TopX
Het onderzoeksteam van de Nederlandse hoogleraar jeugdrechtspleging en jeugdbescherming, Ido Weijers, volgde de afgelopen vijftien jaar 81 jeugdige delinquenten uit de Utrechtse TopX, een lijst met jongeren die werden geclassificeerd als ‘veelpleger’.
‘Het boek start met twee getuigenissen.’
In het recent verschenen boek ‘Veelplegers aanpakken’ beschrijven de onderzoekers waarom sommige jonge veelplegers stoppen met criminaliteit en wat dan de beste aanpak is om hen van het criminele pad af te houden.
Twee jongens
Het boek start met twee uiteenlopende getuigenissen. Ze tonen het leven van twee jongens die werden geclassificeerd als ‘veelpleger’.
De eerste jongen kwam al vroeg in aanraking met veel en heftige criminaliteit zoals inbraken, diefstallen en autokraken. Op zijn veertiende belandde hij op de veelplegerslijst. Twee jaar later draait hij de knop om. Ondertussen heeft hij de afgelopen vijf jaar geen delicten meer gepleegd, woont hij samen met zijn vriendin en volgt hij een opleiding.
De tweede jongere heeft een heel ander verhaal. Hij zit op het moment van het onderzoek in de gevangenis voor een serie misdrijven. Vanaf zijn veertiende kwam hij veelvuldig in aanraking met politie en justitie voor inbraken, straatroven, afpersing en geweldsmisdrijven. Hoewel hij een opleiding als loodgieter heeft afgerond, ziet hij meer heil in zijn criminele levenswijze om veel geld te verdienen. Naar eigen zeggen, is hij niet van plan om daar snel mee te stoppen.
Buitenlandse expertise
Zijn die verschillen louter toeval of wijzen terugkerende inzichten de weg naar een succesvolle aanpak? De auteurs gaan eerst op zoek naar buitenlandse expertise. Hoe gaan Nederland, Canada, Schotland en Duitsland om met veelplegers? Hun besluit: een stevig politieoptreden, gecombineerd met intensieve zorg, is het meest effectieve antwoord.
Daarbij worden wel enkele kritische kanttekeningen geplaatst. Op vlak van preventie staan we nog niet ver: de verwachting dat we jonge veelplegers vroegtijdig kunnen detecteren en een criminele carrière kunnen voorkomen, is te hoog gegrepen. Tegelijkertijd wordt er ook een meer hoopvol beeld geschetst dat een groot deel van de jongeren die in hun (vroege) jeugd criminaliteit pleegt, ook zonder tussenkomst van politie of justitie, stopt met hun crimineel gedrag.
‘Op vlak van preventie staan we nog niet ver.’
Als dat allemaal waar is, dan rijst de vraag in hoeverre het stevig aanpakken van deze jeugdige delinquenten dan nuttig is.
Onbewust proces of actieve beslissing?
Die vraag motiveert de auteurs om dieper in te gaan op het proces van het stoppen met criminaliteit. Er bestaat weinig consensus over het verloop van dat proces. Sommige auteurs beschouwen het stoppen met criminaliteit als een onbewust gebeuren. Volgens anderen gaat het wel degelijk over een actieve belissing.
Dit Nederlands onderzoek probeert daarover meer duidelijkheid te brengen. In een verkennende onderzoeksfase werden 22 jonge (ex-)veelplegers gevraagd naar hun motieven die een rol speelden in hun afwegingen in het verleden om door te gaan of te stoppen met criminaliteit. Vanuit deze getuigenissen, besluit het onderzoeksteam dat het proces van stoppen met criminaliteit nauw samenhangt met een extreem late vorm van volwassen worden en ‘uit de criminaliteit’ groeien.
‘De auteurs gaan op zoek naar buitenlandse expertise.’
Dit proces van volwassen worden, wordt geschetst als een biologisch en ontwikkelingsfenomeen dat grotendeels uit zichzelf ontstaat. Toch wordt tegenover dit automatische ontwikkelingsproces ook de ervaringen van de jonge veelplegers gezet. Die benoemen het stoppen met criminaliteit als een bewuste belissing. Ze ervaarden die zelfs als een pijnlijke breuk met hun verleden.
Hier en nu
Er kleeft wel een belangrijke beperking aan deze bevindingen. Ze zijn allemaal opgebouwd door aan respondenten te vragen hoe ze terugblikken op dat stopproces. Er is geen zicht op hoe dat proces in het hier en nu verloopt.
Dat werd opgevangen door in een volgende stap 81 jonge veelplegers te volgen over de tijd heen. Op verschillende momenten (2007, 2012, 2016) werd hun levenssituatie in kaart gebracht.
Deze gegevens bevestigen dat veelplegers het stoppen met een ingesleten criminele levenswijze ervaren als een ware worsteling. Met name voor degene die na hun zeventiende of achttiende jaar nog altijd delicten plegen, vereist het stoppen een drastische verandering van hun levensstijl. Die beleving sluit sterk aan bij inzichten uit de verslavingszorg.
Vier motivatiefasen
Deze inzichten uit de verslavingszorg werden daarom ook in deze studie toegepast. Het stoppen met criminaliteit werd onderverdeeld in vier fasen, geïnspireerd op de motivatie-ontwikkelingsbenadering van James Prochaska en Carlo DiClemente.
‘Stoppen met criminaliteit is niet alleen een onbewust proces. Het is ook een bewuste keuze die ervaren wordt als een ware worsteling.’
De eerste fase die wordt onderscheiden, is die van volharding. De jongere ziet geen problemen in zijn criminele levenswijze. Er zijn weinig redenen om die stop te zetten. De tweede fase omvat de erkenning. De jongere stelt de houdbaarheid van het criminele leven in vraag. Hij denkt na om daar een punt achter te zetten, maar weet nog niet hoe hij dat moet aanpakken.
Zodra de jongere stappen zet in een andere richting door een opleiding te volgen of werk te zoeken, is de fase van voorbereiding ingegaan. De laatste fase is die van consolidatie, waarbij de jongere al enkele jaren niet meer voorkomt in de politionele en justitiële registraties.
Botsende logica
De auteur sluit af met enkele aanbevelingen voor de aanpak van deze veelplegers. Stoppen met criminaliteit is niet alleen een onbewust proces. Het is ook een bewuste keuze die ervaren wordt als een ware worsteling, wat mogelijkheden kan bieden voor interventies. Tegelijkertijd stellen de onderzoekers dat gekozen moet worden voor een stevige aanpak van veelplegers. Een ‘mild’ adolescentenstrafrecht voor veelplegers wordt daarbij afgewezen.
Die logica volgen we niet. Kijk bijvoorbeeld naar meer recente sterktegerichte rehabilitatietheorieën. Die stellen dat behandelmotivatie om te werken aan het behalen van eigen gewaardeerde levensdoelen op een prosociale manier belangrijk is in de strijd tegen recidive.Een voorbeeld van zo’n theorie is het Good Lives Model van Tony Ward en collega’s dat in het huidige doctoraatsonderzoek (KU-Leuven) van Colinda Serie centraal staat.Het pleidooi voor een harde aanpak staat daarom ook haaks op het inzicht rond de gefaseerde motivatieprocessen. Zitten jongeren in de erkennings- of voorbereidingsfase, dan is het vooral belangrijk om ze te ondersteunen in sociale en constructieve keuzes. Dat kan door ze mogelijkheden aan te bieden om te werken aan een betere toekomst, bijvoorbeeld door te werken aan een opleiding of op zoek te gaan naar werk. Een harde aanpak zoals bijvoorbeeld vrijheidsberoving of –beperking kan die positieve ontwikkeling in de weg staan.
Bovendien wordt ook de meerwaarde van een adolescentenstrafrecht voor veelplegers tussen de 18 en 23 jaar meteen naar de marge verwezen. Ten onrechte: zo’n apart rechtstelsel is een manier bij uitstek om een individuele aanpak in te stellen voor die jongeren die nog volop bezig zijn zich te ontwikkelen tot volwassenen en daarbij vertraging hebben opgelopen. Daarbij kan dan rekening gehouden worden met de ontwikkelingsfase en specifieke problematiek van deze jongeren.
Te snelle vertaalslag
Dit boek, en de omvangrijke longitudinale data, biedt zeer interessante inzichten in de achtergrond, profielen en ontwikkeling van jonge (ex-)veelplegers. De vertaalslag van deze inzichten naar de aanbevelingen gebeurt echter wat te snel.
En dat levert dan weer stof op voor verder debat over de mogelijke acties om de justitiële aanpak te verbeteren.
Reacties
Zeker lezen
Ervaringswerker: ‘Ik ben nu minder geneigd om iemand acuut te willen redden’
Bijzondere rockband Dreun XL: ‘We werken hard aan inclusie’
Partnergeweld bij ouderen: een onzichtbaar probleem
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies