Uitkijken naar een goede job
Als OCMW-trajectbegeleiders begeleiden we cliënten bij hun zoektocht naar werk. We stomen die mensen klaar voor de arbeidsmarkt, na een lange periode van inactiviteit.
‘Het gaat niet alleen om geld verdienen.’
Veel cliënten kijken uit naar zo’n OCMW-begeleiding. Ze willen niets liever dan aan de slag gaan. Ze kijken vol verwachting uit naar een goede job die hen helpt om waardig te leven.
Een cliënt zegt dat zo: “Het gaat me niet alleen om geld te verdienen, maar ook om een bijdrage te leveren aan de samenleving. Ik wil graag een goed voorbeeld tonen aan mijn dochter.”
Tijdelijke werkervaring
Trajectbegeleiders proberen dat pad mee te volgen. We focussen op de hoogst haalbare en meest passende vorming, begeleiding, opleiding en tewerkstelling voor elke cliënt. Daarvoor beschikken we over verschillende stelsels: tijdelijke werkervaring (TWE), individuele beroepsopleiding (IBO) of beroepsverkennende stages.
Een belangrijke hefboom naar werk valt onder het stelsel van tijdelijke werkervaring: ‘artikel 60§7’. Voor deze groep zorgt het OCMW zelf voor een job. Zo’n job geeft mensen maximaal twee jaar de tijd om zich voor te bereiden op de reguliere arbeidsmarkt.
Het goede nieuws
We werken met verschillende kansengroepen. Door de juiste cocktail van achtergrond, attitudes, talenten en vaardigheden hebben sommigen een sterk profiel. Helaas staan anderen minder sterk.
Eerst het goede nieuws. De sterke profielen scoren momenteel goed. De overheid en opleidingsprojecten mikken vooral op deze groepen omdat ze vlotter doorstromen naar de gewone arbeidsmarkt.
Groeiende restgroep
Maar wat met de zwakkere groepen voor wie doorstroming te hoog gegrepen is? Deze groep wordt steeds groter. Zo stelde een collega-trajectbegeleider treffend vast: “Ik heb het gevoel dat mijn cliënten steeds zwakker worden.”
‘Mijn cliënten worden steeds zwakker.’
Toch heeft deze groeiende groep cliënten eigen trajecten nodig: meer en langdurige ondersteuning en meer werkplekken op maat van hun mogelijkheden. Voor hen moeten ze andere instrumenten, projecten en werkvormen inzetten. En laten we eerlijk en realistisch zijn: soms is professionele activering helemaal niet aan de orde.
Minder passende oplossingen
Niet alleen wordt deze restgroep groter. Het aanbod om deze mensen te begeleiden naar een tewerkstelling op maat wordt kleiner. Er is een tekort aan arbeidsplaatsen binnen de sociale economie. En ook de plaatsen waar mensen zonder geschikt arbeidsmarktprofiel zich kunnen inzetten voor de samenleving, zijn dun gezaaid.
Opnieuw een collega: “Er zijn momenteel geen alternatieven voor deze restgroep, we zijn zelf nog aan het uitzoeken welke alternatieven we kunnen bieden.”
Toch is activering en mogen deelnemen aan de maatschappij ook voor deze groep mensen ontzettend belangrijk. Het zorgt voor structuur, een inkomen en het is belangrijk voor hun eigenwaarde.
Complexe taak
Als trajectbegeleiders vertrekken we vanuit sociale bewogenheid en engagement. We maken mensen die kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt sterker. Om mensen maximaal te versterken, zorgen we voor een brede waaier aan trajecten. We sleutelen ook aan een goede verstandhouding tussen hun cliënt en de werkgevers uit de sociale economie en de privésector.
Die opdracht is complex. Inzetten op oriëntatie van cliënten, op bijbrengen van algemene en specifieke competenties vraagt intensieve, langdurige en creatieve trajecten.
Moeilijk voor kleinere OCMW’s
Die complexe taak doen we in een moeilijke maatschappelijke context. Er is steeds meer creativiteit nodig om dat engagement voor cliënten waar te maken.
‘Op het eerste zicht lijkt dit activeringsbeleid efficiënt.’
Die creativiteit en slagkracht ontwikkelen, is niet evident voor kleine en middelgrote OCMW’s. Daar zijn minder middelen om cliënten een gewaardeerde plek in de samenleving aan te bieden. Kleinere OCMW’s hebben niet altijd een aparte trajectbegeleider. Ze doen beroep op een maatschappelijk werker van de sociale dienst die dat combineert met andere opdrachten. Dat is geen evidente klus.
Alarmbel
Er zijn dus veel redenen om de alarmbel te luiden. Op het eerste zicht lijkt het activeringsbeleid efficiënt. De groep die kan genieten van het stelsel van tijdelijke werkervaring wordt strakker afgelijnd. Lees: de overheid legt lat op vlak van vaardigheden hoger. De groep die hier instroomt, kan een hoger slaagpercentage voorleggen.
Maar daar betaal je een prijs voor. De groep die onder de lat duikt, wordt groter. Zij vinden steeds moeilijker passende oplossingen. En dat is niet juist. Er moeten meer mogelijkheden komen om ook het engagement en de talenten van deze groep uitdrukkelijk te erkennen en waarderen.
Reacties [3]
Het verhaal klopt natuurlijk. Een job geeft zin, identiteit en inhoud aan je leven. Waar het kan regulier werk. Voor wie deze lat te hoog ligt kan sociale economie soelaas bieden. Maar ook daar gelden al verwachtingen op vlak van productiviteit. Ook vrijwillige inzet, in vele vormen, kan een zinvolle finaliteit zijn. Activering is bovendien interdaad een complex proces: het raakt alle andere levensdomeinen én je moet je weg vinden in een ingewikkelde regelgeving. Zeker voor kleine OCMW’s absoluut niet evident. En boven dit alles hangt een donkere wolk: een toenemende culpabilisering van degenen die er niet in slagen over de lat te geraken. We kijken uit naar wat de beleidsbrief van de Minister over gemeenschapsdienst zal zeggen. Goed dat we intussen via onze stem blijven vertolken wat er bij mensen in armoede leeft!
Mag ik vragen waar de VDAB -met zijn 1001 soorten trajecten waar ik als professional al geen zicht op krijg- in dit verhaal zit ?
Die ervaring heb ik ook.
Ik schreef er een stuk over in sampol.
https://www.sampol.be/2019/10/wie-niet-horen-wil-moet-voelen
De activering lijkt me te sterk gericht op bijdragen tot het economisch systeem terwijl het systeem niet aangepast is aan mensen hun kunnen.
Heb niet het idee dat mensen zwakker worden. Heb het idee dat de maatschappij alsmaar meer verwacht
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies