Boek

Vrijwilligers(werk) onder druk

Steven Eerdekens

In de voorziening waar ik werk, houden we jaarlijks een vrijwilligersfeest. Elk jaar opnieuw stelt zich de vraag: wie nodigen we uit? Personen met een handicap die in andere leefgroepen vrijwillig meehelpen met de strijk? Personeelsleden die onbezoldigd buiten de arbeidstijd leuke dingen doen met bewoners?

Verplicht vrijwilligen

Los van dit feestgewoel roept het omgaan met vrijwilligers nog andere vragen op. Gaan we een kilometervergoeding betalen, en is dit wel betaalbaar met zo veel vrijwilligers? Vragen we aan alle vrijwilligers een bewijs van goed zedelijk gedrag en weiger je dan iemand die ooit een zware verkeersovertreding beging? Zijn familieleden die rolwagens duwen tijdens het marktbezoek wel ‘échte’ vrijwilligers? Hoe coach je vrijwilligers? Dergelijke vragen komen in dit boekje over vrijwilligers niét meteen aan bod – en dat is jammer.

Veel – wat mij betreft veel te veel – van de inkt gaat op aan de contradictie ‘verplicht vrijwilligen’. Kan en mag je van bijvoorbeeld leefloners een verplichte tegenprestatie verwachten?

‘Termen als slaven- en dwangarbeid worden niet geschuwd.’

Het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk wil de term vrijwilligerswerk reserveren voor het vanuit vrije wilskeuze investeren van tijd in activiteiten die zinvol worden ervaren. Verplicht vrijwilligerswerk wordt als contradictio in terminis afgeserveerd.

Alle auteurs in dit boekje sluiten zich hierbij aan. De ‘argumentatie’ wordt daarbij soms erg sloganesk en schreeuwerig: ‘Werkzoekenden worden collectief gestraft door verplicht vrijwilligerswerk’. Termen als slavenarbeid en dwangarbeid worden niet geschuwd.

Gebrek aan openheid

Het probleem lost zich niet op door over ‘activering’ in plaats van verplicht vrijwilligerswerk te spreken. Ook dan is de teneur dat men niet tégen activering is, maar dat dit onder geen beding verplicht mag zijn. Dit rechtendiscours is zeker verdedigbaar maar als lezer krijg je het gevoel dat de auteurs weinig openheid vertonen voor mogelijke tegenargumenten en andere zienswijzen. Deze ontbreken alvast volkomen.

Door de uitvoerige bespreking van ‘verplicht vrijwilligen’ komen andere zaken helemaal niet aan bod. Hoe werf je nieuwe vrijwilligers? Hoe kunnen zij beter worden ondersteund? Hoe verhoog je betrokkenheid en enthousiasme?

De toon is vaak onheilspellend. Er wordt melding gemaakt van de (post-)crisismaatschappij, de midlifecrisis van de vrijwilligerscentrales, ‘instrumentalisering’ van vrijwilligerswerk, van dweilen met kranen open… Er lijkt voorwaar niet veel om vrolijk van te worden in vrijwilligersland.

Sommige bijdragen nuanceren dit beeld gelukkig. Zo wordt weliswaar misschien mínder aan vrijwilligerswerk gedaan, maar toch vooral anders. Vrijwilligerswerk gebeurt nu meer vanuit eigen interesse, kortdurender, op een minder gebonden en meer pragmatische manier.

De auteurs reiken echter nauwelijks hefbomen aan om het potentieel aan vrijwilligersinzet aan te spreken of om de kwalen die ze aanbrengen aan te pakken.

Geen flauw benul

De zorgwekkende ondertoon in dit boek (de titel had me natuurlijk gewaarschuwd) begrijp ik maar deels.

In mijn organisatie zijn even veel vrijwilligers als personeelsleden actief. Ze doen dit met aanstekelijk enthousiasme en tot ieders – en zeker hun eigen – voldoening.

Er zijn nog steeds erg veel mensen bereid om zich als vrijwilliger in te zetten. In Nederland blijkt dat het vrijwilligerswerk de afgelopen decennia nauwelijks is afgenomen.

Natuurlijk is het goed dat het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk met dit boekje een status presens opmaakt van het vrijwilligerswerk. Alleen is het jammer dat dit dreigt te verzanden in een bijna exclusieve onheilstijding.

De ondertitel van het boek luidt: Waar staat vrijwilligerswerk in het volgende decennium?’ Na het lezen ervan heb ik geen flauw benul.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.