Laten we beginnen bij het begin: hoe gaat het, Filip?
“Ca va. De eerste week lockdown was heftig. We werden geconfronteerd met een nieuw gegeven: noodhulp. Nooit eerder heb ik meegemaakt dat er echt honger was. Er is altijd wel iets te eten in Brussel, nu viel de stad stil. Plots reden we met voedselpakketten rond.”
‘De eerste week lockdown was heftig.’
“Er zitten nog steeds voedselpakketten in mijn auto. Maar ook tv’s, dvd’s en computers voor mensen die we een plek gegeven hebben. Zorgen dat mensen thuis blijven, is één ding. Ze moeten ook iets te doen hebben. Mijn familie redt zich omdat ze boeken, films, internet en elkaar hebben. Maar als er in je studiootje alleen een microgolf staat, wordt het moeilijker.”
“Ondertussen doen we min of meer hetzelfde werk als eerder. We installeren mensen, beantwoorden medische noden, bezoeken gasten met wie we het contact niet mogen verliezen. We zijn eraan gewend dat de stad leeg is, dat we op andere manieren contact moeten maken met ons netwerk. We hebben ons aangepast aan een nieuwe context.”
Een moeilijkere context?
“In de stad wordt iedereen opgejaagd door politie. Dat is een van de zwaarste dingen die ik zie. Mensen mogen niet stilzitten, ze moeten wandelen.”
“Een geïsoleerde vrouw die we al lang kennen, met een zware psychiatrische problematiek, zit rustig in de zon. Plots staat er politie rond, roepend en dreigend met traangas. Zij is een kwetsbare vrouw, met wie wij voorzichtig communiceren. Als ik zie hoe nu met haar omgegaan wordt: dat is blijvend letsel.”
“Mensen worden gebruuskeerd. Ook wij. Sommige agenten hebben begrip. Anderen zien ons als een probleem. Onze mensen zijn zichtbaar, de rest van de stad is weggegomd. Als we met iemand praten, komen er mensen bij staan. Met vragen over uitkeringen, maskers, medische toestanden. Dan lijk je een groep en komt de politie. Dat levert vragen op, soms agressie. Onze gasten zijn moe. Die antwoorden.”
De straat is jouw bureau. Die is nu gesloten.
“Niet helemaal. Maar ze ziet er wel anders uit. Ik doe veel met de auto. Er zijn nieuwe afspraken: afstand houden, tijd beperken, een masker dragen, zo min mogelijk bij mensen binnengaan. Vroeger zaten we vaak op café. Dat gaat niet meer. En als we ons buiten neerzetten, is de politie daar.”
Maar de focus verschuift stilaan wel opnieuw naar het gekende straathoekwerk?
“Ja. De voorbije week hebben we vooral met psychisch kwetsbaren gewerkt. Door de spanning voel je dat psychoses zich nu manifesteren bij mensen die er aanleg voor hebben.”
‘Het wordt geapprecieerd dat we er nog steeds zijn.’
“Ik ben bezig geweest met een man die we uit schrik voor COVID-19 naar spoed hebben gebracht. Hij heeft plekjes op zijn longen, maar is weggestuurd met een briefje voor de pneumoloog. Ik snap dat ergens wel. Maar onze mensen zijn zo kwetsbaar… Hij zal geen afspraak maken, tenzij iemand anders dat voor hem doet.”
“Die man is nu duidelijk psychotisch. Dus proberen we contact te maken met een psychiater. Telefonisch. Het is niet simpel, maar het is goed om zien dat ons netwerk zo stevig staat.”
Dat jij plots een masker en handschoenen draagt, helpt wellicht ook niet. Hoe creëer je nabijheid?
“Met woorden. Al heb ik nog nooit zo vaak ‘distance!’ geroepen (glimlacht). De eerste week waren onze gasten in ontkenning. Ze feestten, dronken, daagden uit. En dan kom ik toe met een masker. Dat was lastig. Zeker omdat we mensen begroeten met een hand of kus.”
“Maar nabijheid zit in vaak terugkomen, vertellen en luisteren. Zelfs als dat vanop afstand is. Het wordt geapprecieerd dat we er nog steeds zijn. De info sijpelt ook door.”
“Op tien dagen tijd hebben we zestien mensen onderdak gegeven. Via tv of radio krijgen ze nu zelf informatie. Dat creëert een andere dynamiek. Iedereen loopt nu rond met een masker. Het is natuurlijker om vanop anderhalve meter te praten. Al zit de schrik er wel in. Het begint stilaan te komen.”
Hoe bedoel je?
“Er is een koppel waarvan we vermoeden dat ze besmet zijn. Ze wonen apart, maar hebben veel contact met mensen op straat. Ook een ander koppel is opgenomen. Zij vertoeven minder in onze groepen, maar er zijn altijd brugfiguren.”
‘Veel van onze mensen zijn fysiek kwetsbaar. Ook jongeren. Als het virus daar arriveert, wordt dat een nachtmerrie.’
“Veel van onze mensen zijn fysiek kwetsbaar. Ook de jongeren. Als het virus daar arriveert, wordt dat een nachtmerrie. We zien gasten knuffelen, pinten en joints doorgeven. We proberen veel preventie te doen. Wijzen iedereen op de gevaren, maken ons kwaad. Maar het blijft moeilijk.”
“Ik maak me ongerust over een aantal figuren. Die onrust is er altijd, elk jaar worden gasten van ons begraven. Maar nu is het anders. Het virus kan op ieder z’n kop vallen. (Denkt na) Er is nog een anekdote…”
“Vorige week zondag (29 maart, red.) is Robert overleden. Niet aan corona. Hij is een oudere man met wie ik lang gewerkt heb. Ik bezocht hem dagelijks in het ziekenhuis. Na zijn overlijden zetten we alles in gang voor een begrafenis. We nemen contact op met zijn familie, er mogen tien mensen aanwezig zijn. En dan doet mijn collega haar laptop open… Blijkt dat hij al begraven is! Zonder dat iemand verwittigd is.”
Verschrikkelijk.
“Dan gaat de paraplu open: ‘Ja maar, COVID-19!’ Ik vind het afschuwelijk hoe iemand de kans op een waardige begrafenis ontnomen is. Het resoneert met hoe de politie met onze mensen omgaat. Het is ontmenselijking. Strikt genomen volgen onze mensen de richtlijnen niet, maar ze zitten al in de miserie hé. Ook met traangas hebben ze geen huis om naartoe te gaan.”
‘Ik ben oprecht bang voor politiegeweld.’
“Er komt een hotel met 250 plaatsen. Maar mijn alarmbellen gaan af. 250 daklozen, 250 kamers: dat is een droom voor iemand die van cijfers houdt, maar zo werkt het niet. Eén plus één is niet altijd twee. Ik vrees dat dat hotel een excuus kan worden voor meer repressie. Ik ben oprecht bang voor politiegeweld. Zo’n crisis heeft logischerwijs neveneffecten. Maar er moet ruimte blijven voor gesprek. Anders wordt het akelig.”
Straathoekwerk is werk van lange adem. Gaat er door deze crisis veel verloren?
“Er zijn mensen die we minder zien. Sommigen vinden we niet meer terug. We zullen opnieuw moeten opbouwen, maar ik heb er vertrouwen in dat dat zal lukken.”
“Er is ook een goede kant: er zijn structurele oplossingen die sneller geïnstalleerd worden. Zoals gezegd: we hebben op tien dagen tijd zestien mensen laten wonen! Het is fantastisch dat we uitgerekend nu zoiets kunnen realiseren. Dat maakt me trots.”
Maar er zijn ook nieuwe hindernissen.
“Het is fantastisch om zien hoe ziekenhuizen zich organiseren, maar onze mensen krijgen nu niet de zorg waar ze recht op hebben. Daar zullen we een weerslag van zien.”
“Ik ken alle Brusselse spoedafdelingen. Er is altijd plek voor mijn mannen. Maar nu is er ‘de procedure’. Mensen krijgen een papier mee. Vroeger belde de sociaal werker van eender welke afdeling rond, nu moeten wij dat doen. Mensen die al in de marginaliteit zitten, worden daar dieper ingeduwd.”
Als dit alles voorbij is, zal het voor jullie pas echt beginnen?
“Thuis vragen ze me of ik na COVID-19 vaker thuis zal zijn. Maar ik denk inderdaad dat het dan pas begint. Er is veel schade op te ruimen. En we waren het jaar al slecht ingezet, door een jongeman die aan TBC is overleden. Een doemscenario. Nu krijgen we er een longziekte bovenop.”
‘Vorige week was ik geen dag voor 22u ’s avonds thuis. Maar goed. Het is een privilege om dit te kunnen doen.’
“Vorige week was ik geen dag voor 22u ’s avonds thuis. Maar goed, het is ook boeiend. Het is een privilege om dit te kunnen doen. Het geeft voldoening om te zien dat het lukt mensen te laten wonen.”
Het is een leerrijke periode.
“Absoluut. Maar wat ik even belangrijk vind: de solidariteit. Ik krijg veel berichten. Ook op straat bloeien mooie dingen. Hoe een thuislozendienst als Hobo zich aanpast… Ze zijn geen vijf dagen per week open, maar zeven! Er zijn geen activiteiten meer, maar ze hebben het raam opengezet. Er is een tafeltje neergezet en mensen kunnen hun handen wassen of telefoon opladen.”
“Of neem het Leger des Heils in de Bodegemstraat. Ze worden gesloten door besparingen… Het was de eerste plek waar onze mensen in quarantaine konden. Ze werken daar als gekken.”
‘Ik zie ook veel solidariteit.’
“Vorige week nog heb ik een van de mooiste gesprekken uit mijn carrière gehoord. Hoe iemand sereen de werking van het OCMW uitlegde. Ik was daardoor geraakt. Het contrast met de sirenes in de stad is groot.”
“Die flexibiliteit is mooi. Voor sociaal werkers bestaan altijd te veel structuren. Het is onze taak om dingen aan te pakken en buiten kaders te treden. Dat zie ik nu gebeuren: mensen die initiatief nemen, werkingen die zich aanpassen. Iemand die toch nog een thuisloze verder helpt, hoewel de dienst eigenlijk gesloten is.”
Het is reden waarom het nu wel lukt om mensen snel onderdak te bieden?
“De storende procedures vallen weg. We kunnen nu bijvoorbeeld een waarborg regelen met een simpele brief, in afwachting van een effectieve garantie op een geblokkeerde rekening.”
‘Mensen vinden nu onderdak omdat storende procedures wegvallen.’
“Samen met andere vzw’s hebben we een project om mensen tijdens de winter op te vangen in studio’s en appartementen. Een soort van zelfstandig wonen met ondersteuning. In eerste plaats voor de wintermaanden, met de bedoeling om de weg nadien elders voort te zetten. Maar omdat er een vertraging was, zoals vaak met zulke projecten, gebruiken we de woningen nu voor daklozen tijdens de coronaperiode.”
“Hoewel het aantal plaatsen voor onbemiddelde mensen beperkt was, zijn nu alle wooneenheden voor mensen die geen financiële middelen hebben. Mensen kunnen zich inschrijven in de gemeente. Sommigen onder hen kunnen gemakkelijker werk zoeken. Bij anderen opent dit hun recht tot uitkering, wat anders onmogelijk was.”
“Vroeger hadden die mensen geen kans gemaakt in dat project, nu zijn ze geïnstalleerd. Dat is Housing First in z’n puurste vorm. Geweldig!”
Belangrijke vraag: zal je dat na de crisis kunnen vasthouden?
“Er zijn partners en relaties ontstaan die we de rest van onze carrière meenemen. Als we zelfs nu mensen aan een uitkering, woonst of medische zorg kunnen helpen… Die positieve drive zullen we niet snel verliezen.”
COVID-19 is een goede casestudy voor het sociaal werk.
“Zo moeten we het effectief bekijken, ja. Ook de politiek. Zij die beslissen over centen – van De Block tot Beke – mogen eens nadenken waar zij hun centen halen en wie de boel nu rechthoudt.”
‘Beke en De Block mogen eens nadenken wie de boel nu rechthoudt.’
“Bij CAW’s, in de thuislozensector, moet men gericht en heel geduldig werken. Ik hoop dat politici zien hoe flexibel mensen daar zijn. De algemenere diensten kunnen telewerken. Maar de thuislozenstructuren zorgen voor permanentie: zij zijn open en werken verder. Werkingen worden op hun kop gezet. Hobo ziet vijftig mensen per uur. Vijftig!”
Diogenes heeft nu negen straathoekwerkers in Brussel. Wat als we die van straat plukken?
“Dan hebben mensen minder toegang tot rechten. En in sommige groepen zal COVID-19 minder snel gedetecteerd worden. Wij spelen onze rol in de volksgezondheid. Wij spreken iedereen aan, ook mensen die we niet kennen. Als het virus in onze doelgroep landt, zal het heel snel gaan. Als je de meest kwetsbare schapen niet beschermt, komt de kudde in gevaar.”
Wat kan het beleid op korte termijn ondernemen?
“In eerste instantie denk ik aan extra werkingsbudget. Ons werk is duurder geworden. We hebben bijvoorbeeld tien telefoons gekocht voor mensen, voor noodgevallen. We willen die centen niet om onze kas te spijzen, maar om nu te werken.”
‘Nu zonder rechten op straat leven is verschrikkelijk.’
“Er blijft nood aan toegang tot woningen. Als we met hotels werken, moeten het kleinere zijn. Alle registers kunnen open: wat is er nog aan studio’s en sociale woningen. Laat telewerkers ons helpen. Bekijk wat er is, zet het structureel in voor daklozen. Ook na de crisis.”
“Tot slot denk ik aan mensen zonder papieren. Nu zonder rechten op straat leven is verschrikkelijk. De grenzen zijn dicht. Laat ons afspreken: de mensen die hier nu zijn, zijn van ons. Regulariseer ze. Ga de psychische en fysieke afbraak van die mensen tegen.”
Om af te ronden: hoe houden jij en je familie je overeind?
“Ik vind het boeiende tijden, het grootste neveneffect ligt inderdaad thuis. Ik zal vakantie moeten nemen om mijn afwezigheid goed te maken. Ze kennen de aard van het beestje, maar voor mijn gezin is het zwaar. Zij leven ook in lockdown. En de grootste schrik is natuurlijk dat ik het virus meeneem. We hebben contact met mensen die niet voorzichtig zijn. We doen alles wat we kunnen, maar nemen veel risico’s.”
Reacties [2]
Prachtig.
Chapeau!
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies