Instellingskind
Het is logisch dat er vooral werd ingezoomd op het thema nazorg na meerderjarigheid. Jordy had de aangeboden hulp duidelijk nog kunnen gebruiken. Maar hij aanvaardde ze niet.
‘Hoe wordt iemand een instellingskind?’
De vraag die voor mij onbeantwoord blijft, is hoe iemand een typisch instellingskind wordt, een kind met een groot gebrek aan eigenwaarde en zelfredzaamheid.
Hoe komt het dat Jordy echt niet wist van welk hout pijlen te maken? En hoe komt het dat hij, ondanks zijn afgrijselijke leefomstandigheden, de aangeboden hulp toch bleef weigeren?
Gezinsvervangende jeugdhulp
Zoals verschillende kinderen in de jeugdhulp, behoorde Jordy tot een zeer kwetsbare groep. Het feit dat hij geen warm gezinsleven kende, heeft daar veel mee te maken.
Een gezin vervangen is onmogelijk. Het enige wat een maatschappij hier kan doen, is blijven proberen, met vallen en opstaan.
Voorzieningen die langdurige gezinsvervanging aanbieden voor minderjarigen hebben hier een immense verantwoordelijkheid. Zij worden verondersteld een warm nest te creëren. Zij moeten een artificiële leefsituatie via professionele interventies zo authentiek mogelijk maken. Dat is niet simpel.
Daar wringt ook het schoentje. In hoeverre bleef de jeugdhulp geduldig proberen om het gezin zo goed mogelijk te vervangen? Werden alle kansen benut om zijn gemis aan warmte op te vangen?
Begeleider versus beleid
Als jeugdhulpverlener stel ik vast dat er in de jeugdhulp grote verschillen bestaan. De ene voorziening scoort bijvoorbeeld op het vlak van huiselijke warmte al wat beter dan de andere. Gedreven begeleiders zijn dik gezaaid, in elke voorziening. Zij trachten er steeds het beste van te maken, met de mogelijkheden die ze krijgen toebedeeld van hun directie en staf.
‘Begeleiders trachten er steeds het beste van te maken’
Maar een organisatiebeleid zet soms een rem op die gedrevenheid van begeleiders. De ene organisatie remt harder af dan de andere. Hulpverleners moeten dan toekijken hoe jongeren hiervan het slachtoffer worden.
Afstand houden
Dat beeld is niet uit de lucht gegrepen. Verschillende organisaties in de jeugdhulp vertrekken nog vanuit een té conservatieve visie. De werking van leefgroepen loopt er vaak over van de geschreven en ongeschreven regeltjes.
Op elke overtreding volgt een bijhorende, voorspelbare sanctie. De begeleiders worden er vooral gevraagd hun dienst te doen en hun taken uit te voeren binnen de vaste dagstructuur. Zolang er niets verkeerd gaat, is iedereen tevreden.Lees ook het opiniestuk dat psychologe Tine Van Wouwe schreef in De Morgen: ‘Hulpverlening is meer dan niets verkeerd doen’.
‘Zolang niets verkeerd gaat, is iedereen tevreden.’
Toch zijn deze organisaties ervan overtuigd dat ze professionele hulpverlening bieden. Een belangrijk onderdeel van die professionaliteit is dat begeleiders de nodige afstand inbouwen tegenover de kinderen en jongeren die ze begeleiden. Wetende dat veel geplaatste kinderen hechtingsproblemen hebben, is deze aanpak voor discussie vatbaar.
Dat kan niet de bedoeling zijn
Nabijheid en vertrouwen zijn belangrijke bouwstenen van hulpverlening. Wanneer je als hulpverlener zelf geen vertrouwen kan schenken omdat je de professionele afstand moet bewaren, mag je achteraf niet verbaasd zijn over een geweigerde uitgestoken hand.
Dit neemt niet weg dat er ook in zo’n afstandelijke organisaties gedreven begeleiders werken. Met heel hun hart willen ze het beste voor deze jongeren. Maar opboksen tegen een beleid, vaak gevoerd vanuit een ivoren toren, is zeer moeilijk. Het is niet simpel om een warme sfeer te creëren in een leefgroep wanneer er aan de slaapkamerdeuren alarmsystemen zijn gemonteerd.
Ivoren torens
Zo wordt een kind een instellingskind. Zo worden kinderen getraind om de kantjes ervan af te lopen en aangepaste sancties te ontwijken. Wanneer ze ontsporen, mogen ze dan op therapie bij de psycholoog.
Dat mondt hard of zacht uit in een gevaarlijke combinatie. Worden ze achttien, dan missen ze zelfredzaamheid en hunkeren ze om eindelijk op eigen benen te staan.
Vanaf dan zijn ze niet meer gebonden aan de organisatie die hen belemmert in hun ontwikkeling, maar waaraan ze ‘alles te danken’ zouden moeten hebben.
‘Zo wordt een kind een instellingskind.’
Niet te verbazen dat zij hun buik vol hebben van de hulpverlening en elke vorm van aangeboden hulp weigeren.
Mooie verhalen
Er bestaan anno 2016 nog steeds tehuizen waar kinderen in grote slaapzalen verblijven, tehuizen waar de begeleiders met ‘meneer’ en ‘juffrouw’ moeten worden aangesproken en waar de warmte en huiselijkheid ver te zoeken is.
Maar er zijn gelukkig ook veel plekken waar de gezinsvervanging zijn naam waardig probeert te dragen.
In de jeugdhulp vind je dan ook veel mooie verhalen. Verhalen van vruchtbare trajecten van een kind met een begeleider. Van kinderen die uiteindelijk, ondanks moeilijke omstandigheden, toch op hun pootjes terecht komen. Meestal werden deze geschreven op plaatsen waar die kinderen zich thuis voelden.
Sector onder druk
Na de recente tragische gebeurtenis, wordt de jeugdhulp zwaar onder vuur genomen. Mensen vragen zich af of we de hele hulpverlening nog eens volledig overhoop moeten gooien. Want het systeem zou fout zijn. Enkel een tabula rasa zou leiden naar betere resultaten en minder drama’s.
‘De jeugdhulp moet op adem komen.’
Maar klopt dat wel? De jeugdhulp in Vlaanderen heeft recent veel veranderingen ondergaan. Die omslag heeft tijd nodig. De jeugdhulp moet even op adem komen om haar stabiliteit terug te vinden.
Lessen trekken
Willen we lessen trekken uit Jordy’s dood, dan moeten sommige organisaties de term ‘gezinsvervanging’ eens goed analyseren. Waar heeft een kind zonder thuis echt nood aan? Waar hadden wij nood aan toen we kind waren? Aan een betonnen gebouw met een muurvaste dagstructuur? Aan een alarmsysteem op onze slaapkamerdeur? Aan rigide regels en perfect voorspelbare sancties? Of aan warmte, vertrouwen en een gevoel van thuis komen?
Misschien moeten we het eens aan de kinderen vragen. Zij zijn het eerlijkst… wanneer we hun vertrouwen verdienen.
Reacties [10]
Een overdosis empathie en bemoeizorg kan verlammend werken, en de ruggespraak, rommelig delen van allerlei informatie, de social media polonaise, het geklooi met pgb’s, het gebrek aan rustige leefruimte, je moet het maar afwegen. Degenen die hulp ontvangen moeten maar dankbaar zijn eb vooral geen tirades hebben, niet eens in de vertrouwelijk geachte eigen woning, veelal een kamer weinig groter dan een cel.
Tegenwoordig zijn de mensen zo gehaast dat zij geen tijd meer nemen om naar hun kinderen te luisteren en op te voeden.Om hun een degelijke opvoeding te geven met warmte en begrip.Alsook wordt de jeugd teveel aan hun lot over gelaten;zonder een beetje discipline bij te brengen.Wat toch nodig is tijdens hun later leven. Alles kan en alles mag.En veel te veel met alles bezig .Teveel op PC zonder controle is zeker niet goed voor de jeugd.
Meer dan 30 jaar BJB…van ‘gezinsvervangend tehuis’ naar ‘organisatie jeugdzorg’…vele stromingen meegemaakt in visie en aanpak…controlerend, sanctionerend, sterke nadruk op individuele begeleiding, tal van huisreglementen helpen opstellen, herwerken, weggooien en dan (deels) weer opnemen…Het is altijd al een zoeken geweest…kwaliteitsbeleid…indicatoren…managmentsdenken…contextwerking..groepswerking…vele goede ideeën waar wij voor cliënten veel kunnen mee doen…als wij dat blijven doen vanuit een gedurfde én gemeende (h)echtheid en engagement voor hem, haar, de context…en daar kan en mag geen leeftijdsgrens op geplaatst worden; regels noch financiële redenen mogen dit verhinderen…
Interessante tekst
– veel geplaatste jongeren hebben traumatische ervaringen achter de rug. Een warm nest creëren is noodzakelijk, maar niet voldoende. (Goede) instellingen trachten ook aandacht te hebben voor de “verzorging” van de trauma’s, die centraal staan bij elke crisis. Een verworpen jongere provoceert vaak verwerping, een mishandelde jongere provoceert mishandeling. Dat gebeurt onbewust: door zelf regisseur te worden van het eigen trauma (“dit keer overvalt het me niet, maar lok ik het uit” – als het ware), hebben ze een actievere rol, dan toen het voor het eerst gebeurde. Helaas is dit onbespreekbaar, want onbewust , en vraagt het om langdurige en moeizame samenwerking tussen opvoeders en psychotherapeuten .
– de reguleringsdwang (een georganiseerde dwangneurose) die een aanslag doet op het echte en trage menselijke werk, zal de nodige repercussies hebben op de sociale samenhang, te beginnen op kleine schaal.
Langdurig, moeizaam, echt, traag, dus.
Als vader van 4 kinderen met trauma die geplaatst zijn zonder enig diepgaand onderzoek wat er juist was sta ik machteloos .Zomaar uit huis geplaatst de kinderen snappen nie en als ouder verlies je al vlug je inspraak.En zulke diensten schuilen zich al te vaak achter hun eigen aanbelang en hun beroepsgeheim.Waardoor het woord tegen woord is en dat er wantrouwen gezaaid met kinderen en ouders.De onmacht waar het kind en ouder in komt te staan stuit op onbegrip en krijgen geen gehoor meer .Je kunt nergens meer terecht want alles gaat naar de consulent en naar politie stappen ermee is ook zinloos want die nemen je niet zomaar geloofwaardig omdat je kind geplaatst is.Ik snap ook niet waarom zorginspectie als er iets fout zit in de voorziening en zij gaan alleen maar met het personeel te rade waarom dan ook eens niet even horen naar het kind zijn bevinding.Als er dan zaken mislopen in de voorzienigheid en zaken gebeuren die niet kunnen kun je naar oplossing zoeken.
Het zou goed zijn als alle ouders en hulpverleners het gedicht zouden lezen ()
“Luister alsjeblieft naar wat ik NIET zeg ” gewoon opvragen langs internet op de titel van hierboven . Het is te lang om het hier weer te geven
Het eerste wat de hulpverlener zou moeten doen met een kind met problemen is gaan kijken uit welk gezin het komt . Ouders zover krijgen dat ze eerlijk zijn over hun relatie want dat gebeurd veel te weinig . Ook wij kregen te horen op de afdeling van Adriaensens in Gasthuisberg dat wij een warm en hecht gezin waren , fijn voor ons. Na veel lezen en nadenken ontdekte ik dat het niet klopte . Ik was toen heel open naar de hulpverleners maar er werd niet geluisterd naar mij . Alles deden ze om onze zoon van ons weg te trekken . Hij weigerde financiele steun van ons. Als wij geld storten dan stuurde hij dat terug . De hulpverleners gaven de raad niks meer te geven . Die raad heb ik naast mij neer gelegd en ben blijven geven. Op zeker moment nam hij het aan . Les getrokken : niet opgeven blijven aanbieden .
Ik werk als contextbegeleider binnen bijzondere jeugdzorg. Ik (h)erken veel van wat in de tekst staat.
Boven de voorziening is er ook een beleid, een beleid dat al jaren bespaart, een beleid dat meer bewijzen wil, meer registratie, meer resultaat. …
We werken met mensen, niet met robots. Ik merk bij mezelf, en veel collega’s, dat we meer en meer tijd achter de pc doorbrengen. Tijd die we dus niet aan de cliënten besteden.
Buiten nestwarmte en structuur, is het ook nodig dat je jongere iets aanbiedt waarmee hij tijdens zijn latere leven zelfstandig aan de slag kan; bv intens een instrument leren bespelen, een aangepaste vorm van yoga (bv Iyengar yoga), gezonder en efficiënter dan sport!, zodat hij zijn geest kan richten op iets ipv op muizenissen. Liefst in een 1/1 relatie. Dit is ook een vorm van nestwarmte en binding die niet sentimenteel is, maar waarmee je hen middelen geeft om hun geest gezond te maken/houden. Als pleegmoeder heb ik ervaren dat dit werkt. Rodrigo nu 30, kon geen geweten ontwikkelen, en is nu aan de slag met werk in IT-sector, na parcour als dakloze.
Mijn ervaring als pleegmoeder is dat ik weinig of geen goede raad kreeg vanuit het jeugdbeschermingscomite, omdat er zelfs in die sector gebrek aan kennis heerst. Rodrigo was een jeugddelinquent, in 1986 geboren in kartonnen doos op straat in Santiago (Chili). Gezegd wordt dat kinderen die geen binding hebben kunnen maken tijdens de eerste 3 levensjaren, geen “geweten” kunnen ontwikkelen. Vaak sterven ze aan een hartfalen. Ook Rodrigo werd zodra hij geadopteerd was, geopereerd aan zijn hart.
Hij werd na een klein diefstalletje door zijn adoptieouders ‘vrijwillig’ in MPI geplaatst (1995). Kwam in 2000 in mijn gezin terecht. Was fulltime job; hij ging in regressie en vroeg om voorgelezen te worden, net zoals ik met mijn eigen dochtertje deed, toen 7j. Hield gestructureerd draaiboek bij en plande zijn dag haast per half uur. Lukte prima, tot sociaal werker van jeugdbescherming vond dat ik een puber meer vrijheid moest geven. Wanneer ik die gaf liep het terug mis!(…
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies