Boek

Zwijg allochtoon!

Dirk Geldof

Dit voorjaar kwam juriste en schrijfster Rachida Lamrabet in het oog van een politieke en mediastorm terecht. Met het boek ‘Zwijg allochtoon!’ reageert ze. Dirk Geldof las het en besluit: “Het is een boek dat uitnodigt tot reflectie en gelezen moet worden.”

Ontslag

Rachida Lamrabet maakte als schrijfster de kortfilm ‘Project Deburkanisation’, als antwoord op de vraag van de KVS in Brussel en het Goethe Instituut van Washington om na te denken over de betekenis van privacy in deze digitale tijden. Daarop volgde een interview met Knack, waarin Lamrabet stelde dat ze “niet voor de boerka is, maar ook niet voor een boerkaverbod”.

‘Het boek is een scherp essay.’

Lamrabet is echter niet alleen schrijfster van boeken als ‘Vrouwland’ (2007) of ‘Een kind van God’ (2008), maar werkte ook al meer dan vijftien jaar als juriste bij Unia, het Interfederaal Gelijkekansencentrum. Het interview in Knack leidde tot verhitte politieke debatten. Het werd door staatssecretaris Zuhal Demir (N-VA) gebruikt voor een volgende aanval op het GelijkekansenCentrum. Het vervolg is gekend: twee weken later kreeg Lamrabet haar ontslag.

Met het boek ‘Zwijg allochtoon!’ reageert Lamrabet. “Is ze na Youssef Kobo, Dyab Abou Jahjah en Alona Lyubayeva de zoveelste m/v met een migratieachtergrond die ergens aan de deur vliegt vanwege een ‘afwijkende’ mening”, luidt de vraag op de flaptekst. Het boek is een scherp essay, een ‘J’accuse’, maar ook meer dan dat. Want de argumenten die Lamrabet aanhaalt, zijn een debat en reflectie waard.

Project deburkanisation

In de sobere maar scherpe kortfilm ‘Project Deburkanisation’ waar alles mee begon, liet Lamrabet een vrouw in ons land aan het woord, gekleed in een nikab, een kledingstuk dat enkel de ogen vrij laat en vooral op het Arabische schiereiland wordt gedragen.

Deze vrouw typt en spreekt in het Nederlands haar gedachten uit, over haar identiteit, over haar geloof, over racisme, over haar lichaam en het vrouwenlichaam als inzet van de strijd om de vrijheid, over controle en het recht op privacy.

Lamrabet gaf zo woord en taal aan de (uiterst) kleine groep vrouwen op wie het boerka-verbod bij ons van toepassing is. Daarmee doorbreekt ze het pensée-unique, dat we kennen in grote delen van onze de samenleving en in (bijna) het voltallige parlement.

Het boek begint waar de kortfilm stopt

Het boek begint waar de kortfilm stopt: met een dialoog tussen de schrijfster en haar personage, dat haar na het ontslag vraagt of het nu “de moeite waard was, dat ze alles op het spel had gezet voor iets waar ze zelf niet achter staat”?

Haar antwoord aan haar personage met de nikab zet de toon voor het boek: “Ik haat het om je zo te zien. Ik voel me opgesloten alleen al door naar je te kijken. Maar zolang jij niemand kwaad doet, zal ik jouw recht om te geweten te volgen blijven verdedigen.”

‘Lamrabet trapt niet na naar Unia.’

Hier klinkt een geactualiseerde versie van de (ten onrechte) aan Voltaire toegeschreven uitspraak: “Ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen.” Een parafrase van Evelyn Beatriz Hall die onder het pseudoniem Stephen G. Tallentyre in het The Friends of Voltaire (1906) aan hem toeschreef.

In het boek schetst Lamrabet eerst hoe de film tot stand kwam, hoe ze wou laten zien dat de gezichtssluier voor vrouwen meerdere betekenissen kan hebben, en zelfs gezien kan worden als het opeisen van een vorm van privacy in het openbaar domein. Ze kadert waarom ze stem wou geven aan een vrouw die deze samenleving niet wil zien of horen.

Lamrabet trapt niet in de val om met het boek haar ontslag op Unia rechtstreeks aan te vechten of na te trappen naar haar voormalige werkgever, al is ze wel kritisch over de positionering van de instelling, die “nooit fundamenteel kritiek heeft geleverd op de culturalisering van maatschappelijke problemen”.

Ongelijke mensenrechten?

Ze kiest ervoor om als schrijfster en juriste het debat fundamenteler te voeren, zowel over de zogenaamde boerkawet, over de storm waarin ze terechtkwam als over de debatten inzake mensenrechten, normen en waarden.

Voor haar past de boerkawet in een symboolstrijd waarbij “in de strijd om onze normen en waarden symbolen en verre vijanden belangrijker zijn dan feiten en mensenrechten”.

Wat de mensenrechten betreft, klaagt ze aan dat “minderheden die vandaag niet populair zijn, zich blijkbaar niet op gelijke voet kunnen beroepen op dat universele mensenrechtenkader”. Ze klaagt aan “hoe ze heeft geleerd dat minderheden de uitwerking van mensenrechten veel meer ondergaan dan dat ze er zelf actief een beroep op kunnen doen zoals de dominante groep dat doet”. Volgens Lamrabet is “deze dubbele standaard een groot probleem in een superdiverse samenleving”.

Macht en ongelijkheid

Hiermee snijdt ze een vraag naar macht en ongelijkheid aan, die nog te vaak ontbreekt in debatten over superdiversiteit. In een superdiverse samenleving met een groeiend aantal majority-minority steden, blijft een dominante groep het discours bepalen. Ook al hebben ze numeriek geen meerderheid meer.

‘Een dominante groep blijft het discours bepalen.’

Afwijkende ideeën en opvattingen van minderheden liggen daarbij moeilijk, ook – of zelfs vooral – als ze zich op die mensenrechten beroepen, met godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting.

De debatten over de islam zetten deze tegenstellingen vaak op scherp. Of zoals Lamrabet stelt: “Net zoals nog niet zo heel lang geleden van de holebigemeenschap verwacht werd dat ze discreet zou zijn en zich niet te opvallend zou profileren als holebi om getolereerd te worden, zo wordt van moslims verwacht dat ze zich gedeisd houden en niet te veel eisen stellen die te maken hebben met hun overtuiging.”

De strijd om het vrouwenlichaam

Lamrabet trekt het debat verder open vanuit genderperspectief, wanneer ze stelt dat “het vrouwenlichaam altijd al de inzet is geweest in een religieus ideologische strijd om macht, grondgebied, normen en waarden”. Dit gaat van eeuwenoude kledingvoorschriften voor vrouwen over reproductieve rechten of het recht op abortus tot de huidige hoofddoek- en boerkadebatten.

‘Het debat over de islam zet de tegenstellingen op scherp.’

En net zoals de Franse kolonisator in Algerije een halve eeuw geleden publieke ‘ontsluieringsceremonies’ organiseerde, “onsluiert de goegemeente vandaag om zogezegd te emanciperen”. Dit staat haaks op Lamrabets visie dat “wij diegenen zijn die dat interne proces op gang moeten brengen om de patriarchale structuren ook in onze gemeenschappen te ontmantelen, en niet de witte mannen of witte vrouwen”.

Rol of ruimte als kunstenaar?

Lamrabet staat stil bij het spanningsveld tussen haar voormalige job als juriste bij Unia en haar rol en vrijheid als schrijfster en kunstenaar. Dat meervoudige identiteiten kunnen botsen en tot rolconflicten kunnen leiden, illustreert haar ontslag.

Ze trekt de vraag echter open naar haar rol als kunstenaar: Waarom werd haar artistieke vrijheid door de samenleving onvoldoende erkend? En impliceert de noodzakelijke diversifiëring van de kunstensector niet een veel kritischer in vraag stellen van het eigen referentiekader, om te vermijden dat sommigen als kunstenaar niet meer kunnen doen dan “l’Arabe de service” spelen?

Ook hier duikt de machtsvraag weer op, samen met de vraag naar de traagheid waarmee instituties veranderen in een samenleving die in snel tempo superdivers wordt.

Geen slachtofferrol

Doorheen het boek speelt Lamrabet met haar meervoudige identiteiten: schrijfster, juriste, ex-werkneemster van Unia, vrouw, iemand met een migratieachtergrond. Aan het eind neemt toont ze haar moederrol, bij de vraag hoe ze de politieke storm en haar ontslag nu aan haar kinderen moet vertellen.

‘Hoe moet ik het ontslag aan mijn kinderen vertellen?’

Sterk en kwetsbaar is de bewuste keuze voor een communicatie vanuit een agogisch perspectief en niet vanuit een slachtofferrol, wanneer ze vertelt: “Ik geloof dat niemand gewoon de dingen moet ondergaan. Ik geloof dat je altijd actief iets kunt doen om je eigen lot te veranderen. Dat je, ondanks de obstakels, toch de macht hebt om de zeggenschap over je bestaan te vergroten. Al was het enige dat je in de hand hebt, het woord.”

Paradoxen

Vertrekkend vanuit de boerka-affaire confronteert ‘Zwijg allochtoon!’ ons met een aantal ongemakkelijke vragen. Vragen die schuren omdat ze een plek opeisen vanuit een mensenrechtendiscours dat we misschien wel breed uitdragen, maar niet altijd even consequent toepassen. Ze confronteren ons scherp met de paradox dat deze samenleving inzake diversiteit vandaag mensenrechten beperkt om… het recht op mensenrechten te verdedigen.

‘Hoe vrij is de vrijheid van meningsuiting?’

Je hoeft het niet met Lamrabet eens te zijn om bij de vragen stil te staan. Hoe verschillend mag verschil zijn? Hoe anders de ander? Hoe vrij de vrijheid van meningsuiting of religie? Het boek confronteert en nodigt uit om na te denken over de bandbreedte van actief pluralisme.

Dat maakt het niet alleen een interessant boek voor wie wil nadenken over burgerschap en democratische rechten, plichten en verantwoordelijkheden in een samenleving in transitie naar superdiversiteit. Het maakt het ook relevant voor sociaal werk als een professie die vanuit mensenrechten vertrekt. “Principles of social justice, human rights, collective responsibility and respect for diversities are central to social work” luidt het in de definitie van sociaal werk (IASSW General Assembly, July 10, 2014, Melbourne, Australia).

En niet alleen in deze casus, maar in heel veel casussen is de vraag hoeveel ruimte er is voor wie afwijkt van de norm?

Boeken confronteren

‘Zwijg allochtoon’ is daarom een boek dat uitnodigt tot reflectie en gelezen moet worden. Omdat debatten meerdere stemmen nodig hebben, is dan de vraag: In dialoog met wie of wat? Patrick Loobuyck’s boek ‘Samenleven met gezond verstand’ vormt dan een ideaal contrapunt.

Loobuyck verheldert en concretiseert daarin de morele uitgangspunten en de sociale mechanismen van ons samenlevingsmodel: vrijheid, gelijkheid, wederkerigheid en solidariteit.

Onder het motto ‘Redelijkheid kan ons redden’ bepleit Loobuyck vormen van ‘redelijke aanpassingen’, vanuit een lange traditie van liberale democratie. Hoe verschillend ook: beide boeken nodigen uit tot reflectie over de mensenrechten en democratische grondrechten en spelregels in een samenleving in transitie. Niet in 280 tekens, maar met ruimte voor nuance.

Reacties [1]

  • Thomas

    Ben dit boek nu aan het lezen. Ben halverwege en vind het enorm interessant en belangrijk boek! Fijn dat het hier ook aandacht krijgt want verdient dit zeker.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.