Nieuw academiejaar
Het nieuwe academiejaar aan hogescholen en universiteiten is begonnen. Klinkt als een feest, maar voor veel niet-witte studenten blijft studeren een moeilijk traject. De instroom- en slaagpercentages van niet-witte studenten in Vlaanderen blijven laag. En dat is geen nieuw nieuws. Er is onderzoek uit 2004 dat dit probleem al aankaart: “Uitval blijft dramatisch”.
‘De slaagpercentages van niet-witte studenten in Vlaanderen blijven laag.’
Die povere resultaten van ons hoger onderwijs zijn een accumulatie van opgelopen leerachterstand en structureel racisme in het onderwijssysteem, aangevuurd door een vorm van kleurenblindheid: het niet willen zien van kleur als factor van belang voor leerlingen, maar hen ondertussen toch bewust of onbewust beoordelen vanuit hun etnische achtergrond.
Dat begint bij de kleuterschool en zit zich nadien voort in het lager en middelbaar onderwijs. Zo belanden niet-witte leerlingen en leerlingen met een lagere socio-economische achtergrond nog te vaak vanzelf in het beroeps- of technisch onderwijs. Eén van de oorzaken is het pygmalioneffect: omdat leerkrachten deze leerlingen lager inschatten en dus ook de lat lager leggen, kunnen deze leerlingen vaak niet naar hun ware potentieel presteren.
Voor zij die meer willen weten: lees het boek ‘Onderwijs in een gekleurde samenleving’ van professor Orhan Agirdag (KU Leuven). Hij brengt een pak interessant en belangrijk onderzoek samen.
Thuisvoelen door zelforganisatie
Eén van de elementen uit het al genoemde onderzoek aan de Universiteit Antwerpen is dat het zich thuis voelen op de campus bepalend is voor positieve in- en doorstroomcijfers. Het belang om zich thuis te voelen is voor eerstejaars, pionierstudenten en niet-witte studenten nog groter.
Voor die laatste groep studenten is zelforganisatie een belangrijk puzzelstuk. In 2017 richtten Aminata Ndow, Emmanuel Iyamu en ikzelf AYO op. AYO is een studentenkring gericht op de persoonlijke, culturele en academische ontwikkeling van studenten met Afrikaanse roots aan de Universiteit van Antwerpen.
We voelden wat velen voor ons al voelden: als niet-witte student is het niet gemakkelijk om je thuis te voelen op de campus. En dat niet-thuisvoelen had impact op het welbevinden en de prestaties van niet-witte studenten. Als je meer wil weten, raad ik het onderzoek aan van professor Els Consuegra (VUB).
Groot nieuws
Het oprichten van AYO had op zich geen groot nieuws moeten zijn… Toch werd het dat wel. We waren immers, samen met Mahara en Student-Focus, bij de eersten in Vlaanderen. In Brussel was er aan de ULB al een voorganger, Binabi.
‘We zijn met AYO gestart om zwarte studenten een rustpunt te geven.’
Ik bespaar jullie de vele commentaren en tegenwerkingen die we kregen. In ieder geval was de nood aan zo’n vereniging snel duidelijk.
We zijn met AYO gestart om zwarte studenten bij hun instroom aan het hoger onderwijs een rustpunt te geven. Door samen te komen wilden we het beste bij elkaar naar boven halen. Het was en is een plek waar studenten naast gezelschap ook academische ondersteuning vinden.
Dat apart bijeenkomen was nodig. Want hoewel universiteiten en hogescholen hier en daar initiatieven lanceerden, bleef de vaststelling dat diversiteit nog niet genormaliseerd was. Een ruimte creëren als AYO bleek de ideale pauzeknop voor niet-witte studenten. Want campussen en inhoud van vele lessen zijn nog altijd geen reflectie van onze superdiverse steden.
Belang van diversiteitsbeleid al lang bekend
Hoe belangrijk een diversiteitsbeleid is, stond nochtans ook al te lezen in 2004 bij de conclusies van het al aangehaalde onderzoek: “De universiteit moet er voor zorgen dat diversiteit binnen de universiteit ‘doodgewoon’ is: ze moet evolueren naar een instelling die in al haar aspecten de diversiteit van de samenleving uitademt. Daarvoor is een heel pakket aan concrete maatregelen noodzakelijk. Enkel binnen een geïntegreerd en duurzaam kader zal een diversiteitbeleid aanvaard worden en effect hebben.”
‘Het zou helpen als universiteiten en hogescholen verenigingen van niet-witte studenten zien als volwaardige oplossing voor een probleem dat al decennia aansleept.’
Verder luidt het: “In de eerste plaats moet de universiteit haar organisatie interculturaliseren: ze moet een algemene aandacht voor interculturaliteit en diversiteit ontwikkelen. Vandaag is dit te weinig het geval. Nochtans kan dit ertoe bijdragen dat studenten met de meest diverse achtergronden zich gemakkelijker thuis voelen op de campus. We denken hier, onder andere, aan het PR-materiaal, het personeelsbestand, de onderwijsprogramma’s en een antidiscriminatie of gelijke kansen-gedragscode.”
De onderzoekers hadden gelijk als ze schrijven dat acties om doorstroom te verhogen vooral universeel van aard moeten zijn, anders dreigen ze niet alleen parternalistisch en stigmatiserend te zijn, ze zullen vooral deze studenten niet bereiken. Toch zou het ook helpen als universiteiten en hogescholen verenigingen van niet-witte studenten zouden zien als volwaardige oplossingen voor een probleem dat al decennia aansleept.
Helaas
Helaas is de attitude van vele universiteiten en hogescholen anders.
Studentenverenigingen van niet-witte studenten worden tegengewerkt of niet serieus genomen. Anderen bepalen liefst hoe deze studenten aan de slag mogen gaan. Als studenten zaken aanklagen die ware diversiteit of dekolonisatie op de campus dwarsbomen, dan schieten instituten en scholen in de kramp of houden ze het liefst bij windowdressing: oplossingen zonder doortastend beleid, noch bondgenootschap.
‘Eigen studentenkringen doorprikken de ‘het-gaat-de-goede- kant-op-rethoriek’.’
Met de komst van eigen studentenkringen doorprikken niet-witte studenten de ‘het-gaat-de-goede- kant-op-rethoriek’. Het gaat goed, net omdat het deze studenten wel lukt om een thuis te creëren voor andere niet-witte studenten.
Omdat ze naast hun studies zich moeten bezighouden om hogescholen en unversiteiten te wijzen op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid: onderwijs garanderen voor iedereen. Omdat deze studenten voorbij holle actieplannen een intense gemeenschap uitbouwen op campussen waar hun aanwezigheid nog altijd niet helemaal aanvaard is. Deze studenten zou men moeten omarmen in plaats van ze tegen te werken.
Het is net hun passie en vuur dat ons hoger onderwijs uit haar lange winter slaap kan halen. Want in alle eerlijkheid: wat is er oprecht in de kern veranderd, los van de marges en zilveren lijntjes? Wilt men oprecht hoge instroom, doorstroom en uitstroomcijfers, dan is het duidelijk wat er gedaan moet worden.
Voor sociaal werkers en andere lezers die niet-witte studenten kennen die deze week de eerste stappen zetten in ons hoger onderwijs… Aarzel niet om hen de weg te wijzen naar AYO (Antwerpen), Umoja (Gent), ASCOM (VUB), Karibu (Leuven), Undivided (Leuven), WeDecolonize (VUB) en Afromedica (Gezondheidszorg). Je doet hen een grote faveur.
Reacties [4]
Voor mij voelt dit dubbel aan … ‘iedereen is welkom’ … maar vaak voelen ‘witten’ zich er niet thuis … zo jammer om te verengen tot huidskleur waar het lijkt dat de cultuur (van toen!) in het herkomstland van de grootouders nieuw leven lijkt in te blazen …
J, studentsenverenigingen zijn altijd verengingen tot een gedeelte van mensen hun identiteit. Dit is nooit een eind punt van de reactie van mensen hun interacties op campus. En de vraag is dan is er wat mis met de cultuur van de ouders en grootouders? Cultuur is nooit statische altijd hybride zeker als je jongeren en diaspora jeugd een beetje kent
Er zijn ook andere niet-witte studentenverenigingen aan de UGent namelijk Zaytouna, aan de VUB namelijk Imara en aan de UA namelijk Mahara
Salaam Said naar Mahara wordt er al verwezen in het artikel.
Zaytouna kende ik nog niet. Maar hopelijk de gelegenheid om in eigen steden te gaan zoeken want ze bestaan vast gekende en minder gekend.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies