Lage werkzaamheidsgraad
73 procent van de Vlaamse beroepsbevolking is aan het werk. De werkzaamheidsgraad van mensen met een handicap, een aandoening of een ziekte bedroeg in 2017 echter maar 43,3 procent. Nee, de inclusieve arbeidsmarkt is nog geen realiteit. Met de steeds toenemende krapte op de arbeidsmarkt, is de tijd rijp om daar verandering in te brengen.
‘De inclusieve arbeidsmarkt is nog geen realiteit.’
GTB biedt gespecialiseerde dienstverlening voor personen met een arbeidsbeperking. We grepen onze tiende verjaardag aan om vooruit te blikken op de toekomst van de inclusieve arbeidsmarkt. Maar hoe kijkt de Vlaming hiernaar? We bevroegen duizend Vlamingen.Tien gesprekken met bevoorrechte getuigen, waaronder Sonja Teughels, Fons Leroy, Kristel Bogaerts, Philippe Diepvents en Ignaas Devisch vormden de basis voor het marktonderzoek dat WHY5Research in opdracht van GTB voorlegde aan 1000 Vlamingen.
Eerst het goede nieuws
De resultaten van het onderzoek stemmen voorzichtig optimistisch. Zo gelooft ruim zes op tien Vlamingen in het slagen van tewerkstelling van mensen met een arbeidsbeperking. Bij werkgevers ligt dat zelfs nog iets hoger.
60 procent vindt dat er werk genoeg is voor iedereen, ook voor mensen met een arbeidsbeperking. 96 procent van de werkende Vlamingen is bereid om samen te werken met een collega met een beperking. En acht op de tien Vlamingen hebben waardering en respect voor bedrijven die moeite doen om rekening te houden met deze doelgroep.
Ik hoor het u al denken: “Als de sterren zo gunstig staan, waarom slagen we er dan niet in om de werkzaamheidsgraad voor mensen met een beperking gevoelig op te krikken?” Omdat er nog steeds enkele addertjes onder het gras zitten.
Meer nodig dan enkel goede bedoelingen
Deze positieve scores zijn op zich niet eens zo verrassend. Iedereen kent wel iemand met een beperking in zijn of haar omgeving. Maar er is een verschil tussen bekommerd zijn en ergens effectief werk van maken.
Zo zijn we bijna allemaal bereid om samen te werken met een collega met een beperking. Maar als dit ook betekent dat we hulp moeten bieden of werk overnemen, daalt dit cijfer naar 55 procent.
‘Er is nood aan een planmatige aanpak.’
Buitenlands onderzoek toont aan dat dit vaak een reden is voor bedrijven om mensen met een beperking niet aan te werven. Het start met veel goodwill in het bedrijf en bij collega’s. Maar na verloop van tijd ontstaan toch wrijvingen over bijvoorbeeld taakverdelingen of eventuele privileges.
Er is dus meer nodig dan enkel maar goede intenties. Er is nood aan een planmatige aanpak die verder gaat dan aanwerving alleen. De focus moet gericht zijn op zowel de medewerker als het bedrijf en de collega’s.
Activering: voorbij de hype
First things first: de aanbodzijde van onze arbeidsmarkt. De Vlaming is van mening dat een actieve bijdrage leveren aan de samenleving van cruciaal belang is om je als mens goed te voelen.
Activeringsinitiatieven voor werkzoekenden krijgen dan ook veel steun. Drie op de vier Vlamingen vinden dat ook werkzoekenden met een arbeidsbeperking aangespoord moeten worden om aan het werk te gaan.
‘Activeringsinitiatieven krijgen veel steun.’
Een meerderheid van de Vlamingen is van mening dat activering niet zal lukken als men evenveel krijgt om ‘niets’ te doen als om te werken. Sanctionering door het beperken van de uitkeringen in de tijd is maar voor een deel van de bevolking een oplossing.
Dat is begrijpelijk: werk wordt als een van de belangrijkste zingevers gezien. Dat argument verdampt niet voor zij die niet ‘actief’ zijn. Het is moeilijk balanceren tussen enerzijds het duwtje in de rug dat deze maatregel voor ogen heeft, en anderzijds het risico dat mensen in armoede terecht komen.
Daarenboven bevatten een aantal uitkeringen vandaag nog steeds grote drempels die de stap naar werk voor sommigen bijna onmogelijk maakt. Onze uitkeringen zouden flexibeler moeten worden met een ‘terugvalgarantie’, zodat iemand niet financieel gestraft wordt als hij toch terug uitvalt.
Negatieve bijklank
Activering heeft de afgelopen jaren soms een negatieve bijklank gekregen. Voor ons is het geen modetrend.
Het zit hem in eenvoudige zaken: een open gesprek gebaseerd op waardering, buitenkomen met een volgende afspraak, thuis kunnen nadenken over de gemaakte afspraken, een directe lijn met de bemiddelaar, haalbare doelstellingen die je samen bespreekt en nastreeft, vertrouwen in elkaars inzet en betrokkenheid.
‘Activering is geen modetrend.’
Wij noemen dat KGI’s: krachtgerichte indicatoren. Als alternatief voor KPI’s, objectief te behalen prestatiecriteria. Want eerlijk, we geloven toch niet dat we mensen sneller kunnen activeren door hen elke week vijf en geen vier interimkantoren te laten bezoeken?
Wij koppelen daar liever de droom van elke cliënt aan en zoeken wegen om samen die droom te realiseren. Uiteraard is de droom niet altijd haalbaar. Toch is het belangrijk dat de cliënt zelf kan ervaren wat wel of niet werkt, wat hij of zij goed kan, wat hij of zij echt wil.
Het momentum
Onze arbeidsmarkt staat in brand. Werkgevers schreeuwen om werkkrachten. Tijdens een van onze panelgesprekken naar aanleiding van onze verjaardag omschreef een panellid het treffend: “De afstand tot de arbeidsmarkt is een lijnstuk met twee punten. Om die afstand te verkorten, kan er aan beide zijden gewerkt worden. We activeren werkzoekenden maar ook aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt wordt gewerkt.”
Het onderzoek bevestigt dat werkgevers en HR-verantwoordelijken het potentieel van deze extra werknemerspool wel degelijk zien. 60 procent zegt bijvoorbeeld dat er werk genoeg is voor iedereen, ook voor mensen met een arbeidsbeperking.
Maar er gaapt een grote kloof tussen een theoretische, misschien sociaal wenselijke mening en de praktijk wanneer bedrijven, in het heetst van de strijd zo snel mogelijk een vacature willen invullen.
‘74 % van de Vlamingen vindt dat bedrijven een sociale verantwoordelijkheid hebben om voorbij arbeidsbeperkingen te kijken.’
Vier op de tien van de bevraagde HR-verantwoordelijken en werkgevers geven aan dat er in hun bedrijf momenteel weinig aandacht gaat naar de integratie van mensen met arbeidsbeperkingen.
Bedrijven laten daar kansen liggen. Mensen houden van bedrijven met een duidelijke identiteit rond ecologie en duurzaam ondernemen. Dit wordt niet langer gezien als een leuke extra, maar zelfs als een must: 74 procent van de Vlamingen vindt dat bedrijven een sociale verantwoordelijkheid hebben om voorbij arbeidsbeperkingen te kijken.
Bedrijven vormen de oplossing
Onze bedrijven zijn niet de schuldige van de ondermaatse werkzaamheidsgraad, ze zijn deel van de oplossing. Dat perspectief houden we altijd voor ogen. Helpt het als we quota’s opleggen? Voor de meerderheid van de ondervraagden is dat een brug te ver maar positief discriminerende maatregelen worden door bijna drie op vier wel toegejuicht.
De corebusiness van ondernemingen is het runnen van een bedrijf. Complexe tewerkstellingondersteunende maatregelen, hinderen ondernemers vaak om die aanwervingen te doen. Deels uit onwetendheid maar soms ook omwille van de extra werklast. Werkgeversorganisaties pleiten daarom terecht voor een administratieve vereenvoudiging voor subsidieaanvragen om mensen met een arbeidsbeperking aan te werven.
‘Quota’s zijn voor een meerderheid een brug te ver.’
Ondernemers vragen tools en ondersteuning om nieuwe werkprocessen te organiseren op de eigen werkvloer en vanuit de eigen noden. Dit kan bijvoorbeeld onder begeleiding van experts zoals jobcoaches of bemiddelaars. Of door technologie in te zetten die drempelverlagend werkt.
Maatwerkbedrijven zijn hierin een bondgenoot voor reguliere bedrijven. Ze hebben veel kennis over technologische hulpmiddelen en arbeidsorganisatie. In maatwerkbedrijven zorgt dit ervoor dat werk voor sommigen mogelijk wordt. Andere bedrijven moeten dit kunnen aanwenden om mensen langer en met volle goesting te laten werken.
De succesformule
De sterren stonden nog nooit zo gunstig voor de tewerkstellingskansen van mensen met een arbeidsbeperking. Als we het momentum nu niet aangrijpen, zoekt onze arbeidsmarkt andere oplossingen. Mensen met een beperking worden dan opnieuw voor decennia naar de rand van onze arbeidsmarkt verbannen.
Een aantal werven liggen op ons te wachten. Om te beginnen hebben we eigentijdse sociale stelsels nodig die stimuleren om aan het werk te gaan. De kloof tussen uitkering en loon moet voldoende groot zijn. Er is ook nood aan voldoende flexibiliteit waarmee een ‘terugvalgarantie’ ingebouwd wordt.
‘De sterren stonden nog nooit zo gunstig.’
We moeten naar een dienstverleningsmodel waarbij de bemiddelaar werkzoekenden met een arbeidsbeperking aan werkgevers koppelt op basis van toegevoegde waarde. Hier moeten we de caritatieve sfeer achter ons laten.
Werkgevers die mensen met een beperking aanwerven en aan de slag houden, moeten ondersteund worden, gebaseerd op zekerheid, vertrouwen en doelmatigheid. Dat betekent de juiste instrumenten op de juiste plaats voor de juiste mensen met zo weinig mogelijk fricties tussen administratieve processen en dienstverleners.
Last but not least: we moeten ontmoetingsmomenten creëren tussen werkzoekenden met een ondersteuningsnood en bedrijven en hun werknemers. Door elkaar te leren kennen en een eerlijk gesprek aan te gaan, kunnen vooroordelen weggewerkt worden. Initiatieven zoals DUOday zijn hier een mooi voorbeeld van.
En het beste van al? Elk van ons kan groot dromen en tegelijkertijd heel klein beginnen.
Reacties [2]
Ik heb een zoon met ass. Al de mooie verhalen van VDAB met hun GTB en GOB werking “op papier” ja, heel mooi, “in realiteit” een vette onvoldoende. En dan de interimkantoren. Zij maken gebruik van de kortingen die je voor een persoon met een beperking kan krijgen, maar vertellen dit niet aan het bedrijf en ook niet dat ze iemand sturen met een beperking. Gevolg, het bedrijf is niet tevreden over de werkkracht en weg job. Gevolg 2: de persoon met een beperking krijgt voor de zoveelste keer een deuk in zijn zelfvertrouwen. Al die mooie verhalen van VDAB van begeleiding op de werkvloer, helpen met het vinden van een job. In het begin klinkt dit heel mooi en heb je zoiets van eindelijk hulp. MAAR, dan komt het. Na meer dan een jaar geven ze eindelijk toe dat ze maar 1 bedrijf hebben. Je moet er eerst 2 weken gratis gaan werken en daarna mag je een half jaar fulltime tegen een halve maandloon gaan werken. Pure uitbuiting!
mijn grootste probleem, elke keer dat progressief tewerkgesteld werd, was de financiële onzekerheid aan het begin van de maand. De administratie is te weinig gekend en werkgevers weten niet hoe belangrijk het “attest van inkomen uit aangepast werk” is. Soms werd dit pas de 20ste van de volgende maand aan het ziekenfonds doorgestuurd. Als je al meer dan 15 jaar chronisch ziek bent, kan je dat financieel niet overbruggen. Gaan werken betekende voor mij elke keer een stap richting armoede, schulden en in het rood staan
Zeker lezen
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies