Wat is het grootste probleem voor jonge mensen die in de gevangenis belanden?
Ze geraken moeilijk uit de financiële put waarin ze beland zijn. Als we ze voor de eerste keer in de gevangenis ontmoeten, dan vragen ze meteen naar mogelijkheden om te werken of een opleiding te volgen. Want die pistes kunnen hen helpen om hun schulden af te bouwen en zo het leven weer op de rails te krijgen. Ze weten maar al te goed welke domper financiële problemen op hun leven zet, want vaak zagen ze dezelfde spiraal al bij hun ouders. Een deurwaarder is voor deze groep geen vreemde. Een inkomen verwerven, is dan ook cruciaal. De samenleving lijkt dat goed te beseffen: effectieve opsluiting wordt zo veel mogelijk beperkt. Onder voorwaarden en onder controle van het justitiehuis, krijgen ze de kans om in vrijheid hun leven weer op gang te trekken. Zo kunnen ze gaan solliciteren. Daar krijgt deze groep van jonge twintigers het deksel op de neus. Ze ondervinden aan de lijve detentieschade: bovenop het gebrek aan diploma of werkervaring, dragen ze ook de stempel van gedetineerde met zich mee. Er is nog wel werk, maar niet voor hen. Opnieuw aansluiting vinden is dus aartsmoeilijk en velen voelen zich uitgespuwd. Natuurlijk moeten ze boeten voor de misstap die ze begingen, maar die sanctie mag toch geen leven lang doorwerken? Die cumulatie van kwetsbaarheid en uitsluiting is een scherpe vaststelling. Zeker omdat we enkel werken met jonge mensen die nog maar in beperkte mate met de gevangenis in aanraking kwamen.
‘Een inkomen verwerven, is cruciaal.’
Indien werk te hoog gegrepen is, ligt de oplossing dan in opleiding en herscholing?
Daar proberen we aan te werken, maar dan stoot je weer op andere problemen. Sommigen missen basiscompetenties omdat ze amper de schoolbanken zagen. Een sollicitatiebrief schrijven of een telefoon opnemen? Ze weten niet hoe eraan te beginnen. Een grote groep werd als kind geplaatst of volgde bijzonder onderwijs. En velen staan er alleen voor. Toch vraagt het volhouden van zo’n opleiding de nodige steun, rust en stabiliteit. En die ontbreekt. Beschik je slechts over je eigen wankele benen, dan is een succesvolle opleiding niet evident. Wie bij het verlaten van de gevangenis in een daklozencentrum terecht komt, wil een job om eten en drinken te kunnen betalen. Als mensen al zo veel zorgen hebben, dan is opleiding niet hun eerste prioriteit. Als het op andere domeinen niet vlot, dan is de stap om een opleiding te gaan volgen waar financieel niets tegenover staat te groot. Het afronden van bijvoorbeeld een VDAB-opleiding, is dan ook eerder uitzondering dan regel. Het is goed dat de VDAB met verschillende uitzonderingsstatuten de kloof probeert te dichten. Maar de effecten blijven beperkt omdat het onderliggende probleem meer fundamenteel is.
En als ze opnieuw in de criminaliteit belanden, was alles een maat voor niks.
‘Waarom al die moeite doen om vervolgens opnieuw achter de tralies te belanden?’
Je moet het zo ver niet gaan zoeken. Wij werken vooral met jonge mensen die uit voorhechtenis komen, in afwachting van een uitspraak door de correctionele rechtbank. Ze kunnen dan buiten de muren van de gevangenis hun zoektocht naar werk of opleiding opstarten of verderzetten. Stel dat het lukt, maar de rechter enkele maanden later een effectieve gevangenisstraf uitspreekt. Dan was alles inderdaad een maat voor niets. Je begrijpt dan waarom sommige van deze mensen afwachtend de kat uit de boom kijken. Want waarom al die moeite doen om vervolgens opnieuw achter de tralies te belanden? En door de traagheid van justitie kan die verlammende periode lang duren. De veroordeling of vrijspraak volgt soms meer dan een half jaar na de aanhouding. En ondertussen verwachten we dat deze mensen hemel en aarde verzetten om zich te herpakken.
De onzekerheid rond hun vrijheid neemt deze mensen in de tang?
Neem mijn cliënt Jan die in voorhechtenis zat in de Antwerpse Begijnenstraat. De ganse periode belde zijn huisbaas ons wekelijks op om poolshoogte te nemen. We moesten hem het antwoord rond het opnieuw betrekken van de woning schuldig blijven. Want wie in voorhechtenis zit, weet niet wanneer hij vrijgelaten wordt. Bovendien had Jan er alle belang bij om de huur van het appartement aan te houden want bij vrijlating had hij een dak boven het hoofd nodig. Maar hoe moest hij die huur betalen, nu omwille van de voorhechtenis zijn uitkering geschorst werd? De huisbaas dreigt om het contract te beëindigen omwille van huurachterstand. We slagen er in om de huisbaas te overtuigen dat niet te doen. Uiteindelijk komt Jan vrij onder voorwaarden van elektronisch toezicht. Hij heeft nu nog wel een appartement, maar mag dat slechts in de voormiddag verlaten. Jan woont trouwens niet alleen op dat piepkleine appartementje. Ook zijn vriendin en twee kleine kindjes zitten daar op elkaars lip. Door de enkelband moet Jan tussen vier muren wel de nodige onzekerheid en frustratie verwerken. Vroeger knoopte hij de eindjes aan elkaar met een leefloon en interim werk. Ook die inkomsten vallen nu weg. Meteen staan de deurwaarders aan de deur.
Elektronisch toezicht is hier dus een vergiftigd geschenk?
Mensen die onder voorwaarden vrijgelaten worden of elektronisch toezicht opgelegd krijgen, krijgen meer ruimte om het gezinsleven verder uit te bouwen of een opleiding te volgen. Maar het blijft wel een serieuze sanctie. Mensen blijven aan handen en voeten gebonden waardoor de vrijheid die ze genieten beperkt blijft. Als ze daarvoor toestemming krijgen, kunnen ze de woning verlaten om werk te zoeken, papieren in orde te brengen of boodschappen te doen. Kunnen ze omwille van bijvoorbeeld een file niet tijdig terugkeren, dan krijgen ze een strafpunt. Gebeurt dat een paar keer, dan kan dat leiden tot een herziening van de straf. Die angst en frustratie is er voortdurend, constant krijgen ze het gevoel dat ze niet voldoen aan de verwachtingen.
‘We bellen en onderhandelen veel.’
Kunnen jullie daar wat aan veranderen?
TOP-coaches vangen die situatie mee op. Door te bemiddelen en de situatie te schetsen ten aanzien van instanties, halen we de scherpe kantjes van hun moeilijke situatie. We bellen en onderhandelen dus veel. Zo kan het OCMW met één pennentrek inkomsten insnoeren. Dat heeft gevolgen voor betaling van huur, dokters- en schoolrekeningen. Door geduldig en begripvol te communiceren proberen we tot haalbare en menselijke afspraken te komen. We helpen onze jonge cliënten ook om hun begrijpelijke frustraties te ventileren zodat ze er niet op afgerekend worden. Want door de permanente stress en de negatieve stempel, kunnen ze bij een klein conflict toch door het lint gaan. Een huisbaas of werkgever wijzen hen dan al snel de deur, waardoor de problemen verder escaleren. Doordat we outreachend werken, kunnen we dat vaak counteren. We gaan naar de gevangenis en zijn aanwezig bij contacten met werkgevers, gemeente of huisbaas. Wie hier kiest voor een bureaumodel en beschikbaarheid tijdens de kantooruren, kan maar weinig verschil maken.
Werken jullie ook met de familie?
‘We werken voortdurend samen met andere sectoren en expertises.’
De familie blijft belangrijk, toch in zoverre ze nog aanwezig is. We proberen familieleden dus in te schakelen, op voorwaarde dat de cliënt dat goed vindt. Jammer genoeg zijn zij niet altijd een bron van steun die een boost geeft aan de hulpverlening. Want ook familieleden zitten vaak in een kwetsbare situatie. Zo had ik lange tijd een Servische jonge twintiger in begeleiding. Hij was kostwinner voor zijn moeder, vrouw en drie kinderen. Zodra hij in de gevangenis belandt, komen al die mensen in een bijzonder precaire situatie terecht. Er is geen geld meer en de drempel om steun te vragen aan het OCMW is hoog. Zijn moeder heeft een verblijfsvergunning voor vijf jaar, zijn vrouw slechts voor één jaar. Het jongste kind heeft ADHD en door de talrijke slapeloze nachten zitten alle familieleden op hun tandvlees. Op dat moment werken we dus in de gevangenis met onze cliënt, maar leggen we in functie van zijn gezin ook contacten met het OCMW en Kind & Gezin. Doe je dat niet, dan komt mijn cliënt bij vrijlating terecht in een hopeloze familiale situatie. Om dat allemaal werkbaar te houden, moeten we natuurlijk beschikken over goede netwerken en partners. Want we kunnen dat natuurlijk niet allemaal zelf oplossen. Onze uitvalsbasis is wel het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk, maar we werken voortdurend samen met andere sectoren en expertises. Daar ligt een belangrijke meerwaarde van dit initiatief.
Jullie staan midden in het spanningsveld tussen sociaal werk en justitie. Hoe ervaren jullie dat?
Het is soms moeilijk maar het lukt wel. Die ervaring wordt gekleurd door het feit dat een jongere op vrijwillige basis gebruik maakt van ons aanbod. Het is niet omdat iemand beslist om met ons in zee te gaan dat hij daarom vroeger in vrijheid gesteld wordt. In dat opzicht onderscheiden we ons van initiatieven zoals U-turn of sommige therapeutische programma’s. In ruil voor het succesvol volgen van dergelijke programma’s, kan de gedetineerde zijn vrijheid verwerven. Zij staan nog dichter bij justitie. Ze moeten rapporteren of de opgelegde voorwaarden zoals inzet en aanwezigheden gerespecteerd worden. Is dat niet het geval, dan dreigt terugkeer naar de gevangenis. Sociaal werkers zitten dan in een moeilijke positie. Ons aanbod staat buiten die context van voorwaarden en toezicht. Door de intense samenwerking heeft het justitiehuis wel een correcte kijk op onze werking. Vragen ze informatie op over een cliënt, dan geven we die enkel door met zijn toestemming. We communiceren dan over het traject dat we afleggen en welke diensten we bezocht hebben. Justitie waardeert dat externe diensten op die manier aan de slag gaan met haar doelgroep.
Kent heel Vlaanderen straks TOP-coaches of blijft het een Antwerps initiatief?
Ik juich een verdere uitbreiding naar andere gevangenissen toe. Want ik merk dat we door onze outreachende aanpak het verschil kunnen maken. De stap van gesloten gevangenis naar open samenleving verloopt met ups en downs. In dat proces klippen helpen nemen, biedt voor iedereen een meerwaarde. Dat doen wij, bijvoorbeeld door vanuit een intense aanwezigheid in de gevangenis met jonge mensen concreet en realistisch te werken aan hun toekomstperspectief. Dat gebeurt ook met kleine dingen, bijvoorbeeld door iemand een brief te laten schrijven aan zijn vader om zich te verontschuldigen. Zo bouwen we vertrouwen op en kunnen we met onze cliënt verdere stappen zetten zodra hij de gevangenis verlaat.
Pas dan begint het grote werk?
‘Mijn grootste bezorgdheid is dat we afglijden naar een uitspuwmaatschappij.’
Die confrontatie is vaak heel hard, ja. Mijn grootste bezorgdheid is dat we afglijden naar een uitspuwmaatschappij. Jonge mensen vinden om allerlei redenen geen plaats meer in onze samenleving: ze spreken de juiste taal niet, komen uit het verkeerde land, hebben problemen op school of vertonen teveel hiaten in de arbeidsloopbaan. Als wij die groep van jonge mensen nu al uitspuwen, dan blokkeren we hun én onze toekomst en zitten we met een serieus probleem. Elke mens heeft het recht op nieuwe kansen. Maar deze jonge mensen geven we omwille van hun contacten met justitie nu al geen toekomst meer. Vandaag hebben we de mond vol van radicalisering als prioritair maatschappelijk probleem. Maar frustraties en voortdurende uitsluiting van jonge mensen laten we onbeantwoord. Dat houdt mij wakker.
Reacties
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies