. Na de kunsthumaniora ging ik studeren aan de Luca School of Arts in Brussel en Gent. Als kind woonde ik natuurlijk wel in Brussel, waar veel vreemdelingen wonen, maar op televisie en in de kinderboeken vind je enkel typisch Belgische kinderen met een typisch Belgisch uiterlijk. Nu vindt iedereen mijn krullen mooi, maar vroeger werd ik erom gepest. Voor mijn studies maakte ik een kinderboek. Met een witte mama en een Afrikaanse papa. Een soort ideaalbeeld van mijn jeugd. Ik hoop dat kinderen hierin bladeren en zichzelf erin kunnen herkennen.”
Eindelijk mijn diploma
“Mijn diploma halen was een hele opgave. Ik heb twee keer gefaald tijdens mijn academische bachelor. Het was zo moeilijk zonder financiële en morele steun van je ouders. Reken daarbij ook nog de problemen die ik had met het OCMW. Soms duurde het maanden vooraleer iets in orde was. Het geld kreeg ik dan wel met terugwerkende kracht, maar die maanden van onzekerheid en geldgebrek waren echt stressen.”
‘Ik ben opgelucht dat ik het gehaald heb.’
“Ik ben zo opgelucht dat ik het gehaald heb. Vreemd genoeg lijkt het alsof de dingen van vroeger nu pas echt naar boven komen. Ik wilde zo graag mijn diploma halen, dat ik enkel daarmee bezig was. Nu die druk wegvalt, heb ik het moeilijker dan verwacht. Maar ik ga naar een therapeut en dat helpt.”
“Op dit moment woon ik bij mijn vriend in Leuven. We zijn ondertussen bijna drie jaar samen. Terug de stad Leuven, waar ik vroeger een hekel aan had, maar nu is het anders. Als de persoon van wie je houdt daar woont, verandert alles.”
Reacties [4]
Moedig zijn die jongeren die een moeilijke jeugd hebben gehad. Allen bewijzen dat het mogelijk is , mits inzet, wilskracht , doorzetting en met de steun van adekwate begeleiding een persoonlijk evenwicht te vinden en een wolwassen leven uit te bouwen….PROFICIAT!!!
Mooi stuk, authentieke bijdragen. Alleen titel lijkt me wat misleidend. Er is recht op voortgezette jeugdhulp tot 21/25 jaar. En met actieplan jongvolwassenen worden er ook meer dan vroeger bruggen geslagen tussen jeugdhulp en volwassenhulp.
Ik ben heel blij dat deze verhalen ook eens de aandacht krijgen die ze verdienen.
Maar al te vaak worden ‘instellingskinderen’ als niet te helpen beschouwd. Ik heb zelf ook in een voorziening gezeten en mijn grootmoeder heeft destijds hemel en aarde moeten bewegen vooraleer ik toestemming kreeg om te gaan studeren (met een leefloon en begeleid zelfstandig wonen). En toch was dat mijn redding. Ik maak me zorgen over jongeren die minder mondig en intelligent zijn want voor hen is het nog moeilijker om gerespecteerd te worden.
Wat me trouwens in het home waar ik zat het meeste stoorde, was dat je je er ‘thuis’ moest voelen maar dat je tegelijkertijd wel elke 2 weken een gesprek had met een begeleider waar je ‘werkpunten’ overlopen werden… zodat je constant het gevoel kreeg niet te voldoen.
Bovendien werd er heel snel met vermoedens van psychiatrische diagnoses gegoocheld. Terwijl iedereen zijn eigen copingmechanisme heeft, en je soms heel normaal reageert op abnormale…
Wat een prachtige getuigenissen van drie moedige mensen die ondanks de hindernissen toch hun weg hebben gevonden, proficiat! Als hulpverlener ben ik blij met die collega’s die buiten de lijntjes gekleurd hebben en buiten de uren deze jongeren hebben gesteund. Ik ben ook beschaamd voor hulpverleners van een OCMW. Een OCMW dat in plaats van echt te steunen het eerder moeilijk maakt, fouten maakt die niet worden rechtgezet…ik heb het zo vaak meegemaakt en mee gevochten, soms met succes, om het recht te zetten want het tast bij diegenen die onze hulp nodig hebben het geloof in recht en rechtvaardigheid te diep aan. Het vergt veel kracht om daarbij moedig te blijven.
Zeker lezen
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Jongeren over gezond leven: ‘Ook wat ongezond is, kan gelukkig maken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies