Achtergrond

Zelfcompassie maakt je een betere hulpverlener

Isabel Berckmans, Caroline Damman, Goedele Slots

Als je werkt in een zorgend of helpend beroep, weet je hoe waardevol een compassievolle houding is. Maar ook compassie voor jezelf is essentieel, schrijft onderzoeker Isabel Berckmans (Odisee Hogeschool). “Zo kun je present blijven bij het lijden van de ander, zonder jezelf weg te cijferen of te verliezen.”

© Unsplash / Josh Withers

Empathie als basis

Sociale professionals werken in een context van structurele ongelijkheid, met beperkte middelen en in confrontatie met traumatische levensverhalen. Ze zien empathie vaak als een morele kernverantwoordelijkheid: ze vormt de basis van elke betekenisvolle hulpverleningsrelatie.

Empathie stelt hulpverleners in staat om zich in te leven in het lijden van anderen, moreel geëngageerd te handelen en cliënten te benaderen met menselijkheid en respect. Het draagt bij aan de effectiviteit van hulpverlening en geeft hulpverleners een gevoel van zingeving en professionele verbondenheid.

‘Het is alsof ik mijn hele voorraad empathie overdag gebruik en ’s avonds niets meer overhoud.’

Maar in deze krachtbron schuilt ook een kwetsbaarheid. “Het is alsof ik mijn hele voorraad empathie overdag gebruik op het werk en ’s avonds niets meer overhoud voor mijn gezin,” vatte een sociale professional het samen tijdens een vorming.

Een andere sociaal werker vertelde me eens: “Als iemand hulp nodig heeft, sta ik naast hen – met een luisterend oor, een tas thee en een bemoedigend woord: ‘Je kan dit.’ Maar het is moeilijk om diezelfde betrokkenheid vol te houden voor veel mensen tegelijk en dat dag na dag, terwijl de dossiers zich blijven opstapelen.”

“Op een bepaald moment verandert ‘Je kan dit’ stilaan in ‘Weer hetzelfde verhaal…’ of ‘Wanneer verandert er nu eindelijk iets?’ Ik zou het nooit luidop zeggen, maar soms betrap ik mezelf erop dat ik het denk.”

Empathische stress

De voorbeelden illustreren dat wanneer empathische betrokkenheid niet gepaard gaat met emotionele regulatie of structurele ondersteuning, ze kan omslaan in stress, secundaire traumatisering of burn-out.

Deze gevolgen treffen niet alleen het welzijn van de sociale professional, maar raken ook de kern van het beroep. Wat ooit vanzelfsprekend aanvoelde – het nabij zijn, het luisteren – wordt een taak die energie kost. De innerlijke motivatie om te helpen verdwijnt achter een schild van zelfbescherming.

‘Hoe kan een hulpverlener zorgdragen voor anderen zonder zichzelf te verliezen?’

Denk bijvoorbeeld aan sociale professionals die cliënten bewust op afstand houden. Of professionals die op automatische piloot luisteren naar hun cliënten. Die niet meer écht aanwezig zijn in het gesprek. Niet omdat ze hun cliënten niet belangrijk vinden, maar omdat ze anders zichzelf kwijtraken.

Dit roept de prangende vraag op: hoe kan een hulpverlener zorgdragen voor anderen zonder zichzelf te verliezen? Een deel van het antwoord ligt bij compassie en zelfcompassie.

Vaak verward met empathie of medelijden

Compassie wordt vaak verward met empathie of medelijden. Het verschil ligt in de manier waarop we ons verhouden tot het lijden van anderen. Empathie betekent dat we het lijden van de ander meevoelen – een proces dat cruciaal is voor verbinding, maar ook emotioneel belastend kan zijn.

Wanneer het onderscheid tussen zelf en ander vervaagt, neemt het risico op emotionele uitputting toe. Medelijden daarentegen creëert eerder afstand dan verbinding: we voelen ons superieur of kijken neer op de ander in lijden.

‘Veel hulpverleners staan huiverig tegenover zelfcompassie.’

Compassie is een meer gereguleerde en actieve respons: het is het vermogen om het lijden van een ander te herkennen en bewust de intentie te ontwikkelen om dat lijden te verlichten, zonder overidentificatie met de cliënt of zelfverlies. Het gaat over ‘voelen voor’ in plaats van ‘voelen met’.

Volgens Paul Gilbert bestaat compassie uit drie richtingen: compassie geven aan anderen, compassie ontvangen van anderen, en zelfcompassie. Vooral dat laatste blijkt cruciaal voor mensen in zorgende beroepen, maar is vaak het minst ontwikkeld. Veel hulpverleners hulpverleners staan huiverig tegenover zelfcompassie omdat het wordt geassocieerd met zwakte of egoïsme, zeker in een professionele cultuur die al dan niet onbewust zelfopoffering waardeert.

Zelfcompassie is geen zelfmedelijden

Kristin Neff definieert zelfcompassie als een houding van milde en moedige vriendelijkheid tegenover onszelf in momenten van falen, pijn of onzekerheid. Zelfcompassie is géén zelfmedelijden, noch een manier om moeilijke emoties te vermijden. Integendeel: het is een actieve bereidheid om present te blijven bij eigen lijden, zonder erin op te gaan of het weg te duwen.

Zelfcompassie bestaat uit drie samenhangende componenten. Om te beginnen schuift het zelfvriendelijkheid naar voren als alternatief voor zelfkritiek. In plaats van onszelf neer te sabelen bij fouten of moeilijke emoties, nodigt zelfcompassie uit tot een warme en steunende houding, zoals we die ook zouden tonen aan een vriend. We erkennen dat het moeilijk is en vragen ons af: “Hoe kan ik goed voor mezelf zorgen op dit moment?”

Daarnaast vraagt zelfcompassie een open, evenwichtige aandacht voor wat moeilijk is, zonder de pijn te negeren of erin te verdrinken. Geen vereenzelviging met onze gedachten en gevoelens dus, maar maar mindfulness. Dat wil zeggen dat we die gedachten en gevoelens observeren zonder oordeel en ze erkennen als iets tijdelijks.

‘Zelfcompassie is een actieve bereidheid om present te blijven bij eigen lijden, zonder erin op te gaan of het weg te duwen.’

Zelfcompassie herinnert ons er tot slot aan dat lijden, falen en kwetsbaarheid inherent zijn aan het mens-zijn. In plaats van te denken: “Waarom overkomt mij dit?” erkennen we dat dit bij het leven hoort. “Iedereen ervaart pijn en moeilijkheden.” Die erkenning verbindt ons met anderen en voorkomt dat we ons isoleren.

Zelfcompassie is dus allesbehalve een “zielige ik”-houding. Het gaat uit van gedeelde menselijkheid en helpt om pijn niet te overdrijven of dramatiseren. Het is een realistische en verbonden manier van omgaan met moeilijkheden. Onderzoek toont aan dat mensen met meer zelfcompassie vaker het perspectief van anderen kunnen innemen in plaats van zich volledig te verliezen in hun eigen verdriet. Ze hebben ook minder de neiging om te blijven piekeren.

Neurowetenschap van compassie

De voorbije twee decennia heeft neurologisch onderzoek aangetoond dat compassie geen zweverig begrip is, maar neurologisch verankerd is en je het kan trainen. Een van de belangrijkste inzichten is dat er in je brein iets anders gebeurt bij empathie dan bij compassie.

Wanneer we worden geconfronteerd met het lijden van anderen, activeert empathie hersengebieden die betrokken zijn bij onze eigen pijnervaring. Deze activatie helpt ons om lijden te herkennen, maar kan bij langdurige blootstelling leiden tot empathische overbelasting, hulpeloosheid, terugtrekgedrag en burn-out.

‘Compassie activeert een ander hersennetwerk dan empathie.’

Compassie daarentegen – een liefdevolle betrokkenheid zonder overidentificatie – activeert een ander hersennetwerk: het belonings- en hechtingssysteem. Activatie van dit netwerk wordt in verband gebracht met gevoelens van verbondenheid, sociale motivatie en verhoogde veerkracht.

Voor sociale professionals heeft dit inzicht belangrijke implicaties: de sleutel ligt niet in minder voelen, maar in anders voelen.

“De sleutel ligt niet in minder voelen, maar in anders voelen.”

Compassie kan je trainen

Compassie is geen statische eigenschap die je hebt of niet hebt. Het is een menselijk vermogen dat actief ontwikkeld en versterkt kan worden. Dankzij het principe van neuroplasticiteit – het vermogen van het brein om zich aan te passen op basis van ervaring – weten we dat deze netwerken actief getraind kunnen worden.

Zelfs korte compassietrainingen van enkele dagen kunnen al leiden tot meetbare veranderingen in hersenactiviteit. Zo bleek uit onderzoek dat empathietraining leidt tot verhoogde negatieve emoties en toegenomen activatie in het pijnnetwerk.

‘Empathietraining leidt tot verhoogde negatieve emoties.’

Maar wanneer deelnemers daarna een compassietraining volgden, verminderde de negatieve activatie en werd de hersenactiviteit verlegd naar gebieden die geassocieerd zijn met positieve emoties, motivatie en sociale verbondenheid. Compassietraining leidde dus niet tot afvlakking, maar tot transformatie: negatieve impact werd vervangen door warme, sociale responsen op lijden.

Een uitgebreide systematische review bracht zes wetenschappelijk onderbouwde compassietrainingen in kaartCompassionate Mind Training (University of Derby), Mindful Self-Compassion (University of Texas & Harvard Medical School), Compassion Cultivation Training (Stanford University), Cognitively-Based Compassion Training (Emory University), Attachment-Based Compassion Therapy (University of Zaragoza) en Cultivating Emotional Balance (University of California, San Francisco).Deze trainingen combineren inzichten uit de psychologie, neurowetenschap en contemplatieve tradities.

Ondanks verschillen delen deze trainingen enkele belangrijke elementen: psycho-educatie over stressreacties in het brein en lichaam, oefeningen in aandacht en ademhaling, reflectie op zelfkritiek en schaamte, en het trainen van een vriendelijke, ondersteunende innerlijke stem.

Meditatie brengt aandacht, zonder oordeel

Veel van deze oefeningen zijn gebaseerd op meditatie en visualisatiepraktijken. Meditatie speelt een centrale rol. Niet vanuit een religieus perspectief, maar omdat meditatie mensen helpt om aanwezig te blijven bij moeilijke emoties – met aandacht, zonder oordeel.

Tijdens een zelfcompassieoefening word je bijvoorbeeld uitgenodigd om jezelf toe te spreken zoals je dat bij een goede vriend zou doen. Eerst stel je je voor hoe je die vriend zou troosten. Daarna draait het perspectief om: gun jezelf diezelfde troost.

‘Het besef dat ook jouw eigen pijn bestaansrecht heeft, brengt rust.’

In het begin voelt dat misschien vreemd, belachelijk of ongemakkelijk. Alsof je het niet verdient, of alsof het toch niets zal veranderen. Maar juist het besef dat ook jouw eigen pijn bestaansrecht heeft, brengt rust. Omdat jij er ook gewoon bent, in deze wereld. En omdat je de vriendelijkheid die je aan een ander gunt, ook aan jezelf mag schenken.

Deze oefening verandert helaas niets aan de complexe maatschappelijke situaties of de ervaringen van onrecht waarmee cliënten geconfronteerd worden. Maar misschien wel iets in je eigen hulpverlenershoofd: ze laat toe om present te blijven bij het lijden van de ander, zonder jezelf weg te cijferen of te verliezen.

McMindfulness en structurele blinde vlekken

Compassie fungeert als een emotieregulatiestrategie die negatieve gevoelens kanaliseert in positieve betrokkenheid. Verschillende onderzoeken tonen aan dat compassie en zelfcompassie samenhangt met meer psychologisch welbevinden, grotere emotionele veerkracht, en minder symptomen van angst, depressie en burn-out. Op professioneel vlak blijkt zelfcompassie en beschermende factor tegen secundaire traumatisering. Bovendien bevordert ze werktevredenheid en duurzame inzetbaarheid.

Hoewel compassie- en zelfcompassietrainingen wetenschappelijk onderbouwd zijn en positieve effecten kunnen hebben, is het belangrijk om er geen wondermiddel in te zien. Zo is compassie zonder systeemkritiek incompleet. Wanneer compassie losgekoppeld wordt van haar maatschappelijke en politieke context, dreigt ze te worden gereduceerd tot een individuele copingstrategie die mensen leert zich aan te passen aan onrecht, in plaats van dat onrecht aan te kaarten of structureel te veranderen.

‘Compassie zonder systeemkritiek is incompleet.’

Sociologen en activisten zoals Ron Purser wijzen op de risico’s van ‘McMindfulness’: een depolitiserende tendens waarbij mediatieve praktijken worden ingezet om mensen productief en veerkrachtig te houden binnen stressvolle en zelfs schadelijke systemen.

Compassietraining verliest dan haar transformatieve potentieel. Het wordt een neoliberaal instrument dat collectieve problemen individualiseert. Dit is bijzonder problematisch in het sociaal werk, waar hulpverleners dagelijks geconfronteerd worden met structurele ongelijkheid, racisme, armoede en sociale uitsluiting.

Naar een geïntegreerde benadering

De oplossing ligt niet in het afwijzen van compassietraining, maar in het kritisch integreren ervan binnen een breder sociaal, ethisch en politiek bewust kader. Compassie mag geen vervanging worden voor syndicale actie, systeemkritiek of beleidsverandering – ze moet deze net ondersteunen en verdiepen.

Zoals David Forbes stelt, vereist innerlijke ontwikkeling ook sociaal bewustzijn en maatschappelijk engagement. In zijn boek ‘Mindfulness and Its Discontents’ analyseert hij hoe mindfulness in het Westen vaak wordt ontdaan van zijn boeddhistische wortels, waarin het lijden wordt erkend als onvermijdelijk en verbonden met onze onderlinge afhankelijkheid.

‘McMindfulness dreigt de oorzaak van lijden te verhullen.’

In plaats daarvan wordt het binnen neoliberale contexten herverpakt als individuele stressregulatie gericht op zelfoptimalisatie en prestaties. Deze McMindfulness, zo waarschuwt Forbes, dreigt eerder de oorzaken van lijden te verhullen dan te transformeren. Ze bevestigt impliciet het systeem dat stress veroorzaakt, in plaats van het in vraag te stellen.

Een ethisch verantwoorde compassietraining moet daarom vertrekken vanuit wat Forbes beschrijft als een “kritische, sociale, morele mindfulness”. Dat is een houding die niet alleen gericht is op zelfregulatie, maar ook op het herkennen en bevragen van structureel onrecht.

Compassie als professionele vaardigheid

In compassiebeoefening schuilt de kracht van wat sommigen een ‘double awareness’ noemen: een bewustzijn dat zowel de innerlijke ervaring als de maatschappelijke context omvat. Het gaat dan om het vermogen om betrokken en zorgzaam aanwezig te zijn en tegelijk kritisch te reflecteren op de sociale structuren waarin die zorg plaatsvindt.

‘Compassie is maatschappelijk relevant.’

Alleen wanneer compassietraining wordt ingebed in de realiteit van sociale hulpverlening – met aandacht voor macht, uitsluiting en solidariteit – kan ze uitgroeien tot een werkelijk transformerende kracht.

In tijden van toenemende werkdruk, emotionele belasting en structurele tekorten zijn compassie en zelfcompassie niet alleen individueel waardevol, maar ook maatschappelijk relevant. Het zijn geen zweverige luxeproducten, maar fundamentele vaardigheden voor wie met mensen werkt die lijden.

Wanneer compassietraining wordt ingebed in een sociaalkritisch bewustzijn kan ze bijdragen aan het welzijn van hulpverleners en aan de kwaliteit van de zorg die zij bieden. Compassie is dan geen ontsnapping aan de werkelijkheid, maar een ethiek van zorg. Het is een manier om vanuit innerlijke veerkracht en sociale betrokkenheid het verschil te blijven maken.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.