Alarmerend
Geachte minister van Maatschappelijke Integratie, Geachte Willy Borsus.
Ik vierde 15 december jl. samen met u feest. De OCMW’s bestonden vorig jaar 40 jaar. Dat werd een dagje Brussel voor vele OCMW-medewerkers -en sympathisanten. Ik luisterde aandachtig naar uzelf, naar uw collega Elke Sleurs en naar de voorzitter van de programmatorische overheidsdienst voor Maatschappelijke Integratie.
‘Van 1974 tot nu nam het aantal leefloon-ontvangers elk jaar toe.’
Tot mijn verbazing verwees geen van jullie naar de jaarlijkse stijging van het aantal leefloongerechtigden in België. Van 1974 tot nu nam het aantal leefloon-ontvangers elk jaar toe, ook in economisch goede tijden. In de beginjaren waren er 10.000 gerechtigden. In 2015 waren dat er al 140.000. Een uitermate alarmerende evolutie.
Doekjes voor het bloeden
Uiteraard overstijgen de oorzaken van de stijging ruimschoots uw bevoegdheden. De stijging is deels te verklaren door veranderingen die voorgangers van u aanbrachten aan het leefloon (individualisering van het aanbod, verhoging van de toegang voor specifieke doelgroepen zoals studenten), door demografische evoluties (zoals de verminderde stabiliteit van gezinnen en migratie) en door de zwakke arbeidskansen voor laaggeschoolden.
Daarnaast weerspiegelt de stijging een falen van de sociale verzekeringen. Een groeiende groep mensen kan er geen beroep op doen. Ze zijn niet in staat voldoende rechten op te bouwen of ze komen niet (langer) in aanmerking voor uitkeringen. Allemaal factoren waarbij u als minister voor Maatschappelijke Integratie niet rechtstreeks betrokken bent.
De strategie die u kiest om met de stijging om te gaan lijkt als volgt: u volgt – net als uw voorgangers – de pogingen van de sociale partners om de uitkeringen welvaartsvast te houden. U focust – net als uw voorgangers – op activering. U verhoogt – en dat was lang geleden – de personeelsbudgetten voor de OCMW’s zodat de dienstverlening verbeterd kan worden. Spijtig genoeg lijken dit enkel doekjes voor het bloeden.
Drie keer 2%
Het moet gezegd. Nog nooit volgden er zo veel verhogingen van de leefloonbedragen op zulke korte tijd. Drie keer een verhoging met 2% op twee jaar tijd. De verhogingen zijn een gevolg van de afspraken binnen de welvaartsenveloppe, de taxshift en een eenvoudige indexering.
Helaas blijven de bedragen nog steeds (ver) onder de armoedegrens. Om ze ‘armoedevrij’ te maken zijn veel grotere inspanningen nodig. Intussen kunnen er, vanuit het besef dat de leefloonbedragen te laag zijn om een menswaardig leven op te bouwen, enkele dingen gebeuren.
‘Het leefloon blijft onder de armoedegrens.’
U kan bij collega-ministers bepleiten dat burgers niet verder worden doorgeschoven naar de bijstand, bijvoorbeeld door de werkloosheidsverzekering terug wat te versterken. U kan – met de cijfers in de hand – uw collega’s alarmeren over de groeiende druk op de OCMW’s. U kan hen misschien overtuigen om niet steeds meer mensen door te schuiven naar een systeem dat er moeilijk in slaagt cliënten een menswaardig leven te garanderen. U zou kunnen aandringen op een beter sociaal huisvestingsbeleid of op hogere kinderbijslagen voor gezinnen met lage inkomens. We kijken ook uit naar de herziening van de leefloon-categorieën die u momenteel voorbereidt. Een betere modulering kan anomalieën zoals de ontmoediging van samenwonen, die een gevolg is van de huidige categorieën, voorkomen.
Activering
U hoopt met een toegenomen focus op activering de uitstroom uit de bijstand te verbeteren. Daartoe veralgemeende u in 2016 het GPMI (het contract tussen het OCMW en de cliënt gericht op integratie op de arbeidsmarkt) naar alle leefloongerechtigden. Ik ben niet zo optimistisch over de positieve effecten daarvan.
Uit het onderzoek dat u hierover uitschreef en dat aan de beleidswijziging ten grondslag ligt, blijkt dat cliënten, OCMW’s, noch experten vragende partij zijn om het contractdenken als verplichting door te trekken naar de hele leefloonpopulatie. Men beklemtoont dat een contract tussen een cliënt en het OCMW vooral zinvol is als het als begeleidingsinstrument gebruikt wordt, bijvoorbeeld om duidelijke afspraken te maken.Depauw, J. en Driessens, K. (2016), ‘Leefloontrekkers integreren via een contract’, Sociaal.Net, 23 juni 2016.
‘Precaire arbeidsomstandigheden lijken de terugstroom te bepalen.’
Een verplichting vanuit de centrale overheid lijkt daarentegen te wijzen op wantrouwen, in de cliënten of in de OCMW’s. Echter, eerder dan een gebrek aan verantwoordelijkheidszin, lijken de beperkte mogelijkheden op de arbeidsmarkt de activering van bijstandscliënten in de weg te staan.
In het boek ’40 jaar OCMW en Bijstand’ stellen we vast dat een leefloongerechtigde gemiddeld een half tot een jaar in de bijstand verblijft. Een derde van de gelukkigen die geen beroep meer dient te doen op een leefloon, keert na een korte periode terug naar de bijstand.De Wilde, M., Cantillon, B., Vandenbroucke, F. en De Bie, M. (red.) (2016), 40 jaar OCMW en bijstand, Leuven, Acco.Vooral precaire arbeidsomstandigheden lijken de terugstroom te bepalen. Dit is opnieuw een fenomeen dat u niet rechtstreeks in de hand heeft, maar dat ook niet om te keren is door de activeringsdruk te verhogen.
OCMW
Ten slotte hoopt u dat een aantal van uw investeringen leidt tot meer personeel in de OCMW’s. Hiermee erkent u dat de uitdagingen waar maatschappelijk werkers vandaag voor staan complexer zijn geworden.
Het is eigen aan OCMW-dienstverlening dat deze sterk gepersonaliseerd is. De diversiteit van de problematieken van cliënten maakt maatwerk noodzakelijk. Dat is bijkomend belangrijk omdat er na de bijstand geen alternatief meer is. Het opnemen in of uitsluiten uit de bijstand dient overwogen te worden door opgeleide professionals. Het kan niet louter gebaseerd zijn op regels die geen ruimte laten voor menselijke overwegingen.
‘Automatisering lijkt onontkoombaar.’
Maar hoever kan men daarin blijven gaan als het aantal dossiers steeds verder aangroeit? De bijstand is steeds minder een residueel systeem waar een kleine restgroep beroep op doet en waarvoor van bij de aanvraag een intensieve opvolging voorzien kan worden. Een gedeeltelijke automatisering van de leefloonaanvragen lijkt onontkoombaar. Dit kan op twee manieren. Kies voor specifieke doelgroepen voor een automatische toekenning, zoals studenten of tijdelijk RVA-geschorsten. En automatiseer de aanvraag – op basis van eenvoudige regels – voor de volledige leefloonpopulatie.
Maatwerk
Het maatgerichte werken dient wel behouden te blijven bij de opvolging van mensen die via een automatische procedure niet gerechtigd blijken. Deze dossiers dienen blijvend voorwerp te zijn van een oordeel door een professionele maatschappelijk werker. Daarnaast blijft de activering van cliënten natuurlijk een erg belangrijke opdracht die een aanpak ‘op maat’ veronderstelt. De OCMW’s zouden daarvoor meer moeten samenwerken met de werkgelegenheidsagentschappen en met plaatselijke sociale initiatieven.
Het lijkt erop dat de in december verzwegen realiteit, namelijk de constante stijging van het aantal leefloongerechtigden, vraagt om meer visie. Ik juich de verhogingen van het leefloon en de hogere tussenkomsten in de personeelskosten toe. Maar de tijd is gekomen om de automatische piloot af te zetten en na te denken over fundamentele bijsturingen in de ondersteuning van de lokale werking van OCMW’s, in de verhouding tussen sociale zekerheid en bijstand en in de versterking van de samenwerking tussen de federale overheid, de gewesten en de gemeenten.
Hoogachtend,
Marjolijn De Wilde
Reacties [1]
Helder, betrokken én onderbouwd statement, Marjolijn. Bedankt. Wie bekommert zich over de steeds groter wordende mazen in het ultieme vangnet van de bijstand? Wat met het spanningsveld tussen ondersteunen en responsabiliseren dat momenteel op een pijnlijk spagaat begint te lijken? De rol en professionele autonomie van de maatschappelijk werkers? Wat met de communicerende vaten tussen bijstand en uitkeringen en verzekeringen, de verschuiving van de bijstand als een residueel systeem naar ‘de norm’ ? Wat met de ethische vraag dat het leefloon, als ultiem houvast, mensen ook ‘armoevrij’ zou moeten maken? Je stelt heel wat relevante vragen. Het boek biedt heel wat inzichten waarop nieuw beleid gemaakt kan worden. Nu is het aan de beleidsmakers… en aan ons om de vinger op de wonde te blijven leggen. Ik hoop van harte dat de stem van de betrokkenen, zowel gebruikers als OCMW maatschappelijk werkers, daarin gehoord wordt.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies