Utilitarisme
In het eerste deel komen waarden zoals liefde, vriendschap, vrijheid, welzijn en geluk aan bod. In deel twee worden de ethische hoofdstromingen voorgesteld. Te beginnen met het utilitarisme dat stelt dat enkel de gevolgen van een handeling bepalen of deze moreel juist of slecht is.
“Enkel de gevolgen bepalen of een handeling moreel juist of slecht is.”
Enkel het effect wordt in rekening gebracht. De intentie is van geen belang. De consequenties van een radicaal utilitarisme zijn vergaand. Indien drie levens kunnen gered worden door er één op te offeren, is dit binnen het utilitarisme een moreel aanvaardbare optie.
Plichtenethiek
De tweede stroming is de deontologie of de plichtenethiek. Goed handelen wordt hier gelijk gesteld met het navolgen van een morele plicht. Filosoof Immanuel Kant stelde dat we dienen te handelen volgens een ‘maxime’ of gedragsregel, waarvan je redelijkerwijze kan willen dat deze een algemene wet zou zijn.
Een tweede imperatief die Kant poneert, is dat we in ons handelen de mens steeds als doel en nooit louter als middel mogen beschouwen. Een ‘Kantiaan’ zal nooit aanvaarden dat het leven van één persoon wordt opgeofferd – en dus als middel wordt gebruikt – om de levens van drie anderen te redden. Het menselijk leven heeft een a priori waarde waar men niet kan aan tornen.
Contract of deugd
De contracttheoretici vertrekken vanuit het belang van onze onderlinge afhankelijkheid. Het resultaat van ons handelen hangt vaak af van het handelen van anderen. Deze onderlinge afhankelijkheid of ‘interdependentie’ kan aanleiding zijn tot het aangaan van een sociaal contract.
In een dergelijk – in principe onuitgesproken – contract kunnen dan bijvoorbeeld sommige vrijheden worden opgegeven omwille van de anderen. Uiteindelijk doel is een veilige samenleving met een maximale vrijheid.
De deugdenethiek is opnieuw aan een opmars bezig. Aristoteles mag dan bijna 2500 jaar dood zijn, zijn ideeën blijken erg levendig. Deze ethische invalshoek stelt minder de handeling dan wel de handelende persoon voorop met als kernvraag: In welke mate is de handelende persoon een deugdzaam persoon? Voor Aristoteles is dit iemand die het ‘juiste midden’ weet te bewandelen.
Zorgethiek
Ook de zorgethiek komt in een apart hoofdstuk aan bod. Het is een praktische ethiek, wars van abstracte principes. Het gaat om de juiste houding van de zorgverlener en om het behouden van relaties tussen concrete mensen.
Doordat er echter geen algemene regels kunnen worden gehanteerd, blijft de zorgethiek mijns inziens een wat ondergeschoven kind vergeleken met de andere ethische tradities.
Niet voor de leek
De moeilijkheidsgraad van het boek is hoog, en het niveau gaat nog crescendo in de delen drie en vier. In deel drie komt de ‘morele psychologie’ aan bod. Hier gaat het over karakter en morele verantwoordelijkheid. Concepten als egoïsme en altruïsme worden onder de loep genomen en getoetst.
Het laatste deel gaat over ‘meta-ethiek’. Hier wordt onder meer aandacht besteed aan de ‘vergissingstheorie’ die stelt dat we helemaal geen morele eigenschappen zoals goed of slecht kunnen toeschrijven. Simpelweg omdat dergelijke morele eigenschappen niet bestaan. Verder worden het moreel relativisme en het ‘contextualisme’ geanalyseerd.
Dit handboek is niet weggelegd voor de leek. Het is geen vlotte doorlezer. Sommige passages moet je in functie van een goed begrip herlezen en herkauwen. En dan nog bleken ze te taai voor mij.
Reacties
Zeker lezen
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Jongeren over gezond leven: ‘Ook wat ongezond is, kan gelukkig maken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies