Aandacht voor het brein
Het brein is hip. In kranten en magazines verschijnen regelmatig berichten over de hersenen, hoe deze ontwikkelen en wat dit kan betekenen voor kinderen, jongeren en volwassenen. De titels zetten meteen de toon: Gestreste moeder verandert babybrein tijdens zwangerschap, Kun je voorspellen welke jongens moordenaars worden?, Hoe leren de hersenen van een zesjarige?.
‘Het brein is hip.’
En waarover ging de Week van de Zorg in 2019? Juist, over het brein.
Van brein naar opvoeding
De werking en ontwikkeling van hersenen is ook het vertrekpunt van recente wetenschapsboeken met opvoedingsadvies: Het puberende brein, Het babybrein, Opvoeden doe je met je brein.
Deze boeken gaan niet over wat mensen kunnen doen om zo goed mogelijk te herstellen van een hersentrauma of hoe ze kunnen omgaan met een bepaald ziektebeeld zoals dementie. Nee, uitspraken over ‘het jonge en zich ontwikkelende brein’ draaien regelmatig rond wat ouders en gezinsondersteuners best doen om de hersenen van kinderen optimaal te laten ontwikkelen.
Geladen neurodiscours
De toenemende aandacht voor de ontwikkeling van de hersenen van kinderen is deel van een breder neurodiscours dat vorm krijgt vanuit de neurowetenschappen. Die onderzoeken de ontwikkeling en het functioneren van de hersenen.
Wanneer je dit neurodiscours koppelt aan adviezen voor ouders, trek je een nieuw register open. Daarmee kan je ook de deur openzetten voor uitspraken over goed en slecht ouderschap. Die brug van wetenschappelijke inzichten over het brein naar opvoedingsadvies is niet evident.
Ouders als architecten
In sommige landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Australië en Canada, heeft een bepaalde vorm van neurodiscours gekoppeld aan ouderschap de wind in de zeilen: neuroparenting.
Neuroparenting is een manier van denken die stelt te weten hoe ouders voortaan best hun kinderen opvoeden. Lees: eens en voor altijd en voor alle gezinnen op dezelfde manier. De basis daarvoor zou in hersenonderzoek over het jonge brein liggen. Dit discours zegt bijvoorbeeld dat als ouders de juiste adviezen volgen, hun kinderen goed zullen presteren op school en succesvol zullen zijn in het leven.
‘Neuroparenting zegt te weten hoe we kinderen best opvoeden.’
Neuroparenting zet zich in de markt door handig gebruik te maken van metaforen als ‘toxische stress’ en ‘hersenarchitectuur’. Deze metaforen stellen ouders voor als architecten: ze bouwen aan de hersenen van hun kinderen via concrete handelingen. Laten ouders dit na of doen ze bepaalde dingen fout, dan riskeert het kind stress te ervaren. Die stress kan toxisch zijn voor de hersenontwikkeling, met levenslange schade tot gevolg. Zo zegt het discours.
Schot in de roos
Aan de wieg van de metafoor van de hersenarchitectuur van het kinderbrein staat professor Jack Shonkoff van de Amerikaanse Harvard Universiteit. Samen met het PR-agentschap The FrameWorks Institute ontwikkelde hij de metafoor en zochten ze manieren om deze verder uit te dragen.
Ze beschikken daarbij over de troef dat mensen over het algemeen verklaringen met een neurowetenschappelijke kant ernstig lijken te nemen. Staat er het prefix ‘neuro’ bij, dan verkiest men zulke verklaringen boven andere, ook al is de gegeven neurowetenschappelijke informatie irrelevant of zijn de verklaringen onjuist.Weisberg, D.S. e.a. (2008), ‘The seductive allure of neuroscience explanations’, Journal of Cognitive Neuroscience, 20, 470-477.
Hersenmetaforen haken hierop in. Zo geven ze ook vorm aan populair neurodiscours, mee surfend op haar succes.
Tegenwind
Maar er is ook tegenwind. Zo reageren heel wat academici tegen het al te makkelijk causaal verband dat het discours legt tussen hersenonderzoek en positieve ‘outcomes’ van kinderen. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld wees Jan Macvarish erop dat vroege interventies in families verantwoord worden vanuit uitspraken die neurowetenschappelijk gezien niet altijd kloppen of uit hun context zijn gehaald.Macvarish, J. (2016), Neuroparenting. The expert invasion of family life, London, Palgrave Macmillan.
‘Interventies worden verantwoord vanuit uitspraken die niet altijd kloppen.’
Vaak worden er argumenten vanuit onderzoek over trauma, mishandeling en extreme verwaarlozing van kinderen bij gehaald. Dat die situaties niet goed zijn voor kinderen (en dus niet alleen voor hun hersenen) is gekend. Maar het neurodiscours gebruikt deze kennis om uitspraken te doen over alle opvoedingssituaties. Praktijken waar het grondig misloopt, vormen dan de basis van advies naar alle gezinscontexten en alle ouders.
Slechte ouders?
In het Verenigd Koninkrijk wordt ouders verweten dat ze hun kind hersenschade berokkenen, als men vermoed dat ze niet handelen volgens de neuroparenting-stijl. Het zijn ‘tekortschietende’ ouders.
Ouders zijn er dus gewaarschuwd: volgen ze de adviezen niet op, dan ontwikkelen de hersenen van hun kinderen niet optimaal. Argumenten rond hersenschade bij hun kind kunnen ouders ondertussen met schuldgevoelens en angst beladen. Misschien is dit niet nodig. Heel veel ouders pakken het immers goed aan. Iets wat een aantal neurowetenschappers overigens ook zeggen.
Beleidsinstrument
Toch passeren al die onjuistheden en schuldinducties erg vlot.
Zo bleek onder andere dat het gedachtengoed achter neuroparenting voedingsbodem was voor een (te) krachtig sociaal beleid. Critici wezen erop dat het een basis legt voor een samenleving die draait rond prestatie, inzetbaarheid en competitiviteit. In dat idee zijn ouders belangrijke figuren om via de nodige kneepjes hun kinderen hiervoor klaar te stomen. Wetenschap wordt dan geplooid naar de noden van zo’n samenleving.
Wat doet Vlaanderen?
Ook in Vlaanderen en Nederland is het brein hip en vliegen metaforen in het rond.
Hier en daar volgen kritische geluiden. Zo kaartte pedagoog Michel Vandenbroeck het gebruik en misbruik van resultaten van hersenonderzoek aan. Filosoof Ties Van de Werff onderzocht in Nederland de implicaties van het neurodiscours over het puberbrein.
‘Ook in Vlaanderen vliegen metaforen in het rond.’
Het kan inderdaad geen kwaad om enige afstand te nemen en na te denken over uitspraken rond hersenontwikkeling van kinderen. Vooral wanneer die gekoppeld zijn aan claims, concrete richtlijnen en beloftes op lange termijn.
Wat hersenonderzoek vertelt over de ontwikkeling van hersenen, moet je steeds begrijpen binnen de context van het onderzoek. Nuances zijn belangrijk. Details, onderzoeksopzet en methode: het speelt allemaal een rol. Toch blijft dat soort informatie vaak achterwege in publieke lezingen, populaire boeken over dit thema, krantenartikels en YouTube-filmpjes.
‘Meer aandacht voor het brein neemt de opvoedingsonzekerheid van ouders niet weg.’
Cruciaal is de manier waarop hersenonderzoek vertaald wordt naar ouders, sociale professionals en leerkrachten. En zodra opvoedingsadvies gegeven wordt vanuit neuro-argumenten vraagt dat ook een portie gezond verstand.
Complex en onzeker
Waar het misloopt of moeilijk gaat in de opvoeding, moet er hulp zijn. Maar kunnen we daarnaast vertrouwen tonen in wat ouders nu al doen, met vallen en opstaan?
Natuurlijk is het belangrijk dat we onze kinderen knuffelen, hen nieuwe dingen laten ontdekken, dat we samen lezen in boekjes en laten voelen dat we hen graag zien. Dat is het punt niet. Maar opvoeden is veel meer dan dat alleen. Het is soms complex en ook onzeker. Meer aandacht voor het brein zal de opvoedingsonzekerheid van ouders niet wegnemen.
Kiezen voor het menselijke warme
De breinhype kan de aandacht wegtrekken van waar we in de opvoeding zorg voor dragen. Dat is uiteindelijk niet een brein, wel een kleine mens in wording. Gaandeweg kreeg het orgaan dat wij brein noemen een menselijk karakter. Meer nog, het leek alsof een brein kan handelen, denken, voelen, kortom bestaan als een mens.
Dat komt onder andere door de manier waarop resultaten van hersenonderzoek onder woorden worden gebracht: het zieke brein, het fitte brein, het lerende brein.
Neurodiscours over ouderschap riskeert mensen te reduceren tot verbindingen in complexe neurale netwerken. Dat zet aan tot een technisch en steriel ouderschapshandelen. Terwijl kinderen vooral nood hebben aan een warm, spontaan nabij-zijn. En niet per se omdat dat hun hersenen stimuleert, maar eenvoudigweg, omdat het mensen zijn.
Reacties [2]
Houden wetenschappers wel rekening met de ondeskundigheid van jeugdzorg, dat geen jeugdgezondheidszorg is, maar met insinuaties en speculeren kindobjecten binnenhaalt als beschermingsmaatregel, zonder te wegen dat ze zelf ook oorzaak kunnen zijn van schade in de psyche van de opgroeienden: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/wetenschapvoorbeleid als bloemlezing van recente wetenschappelijke inzichten die door jeugdzorg worden weggelogen?
Het sociaal domein werkt niet onder de artsen-eed en -deskundigheid!
Met belangstelling las ik dit artikel. Wij verdiepten ons als voorziening (OBC ter Wende-Espero) de afgelopen 2 jaar immers in het neurosequentieel behandelmodel van de Amerikaanse kinderpsychiater Dr Bruce Perry. Ook in dit model staat het ontwikkelende kinderbrein centraal. Ook bij ons was er in de opstart fase veel angst dat deze biologische kijk, de menselijke warmte, het belang van het gezin op het achterplan zou brengen. Niets is echter minder waar gebleken. Een kind(erbrein) heeft immers mensen rond zich nodig om te kunnen ontwikkelen. Bewegen, aanraking, muziek, sensorische activiteiten hebben aan belang gewonnen. In plaats van one fits all, wordt er nu veel meer naar de noden van elk individueel kind en bijbehorend gezin gekeken. Ons arsenaal aan werkinstrumenten is groter geworden. Wij zien ouders hierdoor niet als de schuldigen, wel als partners, co-therapeuten in de behandeling. Want als er iets is wat het neurodiscours bij ons gebracht heeft, is het hoop!
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies