Rode draad
Danielle Dierckx is in de wereld van armoede een bekend figuur. Jarenlang was ze onderzoeker bij OASES, de onderzoeksgroep over armoede die haar mentor Jan Vranken uit de grond stampte. Ze schreef mee aan ontelbare jaarboeken ‘Armoede en Sociale Uitsluiting’ en geeft les aan de masteropleiding sociaal werk. In Borgerhout is ze een geëngageerde buurtbewoner.
Ik ken je als een sociaal bewogen vrouw.
De dingen die ik doe, moeten sociaal relevant zijn. Het klinkt wat saai maar die sociale component was er aan de universiteit, is er in de nieuwe job en komt ook terug bij alles wat ik doe in mijn vrije tijd. Ik heb interesse in hoe de wereld in elkaar zit. Ik vind het belangrijk om recht te trekken wat er scheef groeit, om mensen mee te krijgen, om ervoor te zorgen dat iedereen zich goed in zijn vel voelt.
Zat dat er al van jongs af in?
Ik heb dat van thuis meegekregen. Ik ben in Turnhout opgegroeid in een beenhouwerij. In realiteit was dat een half buurthuis. Met een buurvrouw die plots moest bevallen, reed mijn vader naar de spoed. Overburen zonder telefoon gebruikten ons nummer als contact voor hun familie in Marokko. Ik lag dan als kind in bed te luisteren naar hun gesprekken. Ik dacht dat ze altijd ruzie maakten, maar nu weet ik dat ze gewoon luider praten. Ik kan honderd van die verhalen vertellen.
‘Ik zag mensen knokken om te overleven.’
Toch koos je voor een academische carrière.
Niet meteen. Als afgestudeerd sociaal werker bouwde ik eerst heel wat praktijkervaringen op. Na een jaar justitieel welzijnswerk ging ik aan de slag bij armoedevereniging Recht Op. Dat was de trigger om als werkstudent sociologie te studeren. Ik wilde beter begrijpen waarom armoede bestond. Ik wilde weten hoe je armoede best aanpakt. Als sociaal werker had ik daarvoor onvoldoende bagage.
Met welke vragen worstelde je dan?
De armoedeverenigingen haalden armen uit hun isolement en deden hen terug geloven dat verbetering mogelijk was. Dat groepsproces was nodig. Ik zag elke dag mensen knokken, alle energie ging naar het overleven. In de verenigingen vonden mensen steun bij elkaar. Dat botste met het activeringsdiscours dat toen ingang vond. Doorstroming werd het toverwoord. Om dat spanningsveld te doorbreken, had ik meer kapstokken nodig. Ik zocht en vond die aan de universiteit.
Heb je die link met de praktijk en cours de route kunnen bewaken?
Absoluut. Zonder armen geen armoedebeleid. Die link met de praktijk was altijd belangrijk. Ik heb zoveel mogelijk geprobeerd om ervaringsdeskundigen en sociale professionals te betrekken bij mijn onderzoek. Hun ervaring moet het armoedebeleid vormgeven. Dat is uitermate belangrijk.
‘Zonder armen geen armoedebeleid.’
Elk jaar verschijnen er verschillende studies en jaarboeken over armoede. Toch blijven de armoedecijfers hangen rond 15%. Frustreert dat niet?
Het maakt me vooral kwaad. Bij regelmaat van de klok is er verontwaardiging over armoede. Maar dat ebt telkens weg. Er is geen echte wil om iets aan armoede te doen. Ook politici halen niet alles uit de kast om het tij te keren.
Hoe komt dat? Iedereen weet hoe we armoede moeten bestrijden. Alleen gebeurt het niet.
Wil je armoede echt aanpakken dan moet je als samenleving duidelijke keuzes maken voor herverdeling. Dat wil zeggen dat je als politicus en beleidsmaker de samenleving moet hervormen. Je moet knopen doorhakken, durven ingaan tegen machtige belangen en heilige huisjes. Ik ken politici die oprecht verontwaardigd zijn over armoede in Vlaanderen. Maar er zijn er andere die het allemaal niet zo heel erg vinden. Zij trekken liever de cijfers in twijfel of nemen de verhalen van mensen in armoede niet ernstig.
Kan je met structurele maatregelen zoals meer kindergeld of huursubsidies armoede echt terugdringen?
Voor gezinnen die leven tegen of onder de armoedegrens, maakt dat zeker een verschil. Als het kindergeld stijgt, wordt hun gezinsbudget groter. Hetzelfde gebeurt als er huursubsidies komen of de energierekening daalt. Als beleidsmaker geef je bovendien een signaal aan de samenleving: ‘Beste mensen, je leeft in een land waar solidariteit belangrijk is.’ Maar niemand doet het. Dat gebrek aan durf is een groot politiek en bestuurlijk probleem.
‘Er is een gebrek aan durf.’
Is dit realistisch?
Het is vooral het professionele middenveld dat opkomt voor mensen die het minder goed hebben. Zij gaan de straat op, zij mobiliseren en sensibiliseren, zij ondersteunen de armoedeverenigingen. Af en toe gaan de media mee in dat verhaal. Maar het vertrekt altijd vanuit datzelfde middenveld. Het gevaar bestaat dat we zo een wij-zij-verhaal versterken. Mensen geraken misnoegd dat er niet wordt geluisterd, dat de boodschap niet doordringt, dat er niets gebeurt. Het debat wordt daardoor langs beide zijden harder en scherper.
Je collega-academicus Ive Marx hamert op werk als hefboom. Jij hebt dat niet benoemd.
De analyses hollen de realiteit achterna. We publiceren ondertussen onderzoek over werkende armen. Jobs zijn dus niet het enige antwoord. Het verhaal wordt complexer. Kwetsbare groepen zijn nu meer divers. Er zijn niet alleen te weinig jobs voor laaggeschoolden. Ook mensen met een migratie-achtergrond die wel een diploma hebben, komen moeilijk aan de bak. In Vlaanderen mag je het niet benoemen, maar racisme en discriminatie zijn wel iets van elke dag. Het is dus allemaal wat ingewikkelder dan te roepen ‘jobs, jobs, jobs’. Bovendien spreekt men dan al snel over alle mogelijke vormen van flexi-jobs. Maar wat brengen die bij? Het zijn jobs die mensen vaak meer miserie brengen dan dat ze problemen oplossen.
Voor heel wat onderzoekers, sociaal werkers en experten is het thema armoede hun broodwinning. Het lijkt soms op een business.
Niet vergeten, ook ministers verdienen hun boterhammen met armoede. Het is trouwens hun verantwoordelijkheid dat er zo veel mensen in armoede leven. De groep mensen in armoede wisselt voortdurend. Als beleid moet je dat monitoren. Wetenschappers moeten de impact van maatregelen in kaart brengen. Zij moeten zoeken naar structurele mechanismen van uitsluiting. Verder heb je in de samenleving trekkers nodig die het thema op de kaart zetten, die verhalen en getuigenissen brengen. En je hebt sociale professionals nodig die mensen in armoede ondersteunen bij het afdwingen van hun grondrechten. Mensen verdienen daar geld mee. Is daar iets mis mee? Ik vind in ieder geval dat ervaringsdeskundigen in de armoede met hun job veel te weinig verdienen. Wat mij betreft moet er dus niet minder maar meer geld naar de ‘business’.
Jij wordt de nieuwe baas van De Roma, een groot cultuurhuis. Dat was een verrassing. Het gebeurt weinig dat iemand op jouw leeftijd een academische carrière stopzet.
De Roma is een zeer aantrekkelijk cultuurhuis. Ik woon achter de hoek en kom er vaak over de vloer. En dan zat die vacature plots in mijn mailbox. Die job past helemaal in mijn dada over werken aan meer rechtvaardigheid. De Roma wil de hele culturele programmatie combineren met meer maatschappelijk debat. Dat inspireert.
‘De Roma is meer divers dan je denkt.’
Ga je de universiteit niet missen?
Dat zal ik je pas later kunnen vertellen. Ik ben niet zo het type om dingen echt te missen. Aan de universiteit was ik op hetzelfde moment met veel projecten bezig. Dat vond ik boeiend. Ik moest ervoor zorgen dat onderzoek goed liep, dat studenten hun weg vonden. Ik moest geld zoeken, projecten aanvragen, afrekeningen opmaken, medewerkers coachen. Die veelzijdigheid vind ik terug in de nieuwe job. Om maar iets te zeggen: er zijn meer dan 400 vrijwilligers actief in De Roma.
De Roma ligt midden een superdiverse buurt. Bij de vrijwilligers en bezoekers zie je die diversiteit minder.
Als je naar een popconcert komt, zie je maar een deeltje van wat De Roma echt is. Als bezoeker zie je de vrijwilligers aan de vestiaire en de toog. Maar overdag en achter de schermen draaien er ook heel wat vrijwilligers mee. Het is meer divers dan je denkt. Er komen ook ongelooflijk veel verschillende bezoekers over de vloer. Je hebt veel niches bij het publiek van De Roma, alleen mixen die zich weinig. Daaraan moeten we werken.
Hoe?
Bij debatten, boekvoorstellingen en films zie je een meer gemengd publiek opdagen. Dat maatschappelijk programma verder uitbouwen, is een goede strategie. Eens mensen de stap naar De Roma zetten, wordt de drempel voor een volgende keer lager.
‘Ik wil jonge mensen uit de stad een forum geven.’
Wat zijn je plannen met de Roma?
De Roma bestaat vijftien jaar. Het is een volgroeide puber. Fysiek is het huis af, zeker nu zwaar geïnvesteerd werd in een betere akoestiek. De werking wordt ook breder, het is meer dan een rocktempel. Het is een plek waar maatschappelijk debat mogelijk is, waar er dansnamiddagen zijn voor senioren, waar plaats is voor een kinderrommelmarkt. Het is nu aan mij om die wereld verder te verkennen. Ik wil werken rond thema’s als diversiteit en maatschappelijke kwetsbaarheid. Ik wil ook inzetten op talentontwikkeling, ik wil jonge mensen uit de stad een forum geven. We moeten zoeken naar partners. Je kan niet je zaal elke dag vrijhouden voor jonge mensen die willen oefenen. Daarvoor heb je andere plekken nodig, kleine labo’s.
Als baas van De Roma bouw je mee aan de stad.
De Roma is Antwerps erfgoed. Het is een monument in de stad. De Roma staat voor sociale rechtvaardigheid, voor welzijn voor iedereen. Cultuur is een hefboom in een stad. Ik hoop dat we dat blijven waarmaken.
‘Borgerhout is een sociaal en creatief labo.’
Hoe belangrijk is dat in ‘hellhole’ Borgerhout?
Ik woon hier graag. Het is voor mij een aantrekkelijke omgeving. Borgerhout is een sociaal en creatief labo. Het is elke dag smullen van de sociale uitdagingen. Borgerhout excelleert in buurtbewoners die geloven in verandering van onderuit. Mensen zijn begaan met wat er gebeurt. Het is absoluut geen no-go-zone. Zij die dat denken, kennen Borgerhout niet. Ook De Roma speelt een rol in de perceptie over Borgerhout, maar dan in positieve zin. Het feit dat de bezoekersaantallen elk jaar stijgen, bewijst dat het hier geen hellhole is. Als bezoeker kan je niet voor de deur parkeren en snel naar binnen glippen. Je moet door de buurt wandelen. Op die manier voelen bezoekers dat Borgerhout meer dan ok is.
Relschoppende jongeren zijn geen obstakel?
Er is tussen de politie en een groep jongeren een conflict dat dreigt te escaleren. Het is spijtig dat de politie zijn wijkwerking heeft afgebouwd. Men legt nu te veel nadruk op ordehandhaving en te weinig op samenlevingsopbouw. De politie moet je vriend zijn, niet je vijand. Daar zit een probleem. Er zijn veel organisaties en jeugdwerkingen die daar aan werken, die proberen om bruggen te herstellen.
‘De politie moet je vriend zijn.’
Maar het stadsbestuur wil niet luisteren?
Ik wil dat niet politiek trekken. Als er in Deurne of Hoboken iets zou gebeuren dan zal de burgemeester wel op dezelfde manier reageren. Ik denk dus niet dat de scherpe reactie van Bart De Wever iets met Borgerhout te maken heeft. Maar ik vind het onbegrijpelijk dat hij niet ingaat op de uitnodiging om met jongeren en buurtbewoners in dialoog te gaan. Beleidsmakers moeten coalities aangaan met bewoners en het middenveld, anders bakken ze er niets van. Zonder hen geraak je niet vooruit. Ik zou als burgemeester mijn twee handen kussen als er zo’n vraag kwam.
Terug naar het sociaal werk. Hoe staat het sociaal werk er in Vlaanderen voor?
Het sociaal werk in Vlaanderen is divers, breed en complex. Sociaal werkers zijn voelsprieten van wat misgaat in de samenleving. Ze capteren ongelijkheid en sociale uitsluiting. Sociaal werk moet dat zichtbaar maken. Sociaal werkers moeten aanzetten geven tot verandering. Dat is voor mij een zeer belangrijke en unieke functie. Ik zie weinig andere beroepsgroepen die daar de kwaliteiten voor hebben. Het is bedroevend dat de toenemende marktwerking dat structureel werken verder onder druk zet.
Hoe moeten sociaal werkers hierop reageren?
Opnieuw, door de dialoog aan te gaan. Alleen maar betogen tegen vermarkting lost niets op. Integendeel, je versterkt het wij-zij-denken dat de polarisatie in de hand werkt. Sociaal werkers moeten daarvan wegblijven. Beter is om alternatieven aan te reiken. En die zijn er. Er zijn verschillende modellen die leiden tot meer marktwerking en concurrentie tussen sociale organisaties zonder dat die meteen tegen elkaar worden opgezet. Het zou sterk zijn als het sociaal werk deze alternatieven proactief zou uitwerken.
Reacties [4]
Hallo, ik kom regelmatig met vriendinnen naar de Roma. Omdat wijbijna allemaal invaliden zijn kom ik altijd veel vroeger dan de deureen open gaan. Want wij trachten altijd op dezelfde plaats, opzij en op een hoek te gaan zitten om dat we soms met rollztors en zo zijn. De vriendin die het meeste komt mag met haar invalidenscooter binnenrijden, dat is geen probleem. Maar voor mij wordt dat lznge rechtstaan echt een probleem, ik heb 3maanden geleden mijn 6e rugoperztie gehad. Ik vraag zeker niet om vroeger open te doen, maar om naar een andere oplossing te kijken. Want de mensen blokkeren het voetpad, er staat gelukkig al iets om niet op de rijweg te kunnen. Als u daaraan nog iets zou kunnen veranderen… Voor de rest wens ik iedereen die zijn steentje bijdraagr proficiat. Ik kom graag naar deze tempel,!
Prachtig om zulke geëngageerde academica aan het roer te krijgen van zulk toonaangevend cultuurhuis.
Veel succes, Daniëlle :-)
Open denken helpt de vernieuwing in gestigmatiseerde buurten. Een boeiende dame met visie om Borgerhout terug op de Antwerpse culturele radar te plaatsen. Meer van dit!
Dit is een mooi verhaal van engagement en het verbinden van academisch bezig zijn met de werkelijkheid van een buurt en cultuurcentrum. Spijtig vind ik wel dat er een blinde vlek zit in het discours over armoede. Steeds gaat het over armen en etnisch-culturele minderheden, maar personen met een handicap krijgen hier, opnieuw, géén plaats. Dat is verbazingwekkend, vind ik, als we weten dat het armoederisico bij personen met een handicap heel hoog is (het Handilab-onderzoek van 2012 had het over bijna 40% personen (die een tegemoetkoming voor personen met een handicap krijgen) die onder de Europese armoedegrens belanden. Ook personen met een invaliditeitsstatuut (die volgens de huidige definitie van handicap ook personen met een handicap zijn, zie artikel 1 §2 van het VN-Verdrag voor de Rechten van Personen met een Handicap) hebben verhoogd risico op armoede. Sociaal werkers worden duidelijk nog altijd geschoold in een paradigma dat niet de volledige werkelijkheid dekt … spijtig!
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies