Boek

Professor pleit voor radicaal nieuwe kijk op een psychose

Jan Celie

In ‘Waarom een psychose niet zo gek is’ breekt Stijn Vanheule, professor psychologie een lans voor een fundamenteel andere behandelweg voor psychoses. Jan Celie las het boek en steekt zijn enthousiasme niet onder stoelen of banken: “Dit boek is een ruwe diamant.”

© Pexels / Luis Quintero

Ruwe diamant

Het is verbazingwekkend dat ‘Waarom een psychose niet zo gek is’ enkel verkrijgbaar is in de boekhandel. Het is immers een kwestie van tijd alvorens het boek ook in de vitrines zal liggen van exclusieve juweliers op de Brusselse Avenue Louise of de Parijse Champs-Élysées. Het boek is namelijk een ruwe diamant, vol gouden raad en pareltjes van zinnen.

Voor alle duidelijkheid, ik ben actief aan het fantaseren over een boek dat ik net las en heb controle over dit proces. Dat is anders bij een psychose. Daar ondergaat iemand passief een fantasierijke, tomeloze verbeelding.

‘Bij een psychose ondergaat iemand passief een fantasierijke, tomeloze verbeelding.’

Het boek is een ruwe diamant, want auteur Stijn Vanheule nodigt lezers uit om de inhoud van zijn boek zelf te ‘slijpen’ in de steeds unieke vorm van de psychotische beleving. De auteur vraagt mensen om op een radicaal nieuwe manier naar psychoses te kijken. Hij is duidelijk over hoe hij deze nieuwe blik begrijpt, maar bij elke confrontatie met een psychose moet de gepaste slijpvorm worden gevonden.

Eenvoudig is dat nooit. De psychotische beleving telt veel facetten. Hoe complex ook, de diamantslijper weet telkens precies wat hij wil bereiken (doel) en hoe hij het kan realiseren (middel). Binnen de behandeling van een psychose is het ultieme doel ook duidelijk: een uitweg bieden uit de waanzin. Maar het middel moet aansluiten bij de zeer unieke beleving van de patiënt.

Verbinding en creativiteit

Verbindend spreken en creativiteit moeten een centrale rol spelen binnen de behandeling, aldus Vanheule. Elke behandeling zal er ook anders uitzien. Om het slijpproces te faciliteren geeft de auteur doorheen het boek gouden raad mee. Een handleiding, zeg maar.

Deze bevat geen duidelijke en universeel toepasbare regeltjes, in de verste verte niet zelfs. Vanheule nodigt vooral uit tot fundamenteel anders kijken naar de mens achter de psychose. Hij schrijft met grote empathie, alsof hij precies weet wat de ervaring inhoudt.

Bij gratie van gekende voorbeelden uit de literatuur, heerlijke metaforen, persoonlijke ervaringen met patiënten, theoretische eruditie en hier en daar een vleugje humor, schetst Vanheule hoe het denken en voelen binnen de psychotische beleving in elkaar stort.

Wanhoop heerst

Psychotische ervaringen, wanen en hallucinaties vervreemden de persoon van de buitenwereld. Indrukken van buitenaf overspoelen de persoon, die er geen weg mee weet. Het zelfgevoel stort in elkaar. Het ‘ik’ is niet langer een veilig vertrekpunt.

‘Angst is de slechtst denkbare houding bij het benaderen van iemand met een psychose.’

Ongecontroleerde denkprocessen nemen het leven volledig over. Logische, beredeneerde gedachten laten het integraal afweten. De persoon verliest alle controle, met een allesoverheersende angst en paniek tot gevolg. De wanhoop heerst.

Dit is zo zichtbaar voor zorgverleners, familie en vrienden dat het ook voor hen angstaanjagend wordt. Maar angst is de slechtst denkbare houding bij het benaderen van iemand met een psychose.

Een gouden raad en tevens rode draad doorheen het boek is dan ook: leer als zorgverlener, familie of vriend vooral om te gaan met je eigen angst. Het is de noodzakelijke voorwaarde om te kunnen helpen met de wanhoop en het overweldigende van een psychose.

Diagnose

Binnen de geestelijke gezondheidszorg worden mensen met psychotische belevingen vrijwel onmiddellijk geparkeerd binnen een diagnostische categorie: schizofrenie, schizoaffectieve stoornis, waanstoornis…

‘Een diagnose brengt geen zoden aan de dijk.’

Deze classificatie maakt communicatie tussen zorgverleners eenvoudiger en opent de weg naar specifieke zorg. Bovendien zorgt het voor angstreductie bij zorgverleners en de omgeving van de patiënt.

Alleen brengt de diagnose geen zoden aan de angstdijk van de patiënt. Die blijft overspoeld door de vreemde beleving. Weggespoeld ook, waardoor het individu steeds verder wegebt. Bovendien kleeft het stigma van de diagnose decennia later nog aan het lijf.

Radicaal

Vanheule’s voorstel is radicaal. Laat ons afstappen van onze vooringenomenheid en de psychose allereerst beschouwen als een hunkering naar erkenning en verbondenheid. Anders gesteld: laat ons open staan voor de bevreemdende ervaringen en creatief op zoek gaan naar verbinding.

‘Laat ons open staan voor de bevreemdende ervaringen en creatief op zoek gaan naar verbinding.’

Niet vanuit psychiatrische of psychologische beschouwingen – die we uiteraard wel moeten meenemen in de behandeling – maar bovenal vanuit een rustgevende en angstvrije basishouding. Dat klinkt misschien futiel, maar dat is het verre van. Dat is aartsmoeilijk en vaak ook confronterend.

Vanheule staaft zijn visie met een combinatie van strakke theoretische argumentatie en veel voorbeelden en praktijkervaring.

Elk mensenverhaal is een film

De professor verwijst meermaals doorheen het boek naar een metafoor van de Portugese neuroloog Antonio Damasio: elk mensenverhaal is een film. Onze hersenen monteren dag en nacht een zelf geschreven, geregisseerde en geacteerde film waarin beelden en taal orde scheppen in de chaotische werkelijkheid.

Bij een psychose is niet alleen het scenario zoek, de persoon heeft ook niet langer de regie in handen en heeft niet meer het gevoel zelf te acteren. Bovendien valt de belichting weg, passen de attributen niet bij het verhaal en loopt het montageproces in het honderd. Kortom, de verbindende kracht van woord en beeld gaat verloren.

‘Therapeuten moeten rustig en angstvrij mee op zoek gaan.’

Dat brengt, zo stelt Vanheule, iemand “aan de afgrond van zijn eigen existentie: Ben ik wel? Zo ja, wie of wat dan?” De persoon wordt overvallen door een ongecontroleerde verbeelding en ondergaat de tomeloze fantasie van de waan of de hallucinatie. Dat creëert een drijfzandpositie. “Voor een bewustzijn zonder verhaal zijn wanen en hallucinaties een uitweg. Ze bieden een minimale ontsnappingsmogelijkheid waardoor je niet verdwijnt in een wezenloos niets.”

Ruw en onversneden

Therapeuten moeten rustig en angstvrij mee op zoek gaan naar de flarden scenario die resteren, naar passende attributen, settings en tegenspelers, naar de geschikte montagetechniek. Met als finale doel: het herinstalleren van het individu als regisseur en producer van de eigen film.

‘De inhoud van de psychose doet ertoe.’

Vanheule stelt onomwonden dat de inhoud van de psychose er wel degelijk toe doet. Het individu drukt op die manier ruw en onversneden uit wat hem beroert. Daarmee gaat de auteur in tegen de gangbare aanname dat het beter is om niet in te gaan op de bizarre hallucinaties en waanbeelden.

Spreekverbod op de waanzin

Helaas, aldus Vanheule, ligt de focus binnen de psychiatrie en directe omgeving zelden op de beleving. Er wordt natuurlijk wel gepraat binnen de psychiatrie, maar er heerst een spreekverbod op de waanzin. Nochtans liggen net daar waardevolle aanknopingspunten voor het spoedig installeren van enige rust en verbondenheid, essentieel voor het uiteindelijke herstel.

Bij de psychose verschijnen gedachten en gevoelens die geen andere uitdrukkingsvorm vonden. De verbondenheid die ontstaat bij het omzetten van ruwe psychotische ervaringen tot denkbare gedachten (het slijpproces) is de belangrijkste voorspeller voor een goede uitkomst van de behandeling.

Andere behandelweg

Vanheule drukt zich niet uit in een verheven taal die ontoegankelijk is voor de niet-expert, integendeel. Hij voert ook geen strijd tegen de gangbare en vooral farmaceutische behandeling van psychoses. Wel wijst hij op de tekortkomingen van die aanpak. Bij een kwart van de patiënten hebben antipsychotica een goed resultaat, bij een kwart zijn er geen positieve effecten en bij de resterende helft is er enig effect, maar zijn er ook heel wat hinderlijke bijwerkingen.

Het boek ‘Waarom een psychose niet zo gek is’ toont een fundamenteel andere behandelweg en dat maakt het zeer boeiend voor zorgverleners, beleidsmensen, familieleden en vrienden van patiënten.

Enkel door verbindend en creatief te luisteren en te spreken over de psychose kan men aanknopingspunten vinden voor een effectieve behandeling. Dat vraagt weliswaar veel tijd en energie. Sommigen beweren dat een dergelijke aanpak onhaalbaar, want onbetaalbaar is. Vanheule vindt dat wanhopige mensen onze tijd en energie verdienen.

Reacties [3]

  • Reynders

    U heeft het vooral over angstpsychose denk ik,een manische psychose lijkt me nog anders in mekaar

  • guy van der borght

    Gevoelens tijdens een psychose onderschat onderwerp. Iemand gaat in psychose door onverwerkte gevoelens uit het verleden. Door deze rugzak kunnen ze minder aan in het heden.en zo ga je sneller in psychose

  • Wilrik Wouters

    Grotendeels eens.
    Een angstige reactie is voor mij al wel eens een duidelijke indicatie geweest dat ik “te ver ging/zat”.
    Dat heeft toen wel geholpen om wat zelfinzicht te krijgen.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.