Krapuul
Toen ik mijn stage startte, wist ik niet wat me te wachten stond. De eerste weken waren meteen een eyeopener. Ik maakte contact met jongeren die de meeste mensen liever zien gaan dan komen. Jongeren waarover men spreekt als een stuk crapuul.
‘Mijn eerste stageweken waren een eyeopener.’
De jongeren lieten mij gaandeweg hun kwetsbare kantjes zien. Ik zag geen probleemjongeren meer, die zo ver mogelijk weggestuurd moeten worden. Ik zag jongeren met problemen, die aangenaam verrast waren door mijn onbevangen aandacht. Ze hunkeren om aanvaard te worden zoals ze zijn.
Glinsterende ogen
Er was één jongere uit Albanië die lang weerstand bood en weinig toenadering toeliet. Langzaam ontdooide ook hij. Ik begon me aan hem te hechten. Zijn ogen glinsterden. Hij toonde steeds meer zijn grote glimlach.
Het nieuws dat deze jongere het land zou uitgezet worden, kwam bij mij hard aan. Samen met zijn familie was hij zeven jaar in België.
Dit zou niet gebeuren
Plots kwam het thema ‘uitwijzing’ mijn jonge wereld binnen. Ik wist niet hoe ik moest reageren.
Ik probeerde er voor hem te zijn. Ik toonde nog meer dat ik hem aanvaardde. Ik luisterde naar wat hij te vertellen had. Ik keek er elke dag naar uit om met hem samen te zijn. Ik wou hem nog zo veel meegeven.
Ik toonde niet dat ik het moeilijk had. Ik probeerde hem voor te bereiden, en ook mezelf. Ik geloofde het niet. Ik wou dit niet. Dit zou niet gebeuren.
Ik kon niets doen
Toch was die dag onvermijdelijk. De dag waarop we hem ’s morgens opbelden omdat hij er niet was. De dag waarop we hem niet konden bereiken. De dag waarop hij werd opgepakt en samen met zijn familie gedwongen op het vliegtuig werd gezet, terug naar ‘hun’ land. De dag waarop ik niet voorbereid was.
Ik voelde kwaadheid, machteloosheid en frustratie. Ik moest een jongen laten gaan waar ik iedere dag mee werkte. Een jongen die zich volop aan het ontwikkelen was. Ik kon niets doen. ‘s Avonds kwamen het verdriet en de tranen.
Afstand en nabijheid
Ik vroeg me af of het wel professioneel was om opnieuw contact met hem te zoeken. Moet ik geen evenwicht zoeken tussen afstand en nabijheid. Hoe moet ik omgaan met deze situatie? Wanneer sta ik te dicht? Wanneer blijf ik te ver?
‘Wat is professioneel?’
Ik werd overspoeld door gevoelens. Mijn hart dwong me om opnieuw contact te zoeken. Ik wilde weten hoe het met hem ging. Ik wilde hem in deze moeilijke periode steunen. Ik kon toch niet zomaar uit zijn leven verdwijnen, hem aan zijn lot overlaten?
Ik kon niet wachten
De enige manier om opnieuw in contact te komen, was via Facebook. Ik stuurde hem een bericht, maar voegde hem niet toe aan mijn profiel. Ik schermde mijn persoonlijk leven af, maar probeerde er toch voor hem te zijn.
Ik twijfelde of dit een goede keuze was, maar ik kon en wou niet wachten. Mijn keuze zou ik de komende weken wel met mijn praktijkbegeleider bespreken.
Dit heeft geen zin
Hij reageerde meteen, eerder negatief. “Wat moet je weten? Dit heeft geen zin. Het gaat goed met mij, een land is een land. Waarom zou het slecht gaan? Dit heeft geen zin.”
‘Hij reageerde eerder negatief.’
Ik was verbaasd. Zo kende ik hem niet. Ik legde hem uit dat ik niets moest weten, dat hij mij niets moest vertellen. Ik wou alleen horen hoe het met hem ging, omdat ik hem miste, omdat ik er oprecht wou zijn voor hem. Ik vertelde hem dat ik het moeilijk had na zijn uitwijzing, dat ik benieuwd was naar waar hij nu verbleef.
De keer te veel
De sfeer veranderde. Hij schreef dat hij zich niet langer sterk wilde houden. Dat ik natuurlijk mocht vragen hoe het met hem ging. Dat hij iedereen verschrikkelijk miste. Eén keer uit je land gerukt worden en opnieuw starten, daarmee had hij proberen te leven. Maar deze tweede keer was er te veel aan. Hij was ‘fucked up’.
Vanaf dan hadden we regelmatig contact. Ik vertelde hoe het hier ging. Hij vertelde over Albanië, zijn familie en vrienden. Hij vertelde dat hij het leven in België miste, de school, de opleiding, onze vormingen.
Nabij blijven
En toen kwam de dag dat hij een foto doorstuurde. Hij zat op een tractor. Hij was aan het werk bij zijn opa. Hij vertelde dat hij zich minder begon te verzetten tegen zijn terugkeer. “Ik zal me hier gedragen, want ik wil hier niet in de gevangenis belanden.”
‘Een stoere jongen die wil opgroeien.’
Toch heeft hij ook momenten waarop hij alles zwart ziet. Hij reageert dan heel kort en zegt dat het voor ons beter is dat hij weg is. Hij was toch maar een lastigaard.
Op zo’n momenten, ben ik blij dat ik hem kan zeggen dat dit niet klopt. Dan voel ik opnieuw zijn kracht en kwetsbaarheid. Die stoere, lieve jongen die graag fijn wil opgroeien.
Hij is vertrokken en zal voorlopig niet meer terugkeren. Dit was een moeilijke gebeurtenis waaraan ik niets kan veranderen. Maar ik probeer er nog steeds te zijn voor hem. Bij uitwijzing nabij blijven. Een hele uitdaging, ook voor een sociale professional in spe.
Reacties [1]
Een generatie hulpverleners die opgroeide met de evidentie dat netwerken een stevige onlinecomponent hebben komt op de werkvloer. ‘Uitgewezen’ is dan, tot spijt van wie het benijdt, niet hetzelfde als ‘weg’. Welkom!
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies