Geen glazen bol
Een ambitieuze jeugdhulp die het verschil wil maken, moet ook haar grenzen kennen. Zo kunnen we niet voorspellen in welke gezinnen het welzijn of de veiligheid van kinderen in het gedrang zal komen. We hebben geen glazen bol die met zekerheid zegt met welke tussenkomst een gezin best geholpen is.
‘Hoe zeker kan je zijn van je conclusies?’
Vaak kunnen we ook moeilijk beslissen wanneer het ‘goed genoeg’ is en de hulpverlening kan worden afgesloten. Op basis van welke signalen besluit je dat een kind veilig is? Hoe zeker kan je zijn van die conclusie?
Het is eigen aan de mens om in zo’n ambigue situaties op zoek te gaan naar zekerheden, houvast en structuur.
Goede hulpverlening
De overheid en jeugdhulporganisaties bieden een antwoord door voorschriften, procedures, instrumenten en checklists te ontwikkelen. Zij geven hulpverleners een kader van wat ‘goede’ hulpverlening is, waarnaar ze moeten streven.
Registraties kunnen werkers helpen om hun intuïtief denken te structureren, om informatie te delen en goede praktijken te verspreiden. Procedures en afspraken over wie wat gaat doen, helpen om minder zaken over het hoofd te zien en om samen te werken.
Beperkt beeld
Hoewel regels en voorschriften onmisbaar zijn in het werk, moeten ze niet onvoorwaardelijk bewierookt worden. Registraties geven maar een beperkt beeld van de werkelijkheid.Dat bleek recent nog uit een analyse van elektronische informatiesystemen in de jeugdhulp: Devlieghere, J. (2017), ‘Elektronische informatiesystemen in sociaal werk. Een vat vol illusies’, Sociaal.Net, 13 juni 2017.
In een neerslag van makkelijk te meten indicatoren ontbreekt altijd wat moeilijk te registreren valt. Bijvoorbeeld de vertrouwensrelatie tussen kind en begeleider of het buikgevoel dat aangeeft dat nog niet alle informatie op tafel ligt.
Het jeugdhulpsysteem is niet de enige die onzekerheden wil elimineren. Elke hulpverlener heeft de neiging om in onduidelijke en complexe situaties houvast te zoeken in de eigen, maar beperkte zekerheden: “Die is de goede, die is de slechte en dit moet er gebeuren.”
Vals gevoel van zekerheid
Daar ligt een belangrijk risico. De jeugdhulpverlener die absoluut zeker weet hoe de zaak in elkaar zit, ondermijnt goede jeugdhulp. Want zo worden situaties fout ingeschat en verkeerde oplossingen voorgesteld.
‘Hulpverleners moeten ruimte krijgen om fouten te erkennen.’
Daarom moet het jeugdhulpsysteem de hulpverlener ondersteunen om verschillende pistes open te houden, om risico’s steeds opnieuw in te schatten en oordelen en beslissingen aan te passen.
Complexiteit erkennen
Hulpverleners moeten de ruimte krijgen om fouten te erkennen en hun professioneel handelen in vraag te stellen. Als ze verlamd worden door de druk van de aansprakelijkheid, bestaat het gevaar dat ze te veel focussen op het louter volgen van voorschriften en procedures. Dat leidt de aandacht af van waarover het echt moet gaan: Krijgt dit gezin de juiste hulp?Serrien, L. (2017), ‘Verontrust over verontrusting. Juridisering verlamt hulpverleners’, Sociaal.Net, 2 februari 2017.
Daarom is het essentieel dat er, zowel in het aansturen als in de controle van de praktijk, rekening gehouden wordt met de complexiteit en onzekerheid van de dagelijkse werkpraktijk.
Procedures flexibel maken
Inschatten hoe een gezin het best geholpen wordt, kan niet van achter de computer. In kwalitatieve hulpverlening bouwen hulpverlener en cliënt geleidelijk aan een relatie op. Ze zijn zoveel mogelijk in partnerschap met elkaar.
Hulpverleners reageren aangepast en flexibel op de verscheidenheid aan gezinssituaties. Ze zetten hun professioneel oordeel in om de omschreven procedures aan te passen aan wat het gezin nodig heeft.
‘Je schat een situatie niet in van achter je computer.’
Ze maken een brede inschatting van de situatie, samen met de ouders, kinderen, familie en de ruimere omgeving. Hulpverleners maken gebruik van de kennis en de expertise van het gezin en alle betrokkenen over wat er wel en niet goed loopt, over wat de beste oplossingen zijn om de situatie te verbeteren. Ze onderzoeken wie het gezin kan ondersteunen en wie er betrokken is op de veiligheid van de kinderen. Ze spenderen veel tijd met cliënten.
Defensieve cultuur bestrijden
Waar het kan, geven hulpverleners aan families kansen om de zorg voor de kinderen zoveel mogelijk zelf op te nemen. Ze houden hierbij rekening met een veelheid aan factoren, perspectieven en onzekerheden. Ze gaan in tegen de defensieve cultuur waarin risico-inschattingen vaak uitdraaien op het vermijden van risico’s op korte termijn: “Het veiligste is om het kind te plaatsen en enkel contact onder toezicht toe te staan.”
‘Hulpverleners gaan in tegen de defensieve cultuur.’
Ze wegen zaken af en hebben oog voor de verborgen kosten en de risico’s op lange termijn. Wat doet een uithuisplaatsing met de jongere? Met de rest van de familie? Wat betekent dit voor hun levenskwaliteit?
Zorg en controle
Op die manier met gezinnen samenwerken, vraagt veel. Het vereist dat hulpverleners professioneel kunnen oordelen en dus over voldoende kennis en vaardigheden beschikken. Het vereist een goede balans tussen intuïtief en logisch denken en het steeds verder laten uitdagen van dat denken via training, werkbegeleiding en supervisie.
Het vraagt ook heel wat van organisaties. Die moeten de emotionele dimensie van hulpverlening expliciet erkennen. Medewerkers voelen zich ondersteund in een werkomgeving die ruimte laat voor kwetsbaarheid en onvoorspelbaarheid. Zo kunnen ze omgaan met de onzekerheden in hun werksituatie.
Het vereist ook dat hulpverleners en families de tijd en het vertrouwen krijgen om samen op weg te gaan. Met vallen en opstaan, soms meteen op het juiste pad, soms via een zijweg. Dat vertrouwen laat werkers toe om in hun relaties met gezinnen zorg en controle te combineren. In hun partnerschap zit zowel ondersteuning als confrontatie.Goris, P. (2017), ‘Signs of Safety is meer dan een jeugdhulpmethodiek. Dit is waarom ik hulpverlener ben’, Sociaal.Net, 17 april 2017.
Geen rad voor ogen
Dit is geen pleidooi om registratie-instrumenten, procedures, checklists of computers door het raam van de voorzieningen te gooien. We moeten ze gebruiken waar ze ons ondersteunen in onze job.
‘Onzekerheid zit in het DNA van de hulpverlening.’
Maar ze mogen ons geen rad voor de ogen draaien. Ze kunnen de complexiteit en de onzekerheden waarmee we worstelen, niet wegnemen. Want die zitten ingebakken in het DNA van de hulpverlening.
Laten we hulpverleners en families de tijd en het vertrouwen geven om samen een traject af te leggen waarin de expertise van de families wordt samengebracht met die van de hulpverleners.
Reacties [4]
Ik heb 4 kinderen en hou van hen allemaal maar 8 jaar terug is mij moeder helaas overleden en ik kon dit in september 2016 niet meer aan,ik kon het geen plaats geven,ik heb zelf hulp gezocht maar ik had geen papa’s in het vizier, dus vroeg ik de zusters van liefdeinternaat in kortmark of ze daar samen konden blijven tot na mijn herstel. De sociale dienst van de jeugdrechtbank kwam er in betrokken en beloofde me plechtig dat de kindjes “henno” samen bleven tot ik hersteld was. Tot op heden ben ik prima ,u it het ziekenhuis ontslagen, wel nog geestelijke mobiel team maar die zeggen “goed bezig”, dus ik verwacht zoals mij beloofd was mijn drie kindjes terug, nee, nu is er een in een instelling geplaatst????, we missen elkaar, ik sta er terug als mama MAAR ik had volgens mijn psychiater de kleine lettertjes moeten lezen. IS DAT GERECHTIGHEID?
Dank dit inzicht te willen uitschrijven.
Wellicht gaat dit ook over “sociaal ondernemerschap”, maar dan anders.
Ondernemerschap van de hulpverlener (hoopverlener) in de relatie tot de jongere, het gezin.
De grote kwaliteit, de zorg die we verlenen, schuurt aan tegen controle omdat we niet willen dat het misloopt.
Risico’s uitsluiten is echter evenveel (of nog meer) kansen uitsluiten, is ontkrachten in plaats van empoweren.
Zeker zijn we verplicht goed na te denken, af te toetsen, uit te leggen, doch uit de studiedag van CANO (CANO durft/2016) heb ik alvast één zinnetje onthouden.
Met wie we zijn als hulpverleners moeten we misschien af en toe wat meer naar de “begint eer je bezint” en het momentum nemen.
Dank je wel voor het hart onder de riem voor al de hulpverleners, die met liefde voor het vak zich verbinden met families, in vaak schrijnende omstandigheden, om samen op weg te gaan. Bij ons 25jarig bestaan hield ik een pleidooi voor hulpverleners met 5B’s:
B van betrokken zijn: dat is graag zien, toewijding tonen, zich echt verbinding met mensen, geborgenheid geven en strijdlustig zijn als het nodig is;
B van bekommerd zijn: om al wie het niet goed gaat, om hen niet los te laten, om hen te omringen met netwerk en vooral ook om het behoud van de solidaire samenleving;
B van betrouwbaar zijn: dat is open en transparant zijn, weten waarvoor je staat, en ervoor zorgen dat men op je kan rekenen.
B van bekwaam, bedreven zijn: dat is kennis hebben van de stiel, geloven in wat je doet, hoop geven op verandering, met kwaliteit in de actie en met de nodige professionele twijfel, met vernieuwing als het nodig is;
B van bedachtzaam zijn: zorgvuldig, weloverwogen en deontologisch handelend.
Knap artikel, voortschrijdend inzicht noemt men dat. Enkele jaren geleden was ik een roepende in de woestijn, op het matje geroepen en ei zo na gesanctioneerd. Dat is het verleden. Ik zou nu toch ook sommige dingen anders doen, men is nooit te oud om te leren.Dergelijke artikels stemmen me erg hoopvol.Goe bezig sociaal.net!
Zeker lezen
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies