Verschraling van het aanbod
Willy Faché is de pensioengerechtigde leeftijd al lang voorbij, maar hij blijft aan de slag. In zijn academische carrière maakte hij ommetjes in de culturele sector en het sociaal toerisme. Maar zijn hart bleef bij het jongerenwerk liggen.
‘Zijn hart ligt bij het jongerenwerk.’
Hij bleef de scene volgen. Enerzijds merkte hij hoe de decentralisering van het jeugdwerkbeleid in de jaren negentig ertoe leidde dat jeugdhuizen verschillend evolueerden naargelang de lokale debatten. Faché noemt het zelf een verschraling van het jeugdhuiswerk. Anderzijds zag hij ook hoe in het jeugdwerk de rol van volwassenen doorheen de jaren geminimaliseerd werd.
Weggevalen en weer inbouwen
Door een combinatie van beide evoluties vielen een aantal jeugdwerkfuncties weg. Faché verwijst expliciet naar het informatie- en adviesbeleid, dat andere stokpaardje doorheen zijn lange carrière.
Die evolutie vinden we ook in het bredere sociaal werk terug. Voorzieningen verbreden hun functies omdat ze onbeantwoorde noden identificeren. Na verloop van tijd voelen praktijk en beleid de noodzaak om die functies te verzelfstandigen. Nog wat later worden die ingebouwd in een groter geheel.
Zo werd bijvoorbeeld de informatie- en adviesfunctie uitgebouwd als een informeel en laagdrempelig bijkomend aanbod in het jeugdwerk. Vervolgens verzelfstandigde die functie in de jongerenadviescentra (JAC) om uiteindelijk op te gaan in de Centra voor Algemeen Welzijnswerk. Of hoe een aanvullend aanbod uitgebouwd door het jeugdwerk, vervolgens geabsorbeerd werd in het klassieke sociaal werk waar het een kritisch alternatief voor was.
Aandacht voor informeel leren
Faché heeft het ook over de jeugdontwikkelingsbenadering. Jeugdhuizen richten zich op jongeren die zich in een cruciale levensfase bevinden. De activiteiten zouden dan ook gericht moeten zijn op de leer- en ontwikkelingsprocessen die eigen zijn aan de adolescentie. Daarom valt jeugdhuiswerk terug op informeel leren onder jongeren, dus zonder een al te bevoogdende inbreng van volwassenen.
Faché knoopt daarmee opnieuw aan bij de ontwikkelingspsychologische en pedagogische grondslagen van het jeugdwerk. Hij zet daarmee de lijn van zijn levenswerk door.
‘Streven jeugdhuizen de juiste doelen na?’
Hij verwijst hierbij naar heel wat internationale literatuur, maar put ook veelvuldig uit eigen werk. Veel van zijn oud-studenten zullen zich het boekje ‘Actuele en potentiële functies van culturele centra’ herinneren. Daarin ontwerpt de docent een handzaam en bevattelijk overzicht van hoe culturele centra mee vorm kunnen geven aan de individuele ontwikkeling en het gemeenschapsleven. Meer dan dertig jaar later doet hij dat nog eens over, maar dan voor jeugdcentra.
Nederlandse mosterd
Jeugdhuizen en jongerencentra moeten zich volgens de auteur niet alleen de vraag stellen hoe ze effectiever kunnen werken. Ze moeten zich ook afvragen of ze wel de juiste doelen nastreven. Dit boek heeft de ambitie om daarover uitspraken te doen, gebaseerd op een analyse van meer dan vijfhonderd recente en minder recente publicaties over jeugdhuiswerk in Europa, de Verenigde Staten, Canada en Australië.
Zoals vanouds haalt Faché een deel van de mosterd in Nederland. In het spoor van onze noorderburen pleit hij voor ‘verbreed jongerenwerk’, naast het bestaande ‘traditionele’ jongerenwerk.
Jongerenwerk als voorveld
Faché gaat hier wat te gemakkelijk voorbij aan de vaststelling dat het Nederlandse jongerenwerk, anders dan het Vlaamse, eenzijdig gericht is op jongeren met problemen. De aandacht voor plezier en informeel leren werd er geofferd op het altaar van de zorgmanagers.
‘Nederlands jongerenwerk is gericht op problemen.’
Wat de Nederlanders vernieuwend noemen, is in feite een teruggrijpen naar beproefde recepten uit het verleden. Dat gebrek aan historische denken, is niet zonder risico. Het zogenaamde ‘verbrede’ jongerenwerk wordt dan instrumenteel heringevoerd als een methode om toe te leiden naar het probleemgeoriënteerde werkveld of als een voorveld dat het ‘echte’ werk moet faciliteren.
Negen functies
Faché is zich bewust van het spanningsveld tussen het koesteren van het informele en het introduceren van een zekere doelrationaliteit. Het risico van zijn ontwerpgerichte benadering van functies is dat het jeugdwerk onderworpen wordt aan een blauwdruk en dus minder open wordt.
Daarom besteedt de auteur veel aandacht aan deze functies. Hij kent aan jeugdhuiswerk negen functies toe. We sommen ze op. Jeugdhuiswerk faciliteert ontmoeting met leeftijdgenoten en bevordert nieuwe vriendschappen, het optimaliseert vrijetijdsbeleving, het ondersteunt jongereninitiatief, het bevordert leren, het draagt bij aan de identiteitsontwikkeling, het faciliteert de toegang tot gepersonaliseerde informatie en advies, het leert omgaan met diversiteit, het verdedigt de rechten van jongeren, en het bevordert democratische vaardigheden.
Pret en verzet
Willy Faché schetst een breedbeeld van de functies die overheen de grenzen van tijd en ruimte aan jeugdhuiswerk werden toegekend. Hij beroept zich daarbij op de praktijken die werden ontwikkeld in de jaren zeventig. Toen werden de oorspronkelijke, brede sociaalpedagogische strategieën in functie van een vlotte integratie van de arbeidersklasse omgevormd tot alternatieve pedagogische praktijken gericht op ontvoogding en emancipatie.
De ontwikkelingen van de voorbije decennia brachten ons een jeugdwerkpraktijk die steeds meer gedragen werd door jongeren zelf. Deze praktijk weekte zich soms los van pedagogische doelstellingen ten voordele van pret en verzet.
Samen jong zijn
De huidige praktijk staat dan ook ver af van de vrij technische en ontwerpgerichte benadering van open jeugdwerk die Faché toen mee populariseerde.
Dat impliceert helemaal niet dat we dit boek moeten klasseren als oubollig en overbodig. Willy Faché bekritiseert terecht de wijze waarop de pedagogiek van het jeugdwerk doorheen de jaren uitgehold werd. In het beleid werd de pedagogiek grotendeels vervangen werd door methodische insteek gericht op participatie. Daarbij moeten zoveel mogelijk jongeren bereikt worden.
‘De pedagogiek van het jeugdwerk werd uitgehold.’
In de praktijk overheerst het ‘samen jong zijn’ paradigma. Een te ontwerpgerichte benadering loopt het risico om informele praktijken te formaliseren en zo te ontkrachten. Dat mag nooit de bedoeling zijn. Maar het is wel goed dat jeugdwerkers en beleidsmakers stilstaan bij de enorme kracht van onze jeugdwerkpraktijken. Die zit niet alleen in het afzonderen van jongeren (‘laat ze maar doen’), maar ook niet alleen in het bereiken van jongeren (‘hou ze van de straat’).
Jeugdwerkactiviteiten hebben uiteenlopende actuele en potentiële functies voor een grote diversiteit aan jongeren.
Ruimte voor en door reflectie
Niet alle jongeren hebben dezelfde noden of zoeken dezelfde dingen in jeugdwerk. Dat hangt sterk samen met hun eigen achtergrond en geschiedenis. De rode draad van jeugdwerk is plezier en samenzijn.
‘Niet alle jongeren hebben dezelfde noden.’
Maar in pakweg een DJ-contest vindt de ene een verruiming van haar vriendenkring, de andere oefent er zijn technische skills, nog een andere wint aan zelfvertrouwen, nog een andere leert er hoe een event te organiseren of doorbreekt de verveling die hem aan de cannabis bracht, nog iemand grijpt de gelegenheid aan om even te ontsnappen aan een beschermende thuiscontext en nog een andere vindt er zorg en aandacht van een volwassen jeugdwerker.
Delicate oefening
Een jeugdwerker kan niet alles plannen omdat de diversiteit van jongeren zo groot is. Het is wel van belang om ruimte te laten en zeker ook goed te observeren en evalueren wat een praktijk allemaal mogelijk maakt voor jongeren. Jeugdwerk is een krachtige, maar kwetsbare praktijk. We moeten daar zeer bedachtzaam mee omgaan en tegelijk zeer veel sociale en pedagogische handelingsruimte laten.
Faché helpt ons bij die delicate oefening door ons een kader voor te houden van alle mogelijke functies die doorheen de tijd werden uitgebouwd en afgebouwd in het open jeugdwerk. Daarmee biedt dit boek exact wat de, aartslelijke, titel aankondigt.
Snapchat en Instragram
Willy Faché geeft ons tot slot een enorm uitgebreide literatuurlijst mee. Met hier en daar wat slordigheidjes en vergetelheden, maar op deze gezegende leeftijd is hem dat vergeven.
‘Een jeugdwerker kan niet alles plannen.’
Dat geldt naar mijn aanvoelen ook voor de vaststelling dat hij grotendeels voorbijgaat aan de manier waarop Snapchat, Instagram en andere digitale media de leefwereld van jongeren ingrijpend veranderen.
Nog ingrijpender is de immense precariteit die veroorzaakt wordt door het ondergraven van onze verzorgingsstaat. Die ontwikkeling ontneemt de meest kwetsbare groepen een veilig toekomstperspectief. Ook die realiteit blijft onderbelicht. Toch brengen de ‘abstracte’, maar zeer systematische bespiegelingen van Faché inspiratie aan een praktijk die enerzijds vaak verzandt in Praktizismus en anderzijds beleidsmatig zeer instrumenteel wordt ingezet.
Reacties
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies