Verhaal

‘Hulpverleners hebben nooit een groot verschil gemaakt’

Lisa Develtere

Nick De Ridder (34) bracht bijna zijn hele jeugd in de jeugdhulp door. Nadien zat hij negen jaar in de gevangenis. Vandaag gaf hij zijn leven een nieuwe draai en heeft hij één belangrijke boodschap: het kan anders. “De jeugdhulp heeft bij mij gefaald.”

© Sociaal.Net / Lisa Develtere

Niemand hoorde me

Toen ik nog in de wieg lag, kwam ik al in de jeugdhulp terecht. Mijn ouders waren allebei drugsverslaafd. Mijn moeder was in de handen van mannen die haar prostitueerden. Ze was continu op de dool. Mijn vader was regelmatig in opname of hij zat in de gevangenis.

‘Ik liep weg van huis omdat ik bang was van mijn vader.’

Wanneer ik negen was, kreeg mijn vader het hoederecht en ging ik weer bij hem wonen. Hij had een relatie met een lieve vrouw. Heel even had ik een stabiele thuissituatie. Maar dat liedje duurde niet lang.

Al snel herviel hij in oude gewoontes: drugs, agressie, emotionele terreur. Wanneer mijn stiefmoeder na twee jaar wegvluchtte, stond ik er helemaal alleen voor. Ik kreeg geen kleren, geen eten. Naar school gaan hoefde niet.

Ik liep regelmatig weg van huis omdat ik bang was van mijn vader. Hij ging me niet eens zoeken. Ik was vaak meerdere dagen weg. De politie vond me op een nacht tussen de sparren naast een weg, volledig onderkoeld. Het was allemaal een schreeuw om hulp, maar niemand hoorde me.

Criminele feiten

Mijn vader pleegde criminele feiten om aan drugs te geraken. Ons huis stond vol met gestolen goederen. Na een tijdje begon ik ook dingen te mispeuteren. Ik stal bijvoorbeeld merkkleren omdat ik het beu was om kledij van de rommelmarkt te dragen.

Wanneer ik op een keer wegliep van huis, dwaalde ik rond en deed ik enkele inbraken. Ik weet niet zeker of ik het deed om te overleven. Ik kende gewoon niets anders. Ik was geen beroepscrimineel, ik was een kind, overgelaten aan zijn lot. De politie pakte me op.

‘Ik was geen beroepscrimineel, ik was een kind, overgelaten aan zijn lot.’

Op mijn twaalfde vond de jeugdrechter me oud genoeg voor een gemeenschapsinstelling. Ik verbleef er vier maanden. Dan mocht ik weer naar ‘huis’. Mijn vader had er niets beter op gevonden dan een huis te kraken. Ik zat er letterlijk tussen afval, gestolen goederen, gebruikte naalden en uitwerpselen.

Snel oordeel klaar

Niemand bekommerde zich om mij. Mensen hebben snel een oordeel klaar. Ze vonden me marginaal. Terwijl ik eigenlijk heel kwetsbaar was. Ik ging weer stelen. Dat ging van kwaad naar erger. Het duurde niet lang voor ik weer in de gemeenschapsinstelling zat.

Tot mijn achttien ben ik er in het totaal acht keer beland. De eerste keer omwille van de verontrustende opvoedingssituatie, maar daarna door als misdrijven omschreven feiten. Elke keer ik vrijkwam, was ik blij. Maar na twee weken miste ik de instelling al. Alleen al omdat ik er een warm bed, eten en vrienden had. In de buitenwereld had ik die niet.

‘Je went aan die gesloten omgeving. Het wordt je comfortzone. Misschien stak ik onbewust feiten uit om terug te mogen keren naar die veilige zone.’

Je went aan die gesloten omgeving, de regels, de lange gangen met slaapkamers. Het wordt je comfortzone. Als ik er nu op terugkijk, stak ik misschien onbewust feiten uit om terug te mogen keren naar die veilige zone. Terwijl het op lange termijn niet zo’n goede plek is om je jeugd door te brengen. Je gaat bijvoorbeeld niet naar school. Er is wel les, maar het levert geen diploma op.

Telkens ik vrijkwam, werd wel gezocht naar een school voor mij, maar overal werd ik buitengesmeten. Niemand wilde me. Waarom? Ik had van kleins af aan het gevoel dat ik het zwarte schaap was. Ik voelde me in de steek gelaten. Dat uitte zich in asociaal en agressief gedrag. Zelfs bij alternatieve trajecten om een diploma te halen, werd ik buitengesmeten. Dat zegt wel iets over hoe erg het was.

“Ik had van kleins af aan het gevoel dat ik het zwarte schaap was. Ik voelde me in de steek gelaten. Dat uitte zich in asociaal en agressief gedrag.”

© Sociaal.Net / Lisa Develtere

Het cachot

In de gemeenschapsinstelling belandde ik tientallen keren in de isolatiecel. Ik mispeuterde dingen, vocht, was agressief of onbeleefd tegen een opvoeder. Telkens was het antwoord: het cachot. Meestal zat ik er vier dagen, één keer acht.

’s Ochtends vroeg ging de deur open. Je deken en matras werden weggenomen. Dan zat je daar. Met enkel je bed, een klein tafeltje en een stoel, vastgeschroefd in de grond. Pas om negen uur ’s avonds mocht je weer op bed liggen. Je gedachten gaan alle kanten uit. Je creëert fantasiebeelden om je toch een beetje gelukkig te voelen.

‘Isolatie in de jeugdhulp moeten we meteen afschaffen.’

Probeer je eens voor te stellen wat dat doet met een kind in volle ontwikkeling. Want je bent nog een kind. Maar als een kind criminele feiten pleegt, dan vergeten mensen snel dat het een kind is. Ja, er is misschien een agressieprobleem, maar fixeren of isoleren maakt dat alleen maar erger.

Eigenlijk zouden we isolatie in de jeugdhulp meteen moeten afschaffen. Pedagogisch heeft het geen enkel nut.

Triestig nieuws

Toen ik veertien was, overleed mijn moeder door zelfdoding. De begeleiders namen me apart: “Nick, we hebben triestig nieuws.” Ik kende haar niet echt. Ik had geen band met haar en heb niet eens gehuild. Ik heb me gewoon in de zetel gezet en heb een uur of zes voor me uit gestaard.

‘Ik zocht liefde, appreciatie en bekommernis, maar ik voelde me verhoord.’

Hulpverleners hebben nooit een groot verschil gemaakt. Met de consulent van de jeugdrechtbank heb ik nooit een band gehad. Zelfs toen ik nog heel klein was, een jaar of negen, voelde het alsof ze me met de vinger wees. In plaats van te vragen hoe het met me ging, sloeg ze mijn dossier open en wees ze me op alles wat ik fout deed. Ik zocht liefde, appreciatie en bekommernis, maar ik voelde me verhoord.

Afstand

Ook de opvoeders gaven me niet wat ik als kwetsbaar kind nodig had. Opvoeders zullen je nooit benaderen zoals hun eigen kinderen. Ze gedragen zich professioneel. Al kan ik daar vandaag wel genuanceerd naar kijken. Hulpverleners lopen zelf tegen de grenzen aan van wat ze kunnen. Ze hebben naast hun job een eigen leven, zorgen en gezin.

‘Opvoeders zullen je nooit benaderen zoals hun eigen kinderen.’

Het is niet de bedoeling dat ze na een werkdag gebroken naar huis terugkeren. Daarom bouwen ze een muur rond zich heen. Maar als kind in de jeugdhulp voel je die afstand. En als ik nu terugkijk op mijn gedrag, dan begrijp ik ook dat ze afstand hielden. Ik woog op mijn vijftiende al 80 kilo en deed aan fitness. Met mijn agressief gedrag vormde ik een gevaar voor hen.

Onlangs sprak ik een van mijn favoriete opvoeders van toen. Hij doet de job al vijftig jaar en vertelde me dat ik in de top vijf stond van de moeilijkste jongens in zijn carrière. Ik schrok toch dat het zo erg was.

“Als kind moet je vreugde beleven, succes meemaken en onbezonnen zijn. Dat is belangrijk voor je ontwikkeling.”

© Sociaal.Net / Lisa Develtere

Re-integreren in de maatschappij

Op mijn achttien liet de jeugdhulp mij volledig los. Maar ik was niet klaar voor een volwassen leven.

Mijn jeugd was er een van tegenslagen, stigmatisering en overleven. Dan kan je moeilijk verwachten dat ik in staat was om te werken, een woning te betalen en mee te draaien in de samenleving. Het klinkt onwezenlijk maar eigenlijk had ik een plan nodig om te re-integreren in de maatschappij.

Ook emotioneel had ik een achterstand. Als kind moet je vreugde beleven, succes meemaken en onbezonnen zijn. Dat is belangrijk voor je ontwikkeling. Het helpt om sterker in je schoenen te staan. Om een ‘ja’ of een ‘nee’ te kunnen accepteren. Om dingen te kunnen relativeren. Dat kon ik allemaal niet.

‘Mijn jeugd was er een van tegenslagen, stigmatisering en overleven. Dan kan je moeilijk verwachten dat ik in staat was om mee te draaien in de samenleving.’

Ik had geen plan. Ik ging naar het kraakpand van mijn vader, die op dat moment in de gevangenis zat. Toen ik mijn vader wilde bezoeken, kreeg ik het aan de stok met een cipier. Ik sloeg de inkomhal van de gevangenis kort en klein, en daarna pleegde ik enkele ramkraken. De politie pakte me later die avond op.

Van pure frustratie sloeg ik mezelf twee blauwe ogen. Dat deed ik wel vaker. De onderzoeksrechter stuurde me naar de gevangenis. Ik zat in een cel samen met mijn vader. Het is de mooiste tijd die ik met hem beleefd heb. 

Gangstersyndroom

Ik was niet bang van de gevangenis. Meer nog, het voelde als een avontuur. Net al veel jongeren uit de gemeenschapsinstelling leed ik aan het gangstersyndroom. Ik romantiseerde crimineel gedrag en banditisme. Ik keek op naar beroepscriminelen.

‘De gevangenis voelde als een avontuur.’

De volgende twee jaar kwam ik vier keer in de gevangenis terecht. Telkens ik vrijkwam, pleegde ik nieuwe feiten. Het ging van kwaad naar erger: ramkraken, overvallen op dealers, auto’s stelen. Op mijn twintigste kreeg ik een gevangenisstraf van negen jaar. Dat was een lange en duistere periode. Na een tijd begon het besef te groeien dat het zo niet verder kon.

“Ik werd meer bekeken als dader dan als kind. Terwijl ik een slachtoffer was van mijn situatie. Na een tijd dacht ik ook zelf dat ik een crimineel was.”

© Sociaal.Net / Lisa Develtere

Eigen bedrijf

Toen ik uiteindelijk vrijkwam, kreeg ik een job bij een schrijnwerkersbedrijf. Ik werd stevig op de proef gesteld. Het was keihard werken en ik vond in het begin moeilijk mijn draai met de collega’s. De kleinste opmerking werkte als een rode lap op een stier. Normaal zou ik agressief reageren, maar ik wist dat ik dan meteen opnieuw in de gevangenis zou vliegen. Stap voor stap vond ik mijn plek in de groep.

Vandaag heb ik mijn schulden aan de slachtoffers afbetaald. Nu ben ik dakwerker en heb ik mijn eigen zaak. Ik heb een tijdje twee ex-gedetineerden tewerkgesteld. Hun begeleiden was zwaar. Vaak was ik meer bezig met hun leven in orde brengen dan met mijn eigen zaak. Intussen zijn ze alle twee gestopt en werk ik weer in mijn eentje.

Bekeken als dader

Nu ik met wat afstand kan terugkijken, zie ik dat de jeugdhulp bij mij gefaald heeft. Nooit werd er gewerkt rond het kind dat ik was. Ik werd meer bekeken als dader dan als kind. Terwijl ik een slachtoffer was van mijn situatie. Na een tijd dacht ik ook zelf dat ik een crimineel was.

Het moet anders. De faciliteiten in de jeugdhulp zijn top. Maar het blijft een tijdelijke opvang. Je ontwikkeling wordt er on hold gezet. Ik kreeg geen riemen om mee te roeien. Ik had geen hobby’s. Niemand zocht mee naar mijn talenten.

‘De faciliteiten in de jeugdhulp zijn top. Maar het blijft een tijdelijke opvang. Je ontwikkeling wordt er on hold gezet.’

Bovenal had ik een enorme emotionele achterstand. Tot op vandaag heeft dat gevolgen. Mijn vrouw en kinderen zie ik doodgraag, maar gelukkig zijn, ik kan dat niet. Ik kreeg eens de opmerking dat ik over mijn leven praat alsof het een film is. Dat is puur omdat ik als klein kind, om de pijn niet te moeten voelen, geleerd heb om niet vanuit mezelf te praten, maar alsof ik aan de zijlijn sta.

Op een bepaald moment kreeg ik de stempel ‘beperkte empathie’. Maar hoe komt dat, vroeg ik me dan af. Was de jeugdhulp zo empathisch? Stonden jullie open voor mijn gevoelens? Toonden jullie begrip voor mijn situatie? Onder gevangenen zitten veel empathische jongens met een verleden in de jeugdhulp. Maar de samenleving geeft niet om hen. Het is een straatje zonder einde.

Preventief

Vanuit het besef dat het anders moet heb ik vzw Rebron opgericht. We moeten met jongeren uit de jeugdhulp rond hun talenten aan de slag gaan. Ik wil daarom graag een systeem van ervaringsdeskundige buddycoaches opzetten.

‘De jeugdhulp doet veel te weinig beroep op ervaringsdeskundigen.’

Vandaag doet de jeugdhulp veel te weinig beroep op ervaringsdeskundigen. Er zijn nochtans genoeg mensen zoals ik die geleerd hebben uit hun fouten. Wij kunnen voor jongeren een enorme meerwaarde betekenen. We kunnen als buddycoach met hen een traject op maat afleggen.

Als ik op mijn vijftien zo iemand in mijn leven had gehad, had het helemaal anders kunnen lopen. Daar ben ik echt van overtuigd.

Reacties [10]

  • Geert Peremans

    Beste Nick,
    Serene getuigenis die binnenkomt.
    Je hoopt een buddywerking op te richten,wel ik wens je daarbij alle nodige steun die je maar kan wensen. Je kan misschien eens polsen bij Trefpunt Zelfhulp. Zij kunnen jou evt. bijstaan.
    Zelf ben ik ook al een tiental jaar aan de slag als Ervaringsdeskundige (op vrijwillige basis) binnen de psychiatrie . Je zal in den beginne misschien niet altijd de nodige steun of respons krijgen die je verwacht (,hulpverleners zijn vaak niet op de hoogte van herstel gerichte aanpak ) maar laat je hierdoor niet van de wijs brengen.
    Ik ben ervan overtuigd dat als jij daadwerkelijk iets wil tot stand brengen je een doorbijter bent.
    Alle geluk toegewenst.
    Warme groet.

  • Diethild Vanweehaeghe

    Dag Nick, ik werk als opvoeder met kinderen uit moeilijke gezinssituaties. Ik heb jouw artikel gelezen, met heel veel aandacht voor wat je schrijft. Ik vecht al jaren tegen het systeem dat kinderen uit huis worden gezet, terwijl de ouders meestal de oorzaak zijn van het probleem. We krijgen op die manier gefrustreerde kinderen die hun frustraties uiten door ongewenst gedrag. Er zijn heus wel opvoeders die het zien, ik ook. Ik zie mijn jongeren 1 voor 1 graag, ik geef hen aandacht, en zeg hen vaak dat ik er voor hen ben. Ik heb een goeie band met mijn jongeren, al stellen sommigen inderdaad agressief gedrag waardoor ze eens uit de leefgroep moeten voor een dag. Nooit in isolatie, maar op hun kamer of even in een andere leefgroep zodat we allemaal even kunnen bekomen en terug kunnen zorgen voor herstel. Herstel vinden we zeer belangrijk! Voor alle partijen wel te verstaan. Het systeem is verkeerd. Er moet intensiever met de ouders en hun kinderen gewerkt worden in een veilige omgeving

    • kristien stas

      Oei, ouders de oorzaak van het probleem? Of schort er wat aan onze samenleving die nogal wat druk legt op ouders, die zelf worstelen met vereisten waaraan ze moeten voldoen, met misschien beperkte draagkracht en zelf een rugzakje op?
      Laat ons gezinnen aanmoedigen om samen te zoeken en niet met het vingertje te wijzen?

  • Guy Janssens

    In onze maatschappij gaat het maar om een ding
    Presteren je bewijzen iets tot stand brengen en dan wordt er over je gesproken Wie niet mee kan ligt eruit,De gevolgen van die uitsluiting die worden nogal eens onderschat. Je zou misschien denken dat het minder erg is om te worden afgewezen ,dan om bijvoorbeeld te worden geplaagd of uitgescholden. Maar volgens de Amerikaanse onderzoeker Kip Williams is afwijzing en uitsluiting net zo erg als pesten, of zelfs nog erger.Zelf ben ik vrijwilliger in een armoedevereniging,heb al te veel aan graf gestaan mensen die het gemeenschappelijk pesten van de elite niet meer aankonden,en om daarvan bevrijd te worden zich het leven benamen.Onze wereld gaat kapot,door de mensen met een blanco hart ,mensen,met een blanco verleden,daaraan gaat onze wereld kapot aan,de elite wil eerst prestatie zien pas dan hoor je erbij, in zo’n kromme maatschappij die over lijken gaat letterlijk mensen in de dood drijft,leven wij vandaag

  • Frank Dierickx

    Mijn eerste reactie: Als die man er in slaagt om zo gevat, zo direct en zo talig zijn probleem te signaleren, dan valt het uiteindelijk nog wel mee met ‘zijn’ gekregen jeugdzorg.
    Neemt niet weg dat de jeugdzorg in Vlaanderen stilaan naar een bedroevend niveau af dokkert, net zoals ons onderwijs. En niet omwille van te weinig geld. We geven héél veel geld uit aan welzijn en aan gezondheidszorg. Maar we besteden het niet goed.
    Samenwerken. Eén iemand beheert het dossier, ongeacht waar de client ook naar verwezen wordt. En moet het weer opnemen als de client daar wegloopt, uitvalt of ontslagen wordt. De meest ervaren en de meest bekwame hulpverleners moeten in de frontlinie komen, niet de stagiaires of de beginnelingen. Zet die op het bureau, in een coördinerende functie. En als ze dan genoeg geleerd hebben van de mensen uit het veld, dan mogen ze daar ook naar toe. Waar ze uiteraard al altijd van droomden. Weg van al die eindeloze teamvergaderingen en overleggen. Eindelijk écht werk.

  • Laurens

    Zonet las ik deze moedige en leerrijke getuigenis van Nick. Een wake up call dat jeugdzorg sporen nalaat. Geslotenheid is en blijft een complexe puzzel. Gemeenschapsinstellingen hebben echter grote stappen gezet in het creëren van een huiselijk gevoel, positief leefklimaat en ontwikkelingskansen. Een ‘gewoon leven’, althans zover dat kan.

    We kunnen er nu eenmaal niet om heen dat moeilijk hanteerbaar gedrag en multiproblematieken heel wat uitdagingen met zich meebrengt. Uitdagingen die zo goed als mogelijk worden omgezet in leermomenten en groeikansen. Toch wil en blijf ik geloven dat begeleiders wel degelijk het verschil kunnen maken. Wanneer jongeren na hun plaatsing een brief sturen of hun leefgroep opbellen om hen te bedanken, besef ik keer op keer dat gemeenschapsinstellingen waardevol werk verrichten. Je kan alleen maar hopen dat je iets klein kan teweegbrengen. Samen grenzen verleggen met vallen en opstaan.

  • Marleen Van Houdt

    Iedereen werkende in de jeugdzorg moet zich bezinnen ‘ hoe ben ik bezig, hoe ga ik ook om met de kinderen mij toevertrouwd, behandel ik hen zoals ik mijn eigen kinderen behandel?’ Opvoeders dien hun best maar dit is niet genoeg. Geef liefde, aandacht , begrip en respect en wees rechtvaardig en consequent in de opvoeding. Het zal met UPS en downs gaan want ook Opvoeders moeten ergens met hun zorgen , vragen en problemen terecht kunnen.

  • Paul Jando

    Dit is jeugdzorg: niet weg te slaan, zich met geweld erin wrikken waar ze ABSOLUUT niet gewenst of nuttig zijn, maar kinderen makkelijk en verkoopbaar zijn, goed subsidies aantrekken en, bovenal, niets kosten. Als het moet werpt jeugdzorg zich met geweld op zo’n kinderen. Dit doet, uiteraard, vooral ENORME schade.

    En de andere kant van jeugdzorg: NIET aanwezig waar ze nodig zijn. En dat mag je in de ruime zin nemen. Of het nu gaat over kinderen met een psychisch, medisch of zelfs extern probleem (slachtoffers) … Of het nu gaat over epilepsie, verslaving of dader/slachtoffer misdrijf … daar zal je jeugdzorg nooit aantreffen.

    Jeugdzorg klaagt altijd dat de maatschappij “bepaalde kinderen verwerpt”. Maar ik heb nog nooit iemand gezien die zo snel en makkelijk kinderen verwerpt als jeugdzorg. Zoals altijd komt de vraag:

    Waarom mag deze jeugdzorg bestaan? We zijn beter af zonder. Dat beperkt tenminste de schade bij de gigantische “false positives fraude” zeg maar.

  • Mattias Bouckaert

    Wat een getuigenis. Op de voorgevel van onze voorziening hangt een gedicht dat begint met “er is veel dat we niet kunnen kiezen”, en dat eindigt met “er is zoveel wat kan beginnen”. Het raakt me hoe beide dimensies hier samen komen. Veel respect voor de taaie veerkracht die uit dit getuigenis spreekt, en de wil om vanuit deze moeilijke ervaringen iets te betekenen voor anderen.

  • Nathalie

    Ik ben het volledig eens. Erg dat kinderen dit moeten doorgaan.
    Maar net zoals jij heb ik geleerd uit de vele levenservaringen hoe, ondanks wij minder leuke ervaringen hebben binnen jeugdzorg, het wel kan. Dit in het belang van de kinderen die hun en ook onze toekomst zijn.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.