Niet alleen het kerkelijk beleid met betrekking tot seksueel misbruik (van de Vaticaanse richtlijnen over de schuld van het celibaat tot het kerkelijke sekstaboe) komt aan bod. Ook het wetenschappelijk onderzoek naar pedofilie wordt belicht met meerdere casestudies waarbij de auteur dieper ingaat op incest, satanisch misbruik en kinderseksnetwerken. Ten slotte komt het backlash-fenomeen, dat verklaart waarom slachtoffers lange tijd ongeloofwaardig werden bevonden, ruim ter sprake. De epiloog besteedt aandacht aan schuld en boete, aan het verborgen verdriet en de open vragen. Een overzicht met wetenschappelijke bijdragen van professor Pyck en een lijst met licentiaatsverhandelingen sluit het boek af.
Het wetenschappelijke luik over pedofilie in gezagsrelaties onderscheidt de pedofiel die kickt op kinderen tot maximum twaalf jaar, van de efebofiel die kickt op pubers. De pedofielen trachten “een bijzondere band” op te bouwen met het slachtoffer en richten zich vaak op kinderen die op zoek gaan naar intimiteit omdat die in de huiselijke sfeer niet te vinden is. De pedofiel heeft geen of slechts een heel beperkte natuurlijke rem en een gebrek aan impulscontrole. De DSM-IV spreekt bij pedofiel misbruik van duidelijk leed (distress) en verzwakking (impairment) van het sociaal en beroepsmatig functioneren van de betrokkene. Volgens Freud is seksueel misbruik tijdens de kinderjaren de belangrijkste oorzaak van hysterie en emotionele instabiliteit.
‘Believers/disbelievers’
Veel aandacht in het boek gaat naar het luik ‘believers/disbelievers’. Misbruik is vaak geen zwart-wit kwestie. Tussen flarden van waarheid zitten grijstinten van fantasie die de waarheid wellicht verdringen maar zelden ontkrachten. Het wel of niet geloven van één van beide partijen is vaak gekleurd door het fenomeen dat “wat je niet kent, je ook niet herkent”. Het verband tussen taboe en macht is vaak sterk en ondoorzichtig, waardoor de dader wordt vergeven en het slachtoffer, dat vaak op een gesofisticeerde manier gehersenspoeld werd en onder controle wordt gehouden, moet zwijgen.
Bij chronisch getraumatiseerde kinderen wordt het steeds complexer om werkelijkheid en fictie te scheiden (false memory syndrome – FMS). Dissociaties in het expliciete geheugen zijn louter kwestie van zelfverdediging en zelfbehoud. Sommige slachtoffers geloven dat ze de enigen zijn die een ‘bevoorrechte relatie’ met de dader hebben. Als buitenstaander is het belangrijk met deze extremen rekening te houden.
Pyck wijst erop dat de controle over het kind in stand gehouden wordt via ‘verleidingstechnieken’ waar ook de zorg voor het kind vaak deel van uitmaakt. Hierdoor ontstaat bij het kind een erg ambigu gevoel, hij of zij begrijpt de seksuele activiteiten binnen deze zorgrelatie niet . En ook de omgeving (familie, politie, hulpverlening, school) maakt wel eens de fout uit ‘failure of imagination’, want “zoiets gebeurt niet in deze familie!” Omdat het moeilijk is de absolute gruwel voor te stellen, gelooft men de slachtoffers vaak pas na expliciet bewijsmateriaal. Zonder bewijslast wordt vaak op onverschilligheid of wantrouwen gebotst.
Macht
Naast intimidatie en verleiding wordt ook gebruik gemaakt van geruchten en roddels, van dreigen met sancties en isolement om het onderzoek op een dwaalspoor te brengen. Zo wordt diegene die een probleem aankaart zelf tot het probleem gemaakt. Dit is een succesvolle tactiek omdat de media wel te vinden zijn voor een portie sensatie. Het maatschappelijk taboe (denk bijvoorbeeld aan het seksueel misbruik van kinderen door geestelijken) is soms groter dan het algemeen belang om de slachtoffers te horen en te helpen. Mensen in een machtspositie zullen zelden vrijwillig toegeven dat ze in de fout zijn gegaan. Soms reikt hun macht zelfs tot op politioneel-juridisch niveau waardoor hulp aan het slachtoffer heel moeilijk wordt.
Omdat slachtoffers van misbruik vaak levenslang lijden aan een verstoord evenwicht tussen afstand en nabijheid, mogen de daders nooit ongemoeid gelaten worden. Hoe lang het vergrijp ook in het verleden ligt. Door verjaarde feiten onbehandeld te klasseren, wordt het lijden, de eenzaamheid en het gevoel (door de kerk) in de steek gelaten te zijn alleen maar versterkt. Er is dus werk aan de winkel om de stilte te kunnen doorbreken. Zelfs voor klokkenluiders is dit moeilijk omdat machthebbers de toegang tot relevante informatie kunnen blokkeren, waardoor de klokkenluider soms zelf in verdenking wordt gesteld. Het is dan ook belangrijk de verwevenheid tussen misbruik en macht uit de taboesfeer te halen.
Ik sluit mijn recensie dan ook af met de laatste zin op pagina 230: “De kerk moet niet alleen het eigenlijke seksueel misbruik aanpakken maar ook de kerkelijke structuren en instellingen die soortgelijke misbruiken nog alle dagen in de hand werken.” Bijna drie jaar na het verschijnen van Karel Pyck’s boek blijft dit een belangrijk uitgangspunt om macht en misbruik terug te dringen.
Reacties
Zeker lezen
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Jongeren over gezond leven: ‘Ook wat ongezond is, kan gelukkig maken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies