Column

Als een traject mislukt: ‘Je kan mensen niet dwingen. Soms moet je ze wel laten gaan’

Rino Feys

Rino Feys

Rino Feys is werkleider in de Kringloopwinkel van Zuid-West-Vlaanderen.

© Unsplash / James Pond

Het lukt hen niet om op te staan

Overal in Vlaanderen stellen de kringwinkels mensen tewerk die het moeilijk hebben op de gewone arbeidsmarkt. Dat doen wij ook in Avelgem. Soms loopt zo’n tewerkstelling goed, soms niet. En zoals een succesvol traject van een doelgroepmedewerker voldoening schenkt, is een mislukt parcours een bron van frustratie en droefenis.

‘Een mislukt parcours is een bron van frustratie.’

Gelukkig gebeurt het niet zo vaak. Meestal gaat het om jonge mensen. Het lukt hen niet om ‘s morgens op te staan. Om op het werk te verschijnen. Om te werken. Om een hele dag te blijven. Alles proberen we, mijn collega Nathalie en ik. Ons geduld is eindeloos, maar soms slagen ze er niet in om door te zetten.

Vaak hebben ze al een hele lijst aan voormalige jobs opgebouwd, via interimkantoren waar ze zich ondertussen niet meer moeten aanbieden. Op het moment dat ze bij ons solliciteren, krijgen ze een leefloon. Sommigen wonen in een crisiswoning, een voorlopige noodoplossing met dank aan het OCMW.

Jonge mensen die alles dreigen te verliezen

Ze staan aan de rand van de afgrond, want als ze er niet in slagen hun job hier te behouden, dreigen ze alles te verliezen. Maar hoewel ze dat weten, en ze het bovendien geregeld te horen krijgen, lukt het niet. Waarom? Duizend-en-een redenen.

Ze hebben nooit geleerd om iets vol te houden. Ze hebben nog nooit iets tegen hun zin moeten doen. Het leven is een speeltuin en ze zijn hier in de eerste plaats om te genieten. Ze hebben enkel rechten en geen plichten. Ze vinden het alleen maar vanzelfsprekend dat ze geld krijgen om niets te doen. Ze hebben het goede voorbeeld niet gezien. Of er was gewoon geen voorbeeld.

Ambitieuze start

Martin en Marco werkten hier op verschillende tijdstippen. Bij mijn weten kennen ze elkaar niet. Toch hadden ze veel gemeenschappelijk. Beiden jonge twintigers. Ambitieus gestart, maar het vuur doofde snel. Daarna waren ze meestal lusteloos.

‘Ze sleepten zichzelf voort. Letterlijk. Je moest hen vragen om hun voeten op te tillen.’

Ze sleepten zichzelf voort. Letterlijk. Je moest hen vragen om hun voeten op te tillen. Dan keken ze je verstoord aan, een blik die twijfelde tussen ontreddering, gekwetstheid en ergernis.

Ze waren het slachtoffer van je onredelijkheid, kansloze prooien van je kleine dictatuur. Uit protest tilden ze hun voeten demonstratief iets hoger op, enkele stappen na elkaar, en vervielen toen weer in een apathisch verder schrijden in slow motion.

Continu aansporen

Je moest ze continu aansporen om wat flinker te zijn, wat energieker uit de hoek te komen, ze erop wijzen dat het hier toch best meeviel. Om negen uur beginnen en om vijf uur klaar met werken. Drie pauzes: een kwartier in de voormiddag, een half uurtje ‘s middags en een kwartier in de namiddag.

‘Werken helpt om je zorgen te vergeten.’

Alles is hier voorhanden om het werk zo gemakkelijk en comfortabel mogelijk te maken. Je moest vermelden dat werken helpt om je zorgen even te vergeten. Ze ervan proberen te overtuigen dat de tijd dan sneller zou gaan, en wie weet, misschien zouden ze zich zelfs amuseren.

Of ze zich nog herinnerden hoe enthousiast ze waren tijdens de sollicitatie, vastbesloten er iets van te maken? Het leek de dag van gisteren, en soms was het ook de dag van gisteren.

Meewarige blikken

Over het algemeen haalde zo’n speech niet veel uit. Je kreeg meewarige of spottende blikken, maar een zeldzame keer veerden ze op en knikten: ja, het was waar, je had gelijk, en dat ze wat meer hun best gingen doen.

Weet je wat, ze kregen er zelfs zin in, wat een goeie chef was jij toch, jij kon mensen echt motiveren, maar ja, daarom was jij hier dan ook de chef natuurlijk! En ze lachten en reden een bak met spullen dichterbij, stroopten hun mouwen op en begonnen eraan. Waarna je hoopvol wegliep, vol goede moed.

‘Je had gelijk. Ze gingen wat meer hun best doen.’

Maar het kon evengoed dat, als je even later terugkeerde, ze zich weer hadden neergezet, niet eens opspringend toen ze je terug zagen komen. Zeggend dat het toch niet ging, dat het niets ging worden, dat ze het zo moeilijk hadden. Je gepijnigd, in elkaar gedoken aankijkend, alsof het universum op hun schouders drukte, zodat je bijna medelijden kreeg. Tot ze je vroegen of ze misschien eerst een sigaret mochten gaan roken, dat het daarna waarschijnlijk beter zou gaan.

Beeldjes in duizend stukken

Of ze waren tot je grote vreugde toch beginnen werken. Maar als je later de afvalbakken controleerde, zag je beeldjes die eerst onbeschadigd waren, in duizend stukken liggen. Niet één keer maar geregeld.

Agressie. Ze hadden zich na je vertrek afgereageerd op enkele borden of wat keramiek. “Er was een barstje in, Rino. Je zegt toch altijd dat je niet wilt dat we iets dat al kapot is in de winkel brengen?” Dat was hun verweer als je hen op je vermoeden wees, terwijl ze vol onbegrip hun hoofd schudden. Hoe kon je zoiets van hen denken?

En het is ook zo, kapotte spullen horen niet in de winkel. Misschien had ik niet goed gekeken, niet gezien dat er een handje ontbrak, enkele vingers of wat bloemblaadjes, of dat het hoofdje er al eens opnieuw was opgezet. Het gebeurt wel vaker.

Alleen gebeurde het bij hen iets te vaak, het was te opvallend, bakken vol kapotte spullen waar voorheen niets aan mankeerde.

Marihuana

‘Ze roken een joint als ze net wakker zijn.’

Ze waren futloos, hadden geen energie. Waaraan dat lag? Slechte eetgewoonten konden de oorzaak zijn. Of stress omwille van een slecht huis of een moeilijke relatie. Slaaptekort, eventueel in combinatie met een kater.

Niet zelden lag overmatig marihuanagebruik aan de basis van hun stemmingswisselingen. Dat onvoorspelbare schakelen tussen onverschilligheid en razernij. Ze rookten een eerste joint als ze net wakker waren. Hun dag was al meteen om zeep.

Het steekt nog steeds

Uiteindelijk, nadat je alles geprobeerd hebt, moet je ze wel laten gaan. Je kunt ze niet houden. Je mag iemand niet dwingen tot iets wat hij of zij niet wil. Zo zijn er helaas nog, meestal jongens maar ook meisjes, die we zagen komen en weer gaan.

Soms komen ze nog eens ter sprake. Gemiste kansen. Het steekt nog steeds. “Ze waren er nog niet klaar voor”, troosten Nathalie en ik elkaar dan. 

‘Je ziet hun potentieel, hun talent en een tijdlang ben je er zeker van dat de sky the limit is.’

Je ziet hun potentieel, hun talent en een tijdlang ben je er zeker van dat de sky the limit is. Als ze maar willen, als je het hen maar kunt laten inzien.

Tot je het korset ziet waarin tijd en plaats ze heeft gewurmd, de gevangenis waarin ze leven onder invloed van familie en vrienden. Onder de ballast van hun verleden. Die bizarre overtuigingen die erin gebakken zitten. Het vervormde beeld dat ze van de wereld hebben.

Werken is tijdverlies

Zoals David. Hij vond werken tijdverlies. Het zat in de familie. Zijn ouders deelden dezelfde filosofie. Daarnaast had hij veel last van depressies. Wat dat precies was, kon hij niet goed uitleggen, maar zijn moeder had het ook.

Het was zomer toen hij hier begon, en hij moest, om te beginnen, twee halve dagen per week werken. Indien dat goed verliep, zouden we het werkritme langzaam opbouwen naar drie halve dagen. Maar op zijn tempo.

‘Hij had veel last van depressies.’

“Ik wil buiten werken”, zei hij toen ik hem na een rondleiding vroeg wat hij wilde doen. Dat was nu net het enige wat niet mogelijk bleek. Maar hij stond erop, zei dat hij anders gek ging worden.

Ik zei dat het normaal was dat hij niet graag binnen zat met zo’n mooi weer, maar dat dit voor iedereen gold die hier werkte. En dat zij 38 uur per week moesten werken, in tegenstelling tot de twee keer vier uurtjes die hij hier moest doorbrengen. Dat dit het systeem was waarvoor hij koos als hij verder geld van de staat wilde ontvangen.

Kleine afwisselende klusjes

Hij zei dat hij het begreep, maar dat hij niet lang aan één stuk door hetzelfde werk kon doen, want dat hij dan problemen kreeg om zich te concentreren. Dus verzon ik een reeks klusjes, kleine, afwisselende werkjes.

En dat ging goed, hij kwam elke week twee keer langs en handelde de werkjes behoorlijk af. Na verloop van tijd kwam de derde halve dag in het vizier. Hij werd uitgenodigd door zijn trotse trajectbegeleider die suggereerde om een nieuwe stap vooruit te zetten, een logische stap naar zelfstandigheid.

‘Het zweet brak hem uit, je zag het parelen op zijn voorhoofd.’

En het zweet brak hem uit, je zag het parelen op zijn voorhoofd. De volgende week was hij ziek. En de week daarna. En alle daaropvolgende weken, maandenlang.

Een depressie, naar ik vernam.

Op slag weer thuis

Toen ik dacht dat het voorbij was, stond hij daar plots opnieuw. Iedereen blij en alles weer van vooraf aan. David herpakte zich en na een tijdje waren we bijna vergeten dat hij de vorige keer zo de mist in was gegaan.

Tot die derde halve dag weer ter sprake kwam. Op slag zat hij weer thuis. Enkele maanden hoorde of zag ik niets van David. Tenslotte wilden ze zijn contract stopzetten. Maar eerst wou zijn trajectbegeleider het nog een laatste keer proberen. We nodigden David uit voor een gesprek, gingen met hem aan tafel zitten.

‘We vergeten bijna dat hij vorige keer de mist in ging.’

Of hij wel wist dat iedereen hier zo zijn best voor hem deed? En dat hij zijn toelage zou verliezen als hij niet probeerde om te werken? Dat hij op straat zou staan als hij geen inkomen meer had?

De trajectbegeleider klonk echt boos, zelfs ik was onder de indruk. Toen milderde de toon van zijn stem. Want dat David geluk had en niet bang hoefde te zijn. Hij kreeg nog een nieuwe kans. Hij mocht wederom beginnen. Maar dit was echt de allerlaatste keer. Als hij dit verknalde kon niemand nog iets voor hem doen.

Nog één keer proberen

“Wat denk je David?”, vroeg onze coach. “Proberen we het nog één keer?”

Tot iedereens verbazing schudde David van nee.

“Maar dan verlies je je toelage, David!” De jongen mompelde iets.

“Wat zeg je daar David?”

“Ik kom niet terug.”

Ontgoocheld omwille van alle inspanningen dropen de trajectbegeleider en de coach af. Ik zat nog eventjes samen met David. 

‘Je gelooft toch niet dat ze me laten vallen? Ze hebben dat al vaak gezegd, maar nog nooit gedaan.’

“Besef je wel wat er gaat gebeuren? Ze gaan je toelage schrappen. Dan heb je niets meer. En als je geen geld meer hebt, beginnen de problemen pas echt. Dan kun je de huur niet meer betalen, geen eten meer kopen. En tenslotte laat iedereen je vallen!”

Hij legde een hand op mijn schouder.

“Ik vind het bijzonder lief dat je zo met me begaan bent Rino, maar je hoeft niet met me in te zitten. Je gelooft toch niet echt dat ze me laten vallen? Ze hebben dat al vaak gezegd, maar ze hebben het nog nooit gedaan. Je moet het uit je hoofd zetten, laat het rusten. Echt, je moet je niet zo’n zorgen maken. Het komt allemaal goed, je zult het zien!”

Breed grijnzend

Hoewel het ondertussen al enkele jaren geleden is, krijgt hij tot op vandaag nog steeds zijn geld. Af en toe zie ik hem aan het bushokje staan. In een bermuda, met een bloemenhemd en een zonnebril op, een rugzakje over zijn schouder. Breed grijnzend vanonder dat strooien hoedje, met een sigaret in zijn ene hand en naar me zwaaiend met zijn andere hand.

‘Sommigen glippen door de mazen van het net.’

Sommigen glippen dus door de mazen van het net. Het is een wonder hoe ze het doen. Pas op, het is niet gemakkelijk. Maar ik denk nog steeds, meer nog, ik ben ervan overtuigd dat het niet kan blijven duren. Er komt een einde aan.

Op een dag staan David, Martin en Marco, en alle anderen hier weer voor mijn neus.

Reacties [5]

  • Marja

    Misschien ging het echt niet. Als iemand liever buiten werkt, is een kringloopwinkel niet echt geschikt natuurlijk. En… voor mij is een kringloopwinkel één bron van prikkels – ik weet niet hoe snel ik weg moet komen als ik er een betreed. Dit heb ik ook op markten – maar brocantemarkten zijn echt erg. Elk voorwerp heeft een verhaal, elk voorwerp is van iemand geweest, van iemand die mogelijk allang geleden gestorven is. Ik liep er ooit rond met mijn moeder die het wel leuk vond en mij probeerde te overtuigen dat alles toch een nieuwe bestemming kreeg. Ik ben de boekwinkel maar ingedoken – daar kwam ik weer bij. Het is niet zo dat omdat je niet werkt je elk werk moet kunnen doen. Het is beter om goed te kijken naar iemand en goed in te schatten waar iemand thuis hoort – voor beide partijen.

  • Brigitte De Meersman

    Mensen los laten is een vorm van zelfbescherming. Wat ik hiermee wil zeggen is het volgende de mensen die niet willen holpen worden kan je ook niet helpen. Ze vreten aan je lijf maar eens het op is het ook op. Ze zoeken wel een lijf om aan te vreten. Hou de eer aan jezelf en confronteer gepast zonder je schuldig te voelen als het verhaal daar stopt

  • Pierre Deleu

    Soms moet je het van elders eens horen, zoals in het boek van McGarvey “Op safari in armoelad” uitgegeven bij EPO.

  • Ruth Stragier

    Prachtig verwoord. Misschien kan dit artikel inzichten geven aan de leden van het BCSD.

  • An Meert

    Weet je Nathalie en Rino, ik had graag in zo’n project gestapt. Maar ik heb die kans nooit gekregen. Nochtans heb ik er naar gevraagd. Was het mijn leeftijd, mijn voorgeschiedenis, … ? maar toch moedig dat jullie steeds opnieuw willen beginnen! en mensen kansen blijven geven!

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.