Tussen onderwijs en welzijn
Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) hebben altijd een wisselende relatie gehad met de welzijnswereld. Hoewel zij onder het departement Onderwijs vallen, duiken de centra ook op in verschillende decreten en besluiten van andere departementen, onder andere Welzijn.
‘CLB’s zijn manusjes van alles.’
Dat ze op verschillende beleidsdomeinen actief zijn als manusjes van alles, is hun sterkte en zwakte. Natuurlijk zijn leerlingen die het moeilijk hebben gebaat bij een vlotte doorstroming naar de wereld van welzijn en gezondheid. Maar wat als een antwoord vervolgens op zich laat wachten?
Scholen staan aan de klaagmuur. Zij blijven immers met de problemen zitten. CLB-medewerkers zoeken naar noodoplossingen en bevinden zich daarbij tussen hamer en aambeeld. Wetgeving die het verkeer tussen onderwijs en welzijn glashelder regelt, ontbreekt.
Netoverstijgend samenwerken
En om de puzzel nog wat ingewikkelder te maken: CLB’s zijn, net als scholen, ook nog eens verdeeld over netten. Een katholieke school richt zich tot een ander CLB dan een GO!-school. Toch proberen deze centra waar mogelijk en nuttig netoverstijgend naar buiten te komen. Binnen onderwijs zijn het de instellingen die het meest netoverstijgend samenwerken.
De jaarverslagen van CLB’s bieden een goed zicht op hun werking. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat ze jaarlijks ongeveer 60% van de totale leerlingenpopulatie zien. Van één op drie leerlingen uit het Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen en Brussel ontvangen zij een zorgvraag.
2800 full-time equivalenten gaan hiermee aan de slag. Samen ondernamen zij meer dan 1.176.527 interventies om aan de zorgvragen van leerlingen, ouders en scholen tegemoet te komen.
Welke vragen?
Een derde van die zorgvragen gaan over het domein leren en studeren, bijvoorbeeld moeilijkheden met rekenen of lezen. Een ander derde gaat over onderwijsloopbaan, dat zijn vragen van leerlingen over studiekeuze of de overstap naar buitengewoon onderwijs.
Een kwart van de vragen gaan over het psychisch en sociaal functioneren van leerlingen zoals problemen rond zelfverwonding of pesten. Eén op tien vragen gaan over preventieve gezondheidszorg, voedings gewoonten of seksuele gezondheid.
Dichtbij
Door hun nauwe verbondenheid met scholen staan CLB-medewerkers dichtbij de leerlingen en leerkrachten. Dat helpt hen om samen antwoorden te vinden op deze vragen en noden.
‘Nabijheid helpt om antwoorden te vinden.’
Deze worden meestal gesignaleerd door de school waar CLB’s regelmatig mee overleggen. Door de komst van zorgcoördinatoren en leerlingbegeleiders in de scholen, verschoof de rol van het CLB meer in de richting van een tweede lijn. Dit betekent niet dat CLB’s hierdoor het rechtstreeks contact met leerlingen en ouders willen beperken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een netoverstijgend initiatief als CLB Chat.
Integrale jeugdhulp
Het Decreet Integrale Jeugdhulp bevestigt dat CLB’s rechtstreeks toegankelijk moeten zijn. CLB’s zijn diensten ‘brede instap’: jongeren en hun opvoedingsverantwoordelijken kunnen er terecht met eender welke hulpvraag.
Dat lijkt een mooie opportuniteit om de draaischijffunctie tussen onderwijs en welzijn waar te maken. Toch zijn de CLB’s niet altijd gelukkig met de gang van zaken binnen integrale jeugdhulp.
Vergeten CLB
CLB’s ervaren dat ze hier een tweederangspartner zijn. Ze hebben de indruk dat ze niet altijd ernstig genomen worden in deze belangrijke beleidsomslag. Ze moeten vooral ondergaan.
‘CLB’s voelen zich tweederangspartner.’
Zo gebeurt het regelmatig dat beleidsvoorbereidende teksten afgeklopt worden zonder de inbreng van de CLB’s. Zo werd het Departement Onderwijs bij de oproep ‘Eén gezin, één plan’ pas betrokken op het moment dat de grote lijnen al uitgetekend waren.
Meestal is dit een gevolg van het ‘vergeten’ van centra die onder onderwijs vallen en niet onder welzijn. Deze houding moet dringend veranderen wil men de CLB’s betrekken als volwaardige partners die mee aan de kar trekken. Want voor alle duidelijkheid: integrale jeugdhulp is een veranderingsproces waarin ook CLB’s geloven.
Onder druk
Integrale jeugdhulp veroorzaakt ook een grote administratieve druk. CLB-medewerkers haken daarop af. Zij zijn opgeleide professionele hulpverleners die niet gedegradeerd willen worden tot een administratief doorgeefluik.
‘Hulpverleners zijn geen doorgeefluiken.’
Komt daar nog bij dat de CLB’s structureel onderbezet zijn. Ze werken sinds 2000 met een gesloten enveloppesysteem. Ondanks groei in de leerlingenpopulatie, opdrachten en functies, komt er geen extra personeel bij. Die situatie is moeilijk houdbaar.
Retour en wachtlijsten
Als CLB’s jongeren toeleiden naar het jeugdhulptraject zijn de ervaringen vaak teleurstellend.
Bij crisissituaties waarin reguliere jeugdhulp niet meteen een antwoord biedt, kunnen CLB’s beroep doen op regionale crisismeldpunten. Vaak worden jongeren die bij dit meldpunt aangemeld worden, met lege handen teruggestuurd. Het gevoel bestaat dat vanuit die hoek wantrouwen heerst ten aanzien van de CLB’s die situaties te snel zouden kwalificeren als crisissituaties. CLB-medewerkers voelen dit aan als een wantrouwen van hun professionaliteit.
Los van die crisissituaties stellen CLB’s vast dat leerlingen met zorgnoden vaak op wachtlijsten terechtkomen van ambulante en residentiële zorg. In sommige situaties schakelt het CLB dan noodgedwongen over op overbruggingshulp. Ook al hebben ze officieel die opdracht niet, een leerling en zijn gezin in de kou laten staan, is geen optie.
Positieve initiatieven
Toch willen CLB’s hun rol en positie in integrale jeugdhulp niet enkel negatief benaderen. Integrale jeugdhulp zorgde voor een toenadering tussen onderwijs, welzijn en gezondheid. Dat is een goede zaak.
‘Integrale jeugdhulp zorgde voor toenadering.’
Vooral op lokaal vlak ontstaan positieve initiatieven. De recente oproep voor projecten rond rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp is hier een voorbeeld van. In samenspraak met verschillende andere sectoren hebben de CLB’s ofwel zelf de aanvraag ingediend ofwel als partner mee onderschreven. Het besef groeit dat noden van jongeren, ouders en leerkrachten zo beter opgepakt worden.
Nieuw decreet leerlingenbegeleiding
Op 14 juli 2017 keurde de Vlaamse regering een eerste ontwerp van decreet op de leerlingenbegeleiding goed. Dat decreet moet de rol van CLB’s, scholen en pedagogische begeleidingsdiensten verhelderen. Er komt een groeipad, met onder andere extra middelen voor centra die werken met kinderen en jongeren in kansarmoede.
Toch blijven de CLB’s op hun honger zitten als het gaat over hun positie tot welzijn en gezondheid. Zo wordt wel gesproken over een draaischijffunctie (artikel 13), maar wat dat precies betekent, wordt nergens uitgewerkt. Dat is een gemiste kans.
‘De kinderrechtencommissaris is niet gerust.’
Ook de kinderrechtencommissaris is er niet gerust op. De hervorming blijft hangen binnen de muren van onderwijs, zo stelt hij in zijn advies. Terwijl voor leerlingen met complexere problemen juist een uitbraak richting welzijn nodig is.
De CLB’s hopen dat er een brede discussie komt met het werkveld om de rol van het CLB als draaischijf tussen onderwijs, welzijn en gezondheid duidelijk te definiëren. Wie meldt aan wie? Wie contacteert de school? Wie doet wat?
Meerwaarde realiseren
CLB’s verwachten dat de draaischijffunctie niet alleen op papier, maar ook in de praktijk erkend wordt. Het belang van dat debat wordt nog versterkt door het recente M-decreet. Ook dat decreet kent in het kader van inclusief onderwijs een belangrijke rol toe aan het CLB. Ook hier is welzijn een belangrijke partner.
Het is aan politici en beleidsmakers uit onderwijs en welzijn om de positieve kracht van deze toenadering ten volle te benutten. Elke leerling zal er gezond en wel bij varen.
Reacties
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies