Opinie

Dag Jordy

Hier ben ik weer

Joost Bonte

Straathoekwerker Joost Bonte schreef tien dagen geleden een mea culpa aan Jordy Brouillard, de jongen van negentien die overleed in de Gentse Blaarmeersen. De dood van Jordy en de brief van Joost hebben honderden reacties uitgelokt. De mailbox van Joost zit eivol. Het zette hem aan tot een nieuw schrijven.

Jordy

@123RTF

Hartenkreten

Dag Jordy. Hier ben ik weer. Mijn vorige brief heeft voor heel wat beroering gezorgd. Er is inkt gevloeid, er zijn verklaringen gezocht en voorstellen geformuleerd. De anonimiteit van je levenseinde stond in schril contrast met de aandacht die je kreeg de dagen voor je begrafenis.

‘Je dood heeft veel mensen geraakt.’

Je dood heeft veel mensen geraakt. Het klinkt raar, ik weet het, maar ik wil je bedanken. Waarschijnlijk kreeg je dit te weinig tijdens je kort leven maar ik wil dit goed maken: bedankt! Bedankt voor wat je hebt teweeggebracht.

Heel veel mensen herkennen zich in je verhaal. De getuigenissen en hartenkreten van minderjarigen, ex-minderjarigen en ouders waren bijzonder talrijk. Niet alleen van mensen met ervaring in de jeugdhulp maar ook van ‘cliënten’ uit de hulpverlening voor volwassen: CAW’s, OCMW’s, psychiatrie en verslavingshulp.

Mensen kropen in de pen. Ze hadden het over hoe kaal de reis naar hulp vaak was. Ze zochten naar mensen die hen respecteerden, die hen positief benaderden, die ze konden vertrouwen, die hun kant kozen, die zich betrokken voelden. Een aantal positieve ervaringen niet te na gesproken, getuigden die cliënten vooral over afstandelijkheid, niet ingaan op de vraag, gebrek aan mededogen en begrip, geen tijd en oplossingen die niet haalbaar bleken.

Mea culpa

Jordy, tientallen hulpverleners uit de jeugdzorg hebben een mea culpa geslagen. Je dood heeft hen met hun neus op de feiten gedrukt. Ze zitten vast in een werkpraktijk die bol staat van regels, protocollen en handelingsplannen. Het managementdenken overheerst.

Velen mijmerden over de ‘tijd van toen’ waar men met ‘vallen en opstaan’ invulling gaf aan die praktijk. Die ruimte is er niet meer. De zoektocht naar wat goed is voor het kind, heeft plaats gemaakt voor ‘kan ik hiervoor aangeklaagd worden?’ De juridisering kreeg de bovenhand.

Resultaat? Er wordt minder buiten de lijntjes gekleurd, het innovatief denken en handelen staat onder druk, mensen nemen minder verantwoordelijkheid op, er is meer specialisatie en dus nog meer regels en afspraken ten voordele van de hulpverlener en zijn diensten. De cliënt betaalt het gelag.

Wezenlijk sociaal werk

Gelukkig vinden velen in je verhaal hoop om terug aan wezenlijk sociaal werk te doen. Niet alleen in de jeugdhulp, ook in de thuishulp, ziekenhuizen, psychiatrie, gevangenissen, OCMW’s en CAW’s komen mensen tot dezelfde bevindingen.

‘Je verhaal zet aan tot wezenlijk sociaal werk.’

Zelfs onderwijsmensen en werkers uit de socio-culturele wereld herkenden het. Prestatiedruk, voorspelbaarheid, registratie- en regeldrift zijn ook daar de kerngedachten geworden. We zijn van een betrokken en kritisch sociaal werk verworden tot een ‘afvink-sociaal werk’.

Laat ik samenvatten dat sociaal werkers – waar dan ook – opnieuw betrokken willen zijn op hun, cliënten, gasten, patiënten. Dat werd de afgelopen dagen wel duidelijk. Ze willen regels hanteren maar ook de uitzonderingen koesteren. Ze willen zich kwalitatief verantwoorden voor de overheidsmiddelen die ze krijgen. Ze willen autonoom en creatief aan de slag gaan met de noodlijdenden en zorgbehoevenden.

Revoluties

Dat de toestand ernstig was, mag blijken uit het feit dat er hier en daar al ‘kleine revoluties’ uitgebroken zijn. Teams worden herschikt, specialisaties afgebouwd, de zoektocht naar kwalitatieve verantwoordingssystemen opgestart. Men gaat aan de slag in en met zelfsturende teams. De zoektocht naar de ‘ziel van de stiel’ is ingezet.

‘De zoektocht naar de ziel van de stiel is ingezet.’

Men wil niet langer alleen maar doen wat de ‘bazen’ vragen. Nee, er wordt terug ingezet op de meest wezenlijke kwaliteit van elke vorm van sociaal werk: het aangaan van relaties, het nemen van tijd om dan aan te grijpen – in samenspraak met de cliënt – wat er zich aandient.

Om de één of andere reden wordt die discussie over dat relationele altijd herleid tot het vreselijke afstand-nabijheid fenomeen, waar men ‘afstand’ naar voor schuift als het professioneel goed. Ze zijn echter allebei even belangrijk maar de trainingen rond ‘professionele nabijheid’ zijn uiterst dun gezaaid.

Plooien van lakens

Sociaal werk is eigenlijk best te vergelijken met het plooien van lakens. Je neemt met je cliënt elk twee hoeken en je stapt achteruit tot je de kreukels uit het laken krijgt. Dan maak je afspraken over hoe je plooit en je stapt op elkaar af. Nieuwe afspraken zijn dan nodig: Wie neemt de bovenkant? Wie gaat door de knieën? Dit lukt niet zonder elkaar aan te raken. Eenmaal opgeplooid kunnen de lakens in de kast, maar de kans is reëel dat ze er vroeg of laat terug uit moeten… en dan dienen alle stappen herhaald te worden.

Met dezelfde hulpverlener kunnen de lakens volgende keer sneller opgeplooid worden. Jammer genoeg wordt te vaak verondersteld dat de cliënt nu wel op zijn eentje lakens moet kunnen plooien. Lukt dat niet, dan getuigt dit van onwil of ongeschiktheid. Hij moet maar elders iemand zoeken die hem helpt.

Klikken

De vergelijking met de organisatie van onze geneeskunde dringt zich hier op. We kiezen allemaal één huisarts die ons dossier beheert en ons helpt, bijstaat en ondersteunt. Indien nodig kan hij verwijzen naar een specialist. De keuze van die specialist wordt meestal ingegeven door de combinatie van vakmanschap en het vermoeden van een persoonlijkheid die past bij de patiënt.

Hoe anders loopt het in het sociaal werk. Wij verwijzen mensen door naar organisaties, niet naar een persoon. Het vakmanschap wordt erkend maar met het feit dat het met de hulpverlener moet ‘klikken’ wordt geen rekening gehouden. En wat als het niet klikt? Sommige diensten verbieden dat een cliënt dan aanklopt bij een collega.

En dan te weten dat veel van die diensten er geen graten in zien om zelf een andere hulpverlener naar voor te schuiven. Redenen zijn er genoeg: zwangerschap, ziekte, verminderde prestaties, burn-out, interne mutaties of promoties, vakantie… Vreemd niet?

Juiste richting

Jordy, je dood heeft een publiek debat over goede hulp- en zorgverlening op gang gebracht. Tot in het Vlaams Parlement toe.

De laatste jaren werden sociaal werkers (en ook de mensen in onderwijs) geduwd in de rol van controleurs en sanctioneurs. Vaak werden ze met de vinger gewezen over al wat misliep in de maatschappij, van criminaliteit tot een zogezegd falend integratiebeleid, van sociale fraude tot terrorisme. Allemaal de schuld van die softies.

‘Geef vertrouwen aan hulpverleners.’

De politieke wereld zocht oplossingen in de verkeerde richting: nog meer controle, nog meer uitsluiting, nog meer regels, nieuwe decreten en wetsvoorstellen.

Ik hoop dat ze nu kiezen voor het enige juiste: geef vertrouwen aan hulpverleners. Ik hoop dat dit nu eindelijk lukt en dat men los van politieke stoerdoenerij het debat over de rol van goed sociaal werk ten gronde voert.

Jordyaanse knoop

Jordy, ken je de Gordiaanse knoop? Hij staat symbool voor een probleem dat bijna niet oplosbaar is. Hoe meer men aan de zichtbare uiteindjes trekt, hoe strakker de knoop komt te zitten en hoe moeilijker het probleem op te lossen valt. Een aantal voorstellen die de afgelopen dagen geformuleerd werden, gingen die richting uit.

Als eerbetoon aan jou, wil ik hier graag de Jordyaanse knoop voorstellen: ruimte nemen, de knoop wat losser maken, beter zicht krijgen op de touweindjes, met die kennis aan de slag gaan om de knoop te ontwarren.

10-punten plan

Ik wil hiervoor een aanzet doen. Een 10-puntenprogramma dat het brede sociaal werk een boost kan geven.

1. Sluit niet uit/ga op zoek

Een sociaal werker verbreekt de aangegane relatie met cliënten niet. De relatie tussen een sociaal werker en een burger is het kader waarbinnen het professioneel handelen zich afspeelt. Vaak is dit lastig, frustrerend, pijnlijk en confronterend maar het is die nabijheid waarvoor elke sociaal werker ooit gekozen heeft. Dossiers kunnen gesloten en geklasseerd worden, voor (ex-)cliënten blijft de deur altijd open.

2. Kies de kant van je klant

Sociaal werkers slaan de brug – maar staan ook vaak in een spagaat – tussen individu en maatschappij. Ze moeten langs de ene kant hun cliënten bijstaan, steunen en verdedigen en langs de andere kant een beleid uitvoeren dat werd uitgestippeld door de overheid of de eigen voorziening. In principe kiezen ze de kant van de meest kwetsbare: de cliënt.

3. Leer weer luisteren

De sociaal werker is een antropoloog of etnograaf en kan vanuit zijn relaties met mensen hun leven vatten en duiden. Dit lukt enkel als hij zich onbevooroordeeld open stelt en actief luistert. De leefwereld wordt zo terug de basis van de systeemwereld en niet omgekeerd.

4. Leg jezelf in de weegschaal

Elke methodiek in het sociaal werk wordt uitgeoefend en ingevuld door een sociaal werker. Goed sociaal werk kan maar gerealiseerd worden als er een streven is naar nabijheid met het individu of de groep. De afstand moet zo minimaal mogelijk zijn. Dit houdt in dat je je ‘bloot’ geeft.

5. Vereenvoudig en hoed je voor een Mexicaans leger

Zeg wat je denkt en doet. Leg ook uit waarom je het doet, naar iedereen die er om vraagt: van cliënt over collega’s tot beleid. Hanteer hierbij een taal die aansluit bij het begripsvermogen van diegene voor wie het bedoeld is en doe het op een tempo dat haalbaar is voor de ander. Vermijd het organiseren van echelons en tussenstations. Voorkom een organisatievorm met meer generaals dan soldaten.

6. Ken de regels maar koester de uitzondering

Het is een taak van een sociaal werker om vanuit de relaties die hij opbouwt met mensen ‘malversaties’ te signaleren en zelf(s) uitzonderingen toe te staan.

7. Blijf leren

Volg persoonsgerichte vormingen. Dit lukt het best door dialoog en confrontaties tijdens inter- en supervisiemomenten. Verdiep je in methodologische vernieuwingen en volg nieuwe maatschappelijke tendensen.

8. Verantwoord je en eis je plaats op

Maak jezelf deskundig in hetgeen je geacht wordt te doen. Doe dit door methodieken uit te bouwen in relatie met je klanten en collega’s en wees overtuigd van hun meerwaarde. Verdedig die en laat je niet in de hoek drummen of verplichten tot het plegen van ‘nutteloze handelingen’.

9. Wees geduldig

Een individu, net als een systeem, heeft tijd nodig om te veranderen. Heb geduld met klanten, collega’s, directies en overheden. Kies voor de weg van de geleidelijkheid maar niet voor de wet der traagheid. Ga in confrontatie, steek je nek uit en verruim je handelingsruimte om experimenten op te zetten.

10. Hou het beroepsgeheim in eer

Er is pas sprake van een vertrouwensrelatie en efficiënt sociaal werk als de werker de garantie biedt dat hetgeen hij aangebracht krijgt tussen zichzelf en zijn cliënt blijft. Dit laat de cliënt toe om alles aan te reiken en te bespreken dat voor hem onduidelijk, belemmerend en onoverkomelijk is. Wees eerlijk en duidelijk over je beroepsgeheim: Heb je het, houd je er aan. Heb je geen, zeg het meteen.

Het zou mooi zijn mocht elke werker, dienst, organisatie of sector hiermee aan de slag gaan.

Boost aan energie

Jordy, rest me enkel je nog te bedanken voor de boost aan energie die je me gaf, de mist die je verjoeg, het herwinnen van mijn boerenverstand, het cynisme dat je liet smelten, de onmacht die je omsmeedde tot hefboom en koevoet.

Bedankt, je hebt wat mij betreft je hemel verdiend.

Joost

Reacties [4]

  • Lode Goukens

    hopelijk drukken enkele Mexicaanse generaals ook die 10 punten af

  • Carole Vandaele

    Joost, de 10 geboden hebben me nooit bekoord, jouw 10 punten plan wil ik inkaderen!

  • Stéphanie Onghena

    Prachtig verwoord wat velen in de sector denken. Het heeft me tot tranen toe bewogen!

  • Lucie Evers

    Ik hen als ervaringsdeskundige een paar keer een ‘ronde van Vlaanderen’ gedaan met een workshop ‘kijken naar kansarmoede: de 3K’s’. Ik kan u verzekeren dat heel wat hulpverleners met een ‘rechts’ mensbeeld zitten waarin zowel het individueel schuldmodel, het extreem humanistisch discours van de repareerbaarheid en de plichtenlogica overheersen. Dat staat haaks op de grondhouding voor goed sociaal werk. Bovendien laten we jaar na jaar heel jonge, onvolwassen mensen los op de sector. Omwille van de loonkosten komen die op jobs die absoluut niet kunnen dragen. En dan is er nog de onmacht van de hulpverlener om in te grijpen op systemische uitsluiting… Tijd dus om beter te kijken wie zich aandient in de sector en we werkt in de sector. Want hulpverleners zijn verre van ‘engeltjes’…

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.