Van waar jullie interesse in het thema welzijn?
Elke: Welzijn is een relevant thema omdat het impact heeft op ons allen, van jong tot oud. Iedereen komt in contact met kinderopvang, jeugdhulp, mensen met een handicap, geestelijke gezondheidszorg of ouderenzorg. Als je aan mensen vraagt waarover ze zich zorgen maken dan is het antwoord vaak gelieerd aan welzijn. Heeft mijn peuter een plaats in de kinderopvang? Kan ik mijn ouders met een gerust hart aan het woonzorgcentrum toevertrouwen? Er zijn weinig politieke thema’s zo dankbaar.
‘Iedereen komt in contact met zorg en welzijn.’
Lorin: Zelf ben ik pleeg- en adoptieouder, ik ben bezig rond kinderen met een beperking. Dat speelt erg mee in mijn engagement. Ik schreef een paar jaar terug ook een boek over de jeugdhulp in Vlaanderen. Ik sprak met ouders, kinderen, voorzieningen, jeugdrechters… Eén op de twee pleegkinderen vond op dat moment geen pleeggezin. Vandaar mijn grote inzet voor een beter statuut voor pleegouders. De keuze voor dit ‘zachte’ thema is verrijkend want je bent met mensen bezig en probeert erg concrete problemen op te lossen.
Heb je het gevoel dat je als parlementslid impact hebt?
Lorin: Zeker. Kijk naar wat we over de partijgrenzen heen gerealiseerd hebben rond het historisch misbruik en gedwongen adopties. We hebben gezorgd dat het Vlaams Parlement zich excuseerde. Het nieuw decreet dat we schreven rond binnenlandse adoptie voorkomt zo’n ontsporingen. Ook de hoorzittingen om integrale jeugdhulp bij te sturen zijn een initiatief van het parlement, met eerste resultaten op het terrein. Sommige collega’s vonden dat deze evaluatie te snel kwam en wilden nog drie, vier jaar wachten. Ik vond dat niet juist. We beginnen nu met het uitschrijven van een nieuw jeugdsanctierecht en hervorming van de justitiehuizen. Als je beslagen op het ijs komt, dan heeft het parlement best een grote impact op die hervormingen.
Waar halen jullie inspiratie om al dat beleidswerk te voeden?
Lorin: Er is niets wat een parlementair zo voedt als gaan kijken en meedraaien op het werkterrein. Na elk werkbezoek heb ik een nieuw idee, één of twee vragen of een voorstel om regelgeving te verbeteren of af te schaffen. Dat contact is superbelangrijk. Als bij jeugdhulp in alle voorzieningen dezelfde problemen opduiken, dan weet je dat er iets aan de hand is. Dat werd bevestigd tijdens hoorzittingen: mensen uit het werkveld brachten gelijkaardige getuigenissen. Nadien hebben wij een goede gedetailleerde resolutie gemaakt met een opsomming van wat er moest veranderen. Jo Vandeurzen heeft als minister erkend dat een aantal dingen in de jeugdhulp beter kunnen. Hij pakt het aan. Ik weet dat we er nog niet zijn, maar de trein is wel vertrokken.
‘De veranderingen in de jeugdhulp zijn onvoldoende.’
Elke: Die resolutie toont dat de meerderheid niet doof en blind blijft voor wat er op het werkveld gebeurt. Dat is goed. Er zijn in de jeugdhulp stilaan veranderingen bezig, maar het blijft onvoldoende. De echte transitie die nodig is, blijft uit: een verschuiving van crisis- en gespecialiseerde jeugdhulp naar meer preventieve zorg en vroegdetectie. Om te vermijden dat situaties escaleren, moet je snel ingrijpen. Daarom moet Vlaanderen investeren in de eerste lijn, in thuisbegeleiding, in het wegwerken van wachtlijsten. Dat kost geld, maar op lange termijn sparen we geld uit.
Welzijn staat volop in de schijnwerpers. Enkele weken geleden was er de open brief van een jonge verpleegster uit de ouderenzorg. De kwaliteit van de woonzorgcentra was meteen een hot item.
Elke: 99% van de medewerkers in de ouderenzorg werkt de ziel uit hun lijf. Het is hard en fysiek zwaar werk voor niet zo’n hoog loon. Ze verdienen die bagger niet. Maar de brief gaat niet daarover. De verpleegster klaagt over de kwaliteit van onze woonzorgcentra. En ze heeft een punt. Die kan beter. Er zijn nu te weinig medewerkers in dienst om goede kwaliteit te leveren. Het is schrijnend als verpleegkundigen om zes uur ’s avonds bewoners in bed moeten steken omdat ze anders hun ronde niet afgewerkt krijgen. De overheid moet daarom dringend de personeelsnormen optrekken. We moeten ook bekijken of die grote mastodonten van centra wel de juiste oplossing zijn voor de vergrijzing. Veel senioren willen niet naar zo’n woonzorgcentrum. Mensen willen langer thuis wonen of verhuizen naar een aangepaste woonvorm in de buurt. Waarom stimuleert Vlaanderen geen kleinschalige woonzorgprojecten bij mensen in de buurt?
‘Het is schrijnend als we mensen om zes uur in bed moeten steken.’
Moet er niet gewoon meer geld bij? Door de vergrijzing en het toenemend aantal chronische zieken komen we er niet zonder extra middelen.
Lorin: De Vlaamse regering doet inspanningen. Er is deze legislatuur 500 miljoen euro extra voorzien voor welzijn, waarvan 330 miljoen voor mensen met een beperking. Er komen in de ouderenzorg bedden bij en we investeren in alternatieven om mensen langer thuis te laten wonen. Maar we dragen nu ook de gevolgen van de zesde staatshervorming. Vlaanderen werd bevoegd voor de woonzorgcentra, maar slechts 87% van het budget werd mee overgeheveld. En zelfs met 100% budget, was de sector ondergefinancierd voor de zwaardere zorgprofielen.
Elke: Niet vergeten dat deze Vlaamse regering wel bespaart op de thuiszorg, terwijl thuiszorg net maakt dat oudere mensen langer thuis kunnen wonen.
Misschien investeren we te veel geld in bakstenen en te weinig in zorgmedewerkers.
Lorin: Dat is een interessante discussie. Als wij aan de markt kunnen vragen om te investeren in gebouwen, dan lijkt me dat een verstandige piste. Er wordt vaak gesteld dat de kwaliteit in private rusthuizen minder goed is. Tevredenheidsonderzoeken bevestigen die veronderstelling niet. Ik heb dus geen taboes en ben geïnteresseerd in alle modellen die ons vertellen hoe we de zorg beter kunnen financieren. Laat investeerders gebouwen optrekken, laten wij ervoor zorgen dat de kwaliteit van de zorg verhoogt.
‘We gaan met de foute checklists op pad.’
Elke: Die tevredenheidsonderzoeken belichten slechts een deel van de realiteit. Ze werden tot nu toe enkel afgenomen bij mensen die zelfstandig kunnen meewerken en bijvoorbeeld niet bij mensen met zware dementie. Wie goed luistert, hoort klachten over een weinig gevarieerde dagbesteding en de beperkte aandacht vanwege medewerkers. Achter de schermen stel je vast dat incontinentiemateriaal hergebruikt wordt, mensen slechts drie sets propere lakens per week krijgen en er op zondag vijftig pistolets besteld worden voor zeventig bewoners. Dan kan je als overheid toch niet ontkennen dat er een probleem is?
Lorin: Die verhalen bestaan maar ze zijn geen schering en inslag. Ik zie vooral een aantal hiaten in de regelgeving. Nu worden woonzorgcentra financieel bestraft als ze een bewoner meer zelfredzaam maken. Dat is toch absurd. We gaan met de foute checklists op pad, tot ver buiten de ouderenzorg. Er heerst een grote controledrang, alles moet in regels en procedures. Zo creëren we de illusie dat we de wereld onder controle hebben.
Niet meteen het juiste antwoord dus?
Elke: Natuurlijk niet. Die controledrang heeft soms perverse effecten. Vroeger waren er in woonzorgcentra veel valincidenten. ‘Minder valincidenten’ wordt dan een kwaliteitsindicator. Deze mooie intentie heeft als effect dat meer mensen worden vastgebonden. Er volgt terechte kritiek en men meet nu ook het aantal fixaties. Ook die zijn nu aan het minderen. Toch blijven de ongewenste neveneffecten hardnekkig overeind. Mensen met dementie mogen nu niet meer in de tuin wandelen want het valrisico is te groot. Ze blijven binnen en dat is natuurlijk absurd. We meten gewoon de verkeerde dingen. Dat is een uitdaging voor de zorginspectie.
‘We moeten de regels vereenvoudigen.’
Lorin: We moeten de regels vereenvoudigen, mensen meer vertrouwen geven en voorzieningen evalueren op resultaten, niet op hun werkprocessen. Dat is de cultuuromslag waar we heen moeten. Die staat in het regeerakkoord, alleen vraagt zo’n nieuw denken, als we eerlijk zijn, wel een jaar of tien om in de praktijk om te zetten.
Tevredenheidsonderzoek, effectmetingen en evidence-based werken moeten we met een korrel zout nemen?
Elke: Wat is evidence-based jeugdhulp? Als je alle jongeren die iets mispeuteren platspuit, is je recidivecijfer nul. Ik maak er een karikatuur van maar als we het hebben over effectmeting moeten we inderdaad goed opletten. Dingen die in hulpverlening het verschil maken, laten zich moeilijk meten. Geef daarom vertrouwen aan hulpverleners. Als overheid moet je monitoren, zorgen voor evaluaties en feedback geven. Laat mensen experimenten opzetten. En ja, soms zal dat mislukken. Mensen maken fouten. Maar het zal ook lukken. Hulpverleners krijgen die ruimte nu te weinig. Voor alles zijn er regels, wetten, normen en checklists. Alles moet binnen kaders passen.
‘Geef vertrouwen aan hulpverleners.’
Lorin: Als we het over evidence-based werken hebben, moeten we de slinger naar het midden krijgen. Als een bedrijf subsidie krijgt van de Vlaamse overheid moet het vijf jaar later nog aantonen hoeveel jobs er gecreëerd werden. Als de jeugdhulp een jongere helpt, is er niemand die kan vertellen wat er met die jongere gebeurt na de jeugdhulp. Hoe stelt hij het op zijn 18de, 25ste of 35ste? Heeft hij een relatie? Heeft hij zijn studies afgemaakt? Werkt hij? Anders gezegd. Hebben wij die kwetsbare jongeren de instrumenten gegeven om gelukkig te zijn? Dat is toch wat jeugdhulp is of zou moeten zijn. Maar niemand stelt die vraag. Ik wil weten met welk traject we de beste resultaten halen zonder dat de slinger te ver doorslaat.
Op het eind van de zomer was er het tragisch overlijden van Jordy. We weten dat in de jeugdhulp nog veel dingen fout lopen. Cachet vzw, een vereniging van jongeren met een jeugdhulpervaring, trok al meermaals aan de alarmbel. Wat zij aangeven is telkens zeer raak. Alleen slagen we er niet in om dat te implementeren. Altijd is er een maar.
Elke: Die dood heeft mij heel diep geraakt. Jordy stond aan de start van zijn leven, maar staat nu ongewild symbool voor een falende jeugdzorg. In veel reacties uit de hulpverlening komen zaken naar voor die we al jaren weten. Een straf voorbeeld is toch de trajectbegeleider. Kinderen en jongeren moeten een vast ankerpunt hebben. Het werkveld, Cachet vzw en de Kinderrechtencommissaris zeggen dat. Oorspronkelijk stond dat ook in het Decreet Integrale Jeugdhulp. Maar dat kost geld, dus werd de trajectbegeleider geschrapt. Er zijn jongeren die tien voorzieningen doorlopen. Dat is een schande. Geef aan jongeren een trajectbegeleider die hen opvolgt, ook nadat ze achttien zijn.
‘Trajectbegeleiders zijn een symptoom van een falend systeem.’
Lorin: Naar aanleiding van het overlijden van Jordy houden we een bijzondere commissie Welzijn waarin we ons afvragen met meerderheid en oppositie wat we beter kunnen doen in de hulpverlening aan jongvolwassenen. Het is niet te herleiden tot één maatregel. Als je erover nadenkt, zijn trajectbegeleiders ook maar symptoombestrijding voor een falend systeem. Wat doen wij met een kwetsbare jongere? We brengen hem naar een onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum. Die naam alleen al. Soms nog eens naar een tweede. En dan zeggen we dat de jongen of het meisje in voorziening X of Y terecht kan. Dat betekent dat een kind in één schooljaar minstens drie keer van school moet veranderen. En wordt het kind te moeilijk of het probleem te complex, dan wordt aangeklopt bij de jeugdpsychiatrie. Maar die vinden op hun beurt dat het kind daar niet op zijn plaats zit. Wij hebben een systeem waarin we de breuken organiseren. Laat een kind zonder problemen twee of drie keer van school wisselen en het krijgt problemen. Het is dus onze plicht om voor minder breuken te zorgen en een onvoorwaardelijk engagement ten aanzien van de jongere te installeren zodat niemand nog zijn handen van een jongere kan aftrekken. Zo wordt de begeleider de trajectbegeleider.
Wie van een wit blad papier vertrekt, tekent nooit zo’n jeugdhulp?
Lorin: Klopt. Het is niet het enige probleem in de jeugdhulp maar de architectuur van het systeem zit de hulp aan kwetsbare jongeren te veel in de weg. Een voorbeeld: heel de integrale jeugdhulp is op Vlaamse leest geschoeid, alleen ontbreekt de residentiële kinderpsychiatrie. De sleutel van de jeugdhulp voor de meest complexe en kwetsbare kinderen is een federale materie en dat maakt samenwerken moeilijker. Dat is niet logisch. Ik pleit dan ook voor meer Vlaamse bevoegdheden. Dat is een noodzakelijke maar op zich ook geen voldoende voorwaarde om succes te boeken.
‘Beleid rond geestelijke gezondheidszorg loopt 200 jaar achter.’
Elke: Er zijn zeker constructiefouten. Maar de hertekening moet in twee richtingen gebeuren, soms richting Vlaanderen, soms richting federale overheid. Maar is dat de kern van de zaak? Het gaat ook om visie. Kijk naar de geestelijke gezondheidszorg. Op dat terrein loopt het beleid 200 jaar achter. Slechts 6% van het gezondheidsbudget gaat naar geestelijke gezondheidszorg terwijl één op vier mensen ooit kampt met psychische problemen. Bovendien gaat dit budget vooral naar gespecialiseerde residentiële zorg terwijl iedereen weet dat je de aandacht moet verleggen naar een toegankelijke eerstelijnshulp. Maar het gebeurt niet. De Centra Geestelijke Gezondheidszorg worden overspoeld maar krijgen sinds 2011 geen extra budget. Maggie De Block belooft al lange tijd een terugbetaling van een psychologisch consult, maar het gebeurt niet. Dat maakt me heel kwaad. We weten wat er moet gebeuren maar het gebeurt niet. En dan komt het niet enkel aan op een hertekening van de staatstructuur.
Lorin: De complexiteit van ons zorgsysteem is een cruciaal probleem. En ja, er moet ook gericht extra capaciteit komen. Maar iedereen weet dat elke plek die je bijmaakt ook zo weer vol zit. Dat is dus geen structurele oplossing. Op tien jaar tijd is de instroom in integrale jeugdhulp verdubbeld. Is dat normaal? De samenleving verandert snel. Maar is dat de enige verklaring? We zijn in een model terechtgekomen waarin we weinig risico’s nemen, waarin we als samenleving niet meer weten om te gaan met verschil.
It’s all about the money. Zal persoonsvolgende financiering niet uitmonden in een fundamentele reorganisatie van het zorglandschap?
Lorin: Absoluut. Vlaanderen werkt dit nu uit voor mensen met een beperking. Ik zou niet weten waarom we de persoonsvolgende financiering niet elders zouden invoeren, bijvoorbeeld in de ouderenzorg. We moeten mensen zelf keuzes laten maken en een rugzak met geld kan daarbij helpen. Mensen zullen dit flexibel inzetten en zorg inkopen die ze op dat moment nodig hebben. Zelfs in de jeugdhulp wil ik dat als optie overwegen, al zie ik daar wel obstakels. Wie krijgt de rugzak? De ouders of de kinderen? En hoe financieren we gedwongen jeugdhulpverlening?
‘Geef mensen de regie in handen.’
Elke: De idee achter persoonsvolgende financiering is heel belangrijk. Het is niet aan anderen om te beslissen welke zorg iemand nodig heeft. Geef mensen de regie over hun zorg in handen. Die transitie staat of valt met de juiste omkadering. Je moet mensen daarbij begeleiden. Hoe besteed je een budget? Wat kan, wat kan niet? In de gehandicaptenzorg zien we net dat degenen die mensen hierin moeten begeleiden, de budgethoudersverenigingen, onder druk staan. Dat verontrust mij. Het is niet omdat het decreet zegt dat de financiering persoonsvolgend is dat dit in realiteit ook zo is. Vandaar dat we best onze lessen trekken uit de ervaring in de gehandicaptenzorg alvorens te beslissen om dat financieringsmodel verder uit te rollen.
Persoonsvolgende financiering biedt mensen wel zorggarantie.
Elke: Mensen zoeken zekerheid. Twee zestigers met een zwaar zorgbehoevende dochter zeggen: “We redden het nog wel om ons Sofie thuis te houden. Maar wat binnen tien jaar?” Niemand weet of er dan hulp zal zijn. Dus zetten ze Sofie nu al op de wachtlijst. Om die onzekerheid weg te nemen, doen mensen te snel beroep op te veel zorg. Met een persoonlijk budget ontstaat er rust. Dan gaan mensen langer voor elkaar zorgen.
‘Mensen zoeken zorggarantie.’
Lorin: Het is normaal dat mensen zorggarantie zoeken. Mensen zetten zich inderdaad op wachtlijsten terwijl dat nog niet nodig is. Ze doen dat uit schrik dat ze anders zorg mislopen wanneer ze het echt nodig zullen hebben. Zo komt het zorgsysteem onder druk. Wij moeten als overheid anders gaan denken. Maar blijkbaar is dat moeilijk. De overheid blijft nog te veel hangen in die controlerende benadering. Zo moeten we mensen die hun budget in de persoonsvolgende financiering niet opdoen net belonen, en niet zoals nu hen straffen door wat ze niet hebben opgedaan het jaar nadien af te pakken.
Elke: Zorggarantie bieden, betekent ook dat je kiest voor een open budget. Je weet immers op voorhand niet wat het zal kosten. Maar deze Vlaamse regering wil dit niet. Alleen voor dienstencheques kan het wel. Iedereen die cheques wil, krijgt ze. De overheid past elk jaar het budget aan. Maar bijvoorbeeld voor thuiszorg kan dat niet. Daar is het aantal beschikbare uren vooraf bepaald. Zijn er meer uren nodig, dan heb je pech. Zorggarantie betekent dat wie thuiszorg nodig heeft, het ook krijgt. De overheid is bang dat de uitgaven niet beheersbaar zullen zijn. Maar die angst is onterecht. Want als een bepaalde zorgvraag stijgt, zal een andere dalen. Als mensen langer thuis wonen, is minder residentiële zorg nodig. De zorg wordt goedkoper.
Moeten we het geld dat we in iemands rugzak steken afhankelijk maken van zijn financiële draagkracht? Hoe rijker iemand is, hoe minder geld hij krijgt.
Elke: De tegemoetkoming aan bejaarden is wat dat betreft een goed systeem. Die wordt uitbetaald in functie van zorgzwaarte. Hoe meer zorg je nodig hebt, hoe meer geld je krijgt. Heb je minder zorg nodig, krijg je minder geld. Het systeem wordt gefinancierd via belastingen. Iedereen draagt bij in functie van zijn draagkracht. Ik vind dat een heel belangrijk uitgangspunt. Als je meer middelen hebt, dan leg je meer bij zodat mensen met minder middelen dezelfde kwaliteitsvolle zorg kunnen genieten. Maar iedereen moet wel beroep kunnen doen op het systeem. Ik zal nooit pleiten voor een sociale bescherming die vermogende mensen uitsluit.
‘A system for the poor, is a poor system.’
Lorin: A system for the poor, is a poor system. De universaliteit van onze sociale zekerheid is uitermate belangrijk. De sociale zekerheid moet gedragen zijn door de samenleving. Als je meer gegoede mensen uitsluit van bijvoorbeeld kinderbijslag dan ondergraaf je uiteindelijk de wil om bij te dragen.
Elke: Het is niet zo dat de meest vermogenden nu de zwaarste lasten dragen. Het is de middenklasse die het meest bijdraagt. Ik ben akkoord dat iedereen kinderbijslag moet krijgen, maar moet dat voor elk kind 160 euro zijn? Ik verdien als parlementslid goed mijn boterham. Ik krijg dezelfde kinderbijslag als mijn buurvrouw, een alleenstaande moeder die het niet breed heeft. Ik vind dat niet logisch.
Persoonsvolgende financiering betekent dat mensen kunnen kiezen bij wie ze hun geld besteden. De vermarkting zal een feit zijn.
Elke: Vermarkting is een realiteit die niet slecht hoeft te zijn, maar laten we wel waakzaam zijn. In de jeugdhulp en gehandicaptenzorg zijn er nu geen private spelers, in de kinderopvang en ouderenzorg wel. Is dat logisch? Mij gaat het vooral over sociaal ondernemerschap. Hoe kan je sociaal verantwoord ondernemen? Essentieel is de vraag waarom iemand start met een zorgaanbod. Is het om goede zorg te verlenen of om winst te maken? Vanzelfsprekend moet goede zorg centraal staan. De overheid moet dat bewaken. Maar als aan voldoende randvoorwaarden voldaan wordt, maakt het mij niet uit welke kleur de kat heeft, als ze maar muizen vangt.
‘Maakt het uit of een zorgaanbieder een vzw, cvba of naamloze vennootschap is?’
Lorin: Maakt het uit of een zorgaanbieder een vzw, cvba of naamloze vennootschap is? Denk je dat er een groot verschil is tussen een zelfstandige verpleegster die aan huis komt en één in loondienst? Ik vind het een bewijs van goed management als een private voorziening winst maakt. Ik vind dat veel beter dan een OCMW-rusthuis waar alle inwoners van de gemeente opdraaien voor het verlies. Als de mensen een eigen budget ter beschikking hebben, zullen ze zelf de kwaliteit wel beoordelen en elders gaan als zij dat beter achten. Dat is juist de sterkte van het systeem.
Maar in zorg en welzijn werken ook private spelers met gemeenschapsgeld. Is het niet beter om eventuele winst te investeren in zorg dan het uit te keren aan aandeelhouders?
Lorin: Voor alle spelers, openbaar, vzw of ondernemingen, zijn de spelregels gelijk. Iedereen krijgt dezelfde zorginspectie over de vloer. Iedereen moet voldoen aan dezelfde zorgindicatoren. Wat is het probleem dan? Er is geld te kort. We moeten dus zorgen dat er meer geld naar de zorg stroomt. En laat dat privaat geld zijn. We gaan niet nog meer belastingen heffen. Er is al een overheidsbeslag van 54%. Daarom zetten we bijvoorbeeld sociale impact obligaties in de steigers. We trekken privékapitaal aan voor vernieuwende maatschappelijke projecten.
‘Het woord vermarkting is bezoedeld.’
Elke: Ik vind dat je met subsidies geen dividenden uitbetaalt. Er zijn in de ouderenzorg spelers die in de BEL20 staan. Personeel en bewoners voelen dat. De druk is groot om daar iedere cent om te draaien.
Toch zet het Antwerps stadsbestuur de dak –en thuislozenopvang, buurtcentra en drughulpverlening open voor private spelers. De welzijnssector is ongerust dat een toekomstig N-VA-minister van welzijn die keuze verder doorduwt.
Lorin: Het woord vermarkting is bezoedeld. Als je dat uitspreekt, denkt iedereen meteen aan excessen. Maar voor mij telt het resultaat. Wie uitvoert, maakt mij niet uit. Vermarkting gaat voor mij ook over hoe je met nieuwe ideeën een oud probleem kan aanpakken. Ik denk dus dat er problemen zijn, zoals dakloosheid, die anders kunnen aangepakt worden. Neem Housing First: er werd aangetoond dat dit werkt. Laten we het dan voluit implementeren. Zo wordt het ook hoog tijd om eens anders te kijken naar de aanpak van kinderarmoede. Sinds 2000 neemt dat probleem toe. Wat we tot nog toe gedaan hebben, werkt niet. Dus moeten we zoeken naar nieuwe manieren om het tij te keren. Sociaal ondernemerschap kan daarbij helpen.
‘Een zorginstelling is geen bank.’
Elke: Er zijn wel grenzen. Ondernemerschap kan zuurstof geven. Maar het moet verantwoord sociaal ondernemerschap zijn. Dus niet zo goedkoop mogelijk en nadien bekijken of de zorg kwaliteitsvol is. Nee, de kwaliteit moet vooropstaan. Het is een kerntaak van de overheid om kwaliteit te garanderen door grenzen te bewaken. Een zorginstelling is geen bank. Dit geldt ook voor de medewerkers trouwens, je kan niet zomaar besparen op lonen en arbeidsvoorwaarden. In Antwerpen zijn de vooropgestelde randvoorwaarden te beperkt. Bovendien dreigen we daar een pak expertise te verliezen.
Lorin: De overheid moet inderdaad zorgen dat de kwaliteit verzekerd blijft, bijvoorbeeld door ‘cherry picking’ en afromen te voorkomen. Organisaties werken dan enkel met doelgroepen waarmee men snel en zichtbaar resultaten kan boeken. De overheid moet principes opstellen en kader uittekenen. Voor de verdere ontwikkeling en implementatie moet je vertrouwen geven aan mensen. Een gelijk speelveld voor iedereen, meer sociaal ondernemerschap en blijven zoeken naar wat werkt, moeten de welzijnssector van de toekomst kleuren.
Reacties [4]
Rik Holvoet, lees zeker ook mijn visie eens op problemen met integrale jeugdhulp: https://www.n-va.be/nieuws/kafka-zal-geen-jongeren-helpen
Bedankt Inne Van de Ven. Ik zoek de studie op.
Dhr.Lorin is duidelijk een gedreven mandataris. Dat neemt niet weg dat hij wel niet altijd het licht ziet. De integrale jeugdhulp had inderdaad moeten worden uitgesteld. De onvrede binnen de sector is immers ontstellend hoog.Wie gelooft er nog in?
Niet alleen omwille van het gebrek aan een trajectbegeleider, ook omwille van het vervreemde taalgebruik, bureaucratie ten top, te sterk diagnostisch model. Bij de bestaansreden van het ondersteuningsteam jeugdzorg kunnen ernstige vragen gesteld worden. Nu is teveel verworven tot een sociale dienst van het parket, noem het dan ook zo. De onthaal en orientatiecentra zijn vaak een zinvol rustmoment voor de jongere, dus graag meer nuance. Bij persoonsvolgende financiering dient er voldoende budget te zijn, en daar dreigt het schoentje te knellen. Voldoende garanties bij vermarkting? Moet ik eerst echt zien. De know-how die verloren gaat is niet in geld uit te drukken.
Ze hebben de kranten gelezen en herhalen wat iedereen meent te weten. Niet één werkelijk origineel inzicht. Veel anecdotiek, weinig realisme. Tel daar een minister bij die godbetert advocaat is en ik word hier echt niet vrolijker van.
Lorin Van Parijs stelt zich de vraag of de verdubbeling van de instroom in de jeugdhulp normaal is. Een onderzoeksvraag waard zou je denken. In Nederland gaf de bevoegde minister hiervoor alvast het Sociaal Cultureel Planbureau een opdracht. In haar studie “Zorg Beter Begrepen. Verklaringen voor de groeiende vraag naar zorg voor mensen met een verstandelijke beperking” (2014) geeft het SCP antwoorden die ook voor de jeugdhulp relevant zijn. De studie stelt dat de toenemende complexiteit van de samenleving een verklaring vormt voor groeiende zorgvraag onder mensen met een lichte verstandelijke beperking en onder zwakbegaafden. Het is vooral deze groep die er steeds minder goed in lukt om zonder ondersteuning goed te functioneren.
Deze groep kan niet terecht in gespecialiseerde zorg en vind je dus steeds vaker terug in het eerstelijnswerk en de jeugdhulp. Aan te bevelen leesvoer voor beleidsmakers, sociale ondernemers én sociale professionals die wakker liggen van wat Jordy is overkomen.
Zeker lezen
Aan Bart De Wever, de leider van het land
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies