Opinie

Zo stimuleer je taalvaardigheden van kinderen

Orhan Agirdag

Wie met kinderen werkt, speelt een belangrijke rol bij hun taalontwikkeling. Een talenknobbel groeit niet vanzelf. Maar we moeten eerst begrijpen hoe we talen leren, om dit te kunnen te stimuleren. Orhan Agirdag, professor in de Pedagogische Wetenschappen, legt uit hoe dat werkt.

© Pexels / Kampus Production

It takes a village

Niemand wordt op zijn eentje taalvaardig. Integendeel, enkel samen met anderen, doorheen zinvolle interacties, leren we babbelen, begrijpen en schrijven. Dit begint in een gezinscontext, maar ‘it takes a village to raise a child’.

Ook de kinderopvang en de kleuterschool kunnen in principe een cruciale rol spelen. In principe, want in de dagelijkse realiteit van de kinderopvang en kleuterklas is het niet altijd evident om met elk kind kwaliteitsvolle interacties te hebben.

‘We hebben dringend meer professionals per kind nodig die beter betaald en beter opgeleid worden.’

En juist in Vlaamse opvangcentra en kleuterscholen met meer kinderen uit taalminderheden, is de kwaliteit van het talig aanbod vaak lager. Ouders verplichten om hun kinderen naar deze voorzieningen te sturen, zal dan ook weinig veranderen. Wat we dringend nodig hebben zijn meer professionals per kind die beter betaald en beter opgeleid worden.

Drie stappen

Maar zelfs als die structurele voorwaarden vervuld zijn, kunnen we ons afvragen wat ouders en professionals nog meer kunnen doen om de taalvaardigheid van jonge kinderen te stimuleren.

Een kwaliteitsvolle talige interactie kan vereenvoudigd voorgesteld worden in drie stappen: taalinput, taalproductie en feedback. Bijvoorbeeld, een papa die herhaaldelijk een appel laat zien aan zijn kind, hem liefdevol in de ogen kijkt en zegt: “Kijk, een appel, een appel”. Dat is taalinput.

Na verloop van tijd imiteert het kindje zijn held en zegt het bij het zien van het ronde fruit: “Appel, appel!” Dat is taalproductie. Hierna is de beurt terug aan de trotse papa: “Goed zo! Dat is een groene appel.” Die feedback vormt opnieuw nieuwe taalinput. Veel babbelen met jonge kinderen is de terechte boodschap van Kind & Gezin (agentschap Opgroeien) om dergelijke talige interacties te stimuleren.

Voorlezen

Naast kwantiteit doet ook de kwaliteit van onze interacties ertoe. Kinderen die vroeg in contact komen met woorden, worden later taalvaardiger. En ook ouders spelen hier een rol in: vroeg voorleesgedrag van ouders hangt samen met de latere schoolprestaties van kinderen.

‘Kinderen die vroeg in contact komen met woorden worden later taalvaardiger.’

Opmerkelijk: anderstalige kinderen aan wie vaak werd voorgelezen in de thuistaal doen het later beter op school dan Nederlandstalige kinderen aan wie weinig werd voorgelezen in Nederlands.

Maar we kunnen jonge kinderen ook via andere manieren vroeg in contact brengen met geletterdheid. Een van die manieren is bijvoorbeeld luidop voorlezen van alle geschreven informatie rondom ons zoals het luidop voorlezen van etiketten, borden of merknamen. Ook dit hangt samen met latere taalvaardigheid van kinderen.

Verhalen vertellen

Een andere manier om talige interactie te stimuleren is door verhalen te vertellen aan jonge kinderen. Ook dit is een voorspeller van latere taalprestaties. Hier zijn verschillende redenen voor, onder meer het narratieve taalgebruik in verhalen. Narratief wil zeggen dat er verteld wordt over gebeurtenissen uit het verleden of in de toekomst. Dit stimuleert taalgebruik in de verbeelding van kinderen.

Niet onbelangrijk bij het vertellen van verhalen is om dit interactief te doen. Laat het kind je onderbreken, eigen ervaringen projecteren of zelfs alternatieve plots ontwikkelen. Roodkapje die dikke vriendjes wordt met de wolf? Moet kunnen.

Vijf w’s en twee h’s

Taalinteractie is dus best interactief en geen monoloog van een ouder of leraar. Hieraan kunnen we werken door frequenter gebruik te maken van vraagwoorden, de vijf w’s en de twee h’s: wie, wat, wanneer, waar, waarom, hoe en hoeveel.

‘Taalinteractie is best interactief en geen monoloog van een ouder of leraar.’

Studies laten zien dat gebruik van deze vraagwoorden resulteert in betere taalkennis en cognitieve vaardigheden bij jonge kinderen. Deze vraagwoorden zetten de taalleercyclus in gang door kinderen aan te zetten tot taalproductie. Het aantal wisselingen van conversatiebeurten is een voorspeller van sterkere taalvaardigheid bij kinderen.

Om het voorbeeld van onze trotste papa te gebruiken, hij kan de taalinteractie verderzetten door te vragen: “En hoe kunnen we die appel opeten? Met onze handen natuurlijk! Handen? Hoeveel vingers hebben die handen?”

Feedback

Voor de ontwikkeling van taalvaardigheid is het cruciaal dat kinderen feedback ontvangen op hun taalproductie. Dat kan positieve feedback zijn: “Goed zo.” Maar het kan ook een ideaal moment zijn voor herhaling: “Goed zo. Dat is inderdaad een appel.” Of een bekrachtiging met toevoeging van nieuwe input: “Goed zo, dat is inderdaad een appel. Een groene appel.”

‘Constructief blijven is de boodschap.’

Niet alle taalproducties van kinderen zijn correct. Foute productie dient gecorrigeerd te worden met correctieve feedback. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door zelf het correcte antwoord te herhalen. Of het kind een herkansing te geven totdat die zelf het juiste antwoord vindt. Constructief blijven is de boodschap.

En voor meertalige kinderen la même chose

Alle kinderen worden taalvaardig dankzij meer taligheid. In een diverse samenleving is dat ook dankzij meertaligheid, het beheersen van meerdere talen. Meertaligheid heeft immers cognitieve, emotionele, sociaal-culturele en economische voordelen.

Taalontwikkeling is niet anders voor meertalige kinderen. Ouders kunnen in meerdere talen met hun kinderen babbelen en hoeven zich niet te beperken tot één taal (Nederlands of hun moedertaal) als ze zelf vlot meertalig zijn. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, resulteert dit niet in verwarring.

Een belangrijke voorwaarde is echter dat de talen voldoende gebruikt worden. Wanneer een kind een taal weinig hoort of spreekt, zal deze taal verloren gaan. In België is dat bijvoorbeeld het geval voor Italiaans of Marokkaans-Arabisch bij de derde generatie migranten.

‘Meertaligheid heeft cognitieve, emotionele, sociaal-culturele en economische voordelen.’

Door af en toe een woordje Italiaans of Arabisch te horen, zal het kind geen Italiaans of Arabisch leren, en uiteindelijk eentalig opgroeien. Een kind dat de voordelen van meertaligheid moet missen en bijvoorbeeld niet in staat is om met oma en opa te babbelen, dat is een tol die zwaar weegt. Meer taalvaardigheid is dus ook een verhaal van meertaligheid.

Reacties [2]

  • Dolores

    Ik vind het een meerwaarde als de anderstalige grootouders de nieuwe taal leren…
    De kleinkinderen kunnen hen hierbij helpen.
    Verrijkend voor beide generaties…

  • Caroline

    de term “logopedie” wordt nergens genoemd ?

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.