Opvangnetwerk volzet
De opvang en integratie van asielzoekers beleeft momenteel opnieuw heftige tijden. Het opvangnetwerk voor asielzoekers zit vol en heel wat vluchtelingen moeten eerst een nacht op straat doorbrengen voor ze de kans krijgen om zich te registreren in het Klein Kasteeltje, het Brussels aanmeldcentrum van Fedasil. Recent sloeg Vluchtelingenwerk Vlaanderen daarover nog een alarmkreet.
‘De periode die asielzoekers in een opvang doorbrengen, nam de laatste jaren sterk toe.’
De oorzaak ligt niet zozeer bij de langzaam stijgende instroom, wel bij een veel te trage uitstroom. Het duurt veel te lang voor asieldossiers behandeld worden.
Gelijktijdig met die alarmkreet verscheen het Nederlandse rapport ‘In uitvoering. Een analyse van het op statushouders gerichte beleid en wat er nodig is om dit beleid te verbeteren’. Dat rapport is geen eendagsvlieg: auteur is het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP), het Nederlands onderzoeksinstituut dat beleidsrelevant onderzoek uitvoert en daarover rapporteert aan regering en parlement.
Nederland en België verschillen op heel wat punten in de aanpak van het asielbeleid. Toch kan ons land veel leren uit dat Nederlands onderzoeksrapport. Onze noorderburen leren beter uit hun fouten en sturen het asielbeleid gericht bij op basis van wetenschappelijke inzichten.
Snelle Nederlanders
Met de asiel- of opvangcrisis van 2015 piekte het aantal asielaanvragen in West-Europese landen.
Nederland koos meteen om de impact hiervan ook wetenschappelijk op te volgen. Hoe verging het die vluchtelingen in Nederland? Dat was de focus van een snel opgestart onderzoeksprogramma. Al in hetzelfde jaar verscheen de beleidsbrief ‘Geen tijd verliezen: van opvang naar integratie van asielmigranten’.
De voorbije jaren volgde een indrukwekkende reeks onderzoeken van het Sociaal Cultureel Planbureau naar de opvang en integratie van Syrische en andere vluchtelingen in Nederland na de vluchtelingencrisis van 2015. Die rapporten zijn gebaseerd op uitvoerige studies bij vluchtelingen.
‘In uitvoering’ is het meest recente rapport in de reeks. Het analyseert het Nederlandse vluchtelingenbeleid, met concrete aanbevelingen wat er nodig is om dat beleid te verbeteren. Opnieuw tekent het rapport enkele beloftevolle pistes uit voor het toekomstig asielbeleid.
Korte opvangperiode bevordert integratie
Het belangrijkste besluit van het onderzoek? Een korte periode in de opvang is cruciaal voor het integratieproces van asielaanvragers. Hoe korter de opvangperiode en hoe zinvoller de tijdsbesteding in de opvang, des te beter de beheersing van het Nederlands en des te gunstiger de arbeidsmarktpositie na de opvang. Langer verblijf in de opvang heeft een negatieve impact op het psychisch welzijn, maar ook op de Nederlandse taalbeheersing en de latere arbeidsmarktpositie.
Toch nam de periode die asielzoekers in de Nederlandse opvang doorbrengen, de laatste jaren sterk toe. De oorzaak is de onderbestaffing van de diensten die de asielaanvragen moeten beoordelen. Die langere duurtijd van de asielprocedure is geen goede zaak voor de vluchtelingen, maar ook niet voor de ontvangende samenleving.
Doorlooptijd halveren
Hetzelfde beeld zien we in België. Hier duurt een asielaanvraag momenteel gemiddeld iets meer dan één jaar, blijkt uit een antwoord van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi op een parlementaire vraag. Een grote groep vluchtelingen verblijft meerdere jaren in de opvang. Ook de betrokken staatssecretaris ziet dat in de toekomst graag anders: hij wil die doorlooptijd halveren.
‘Mensen moeten op straat overnachten omdat ze zich niet kunnen aanmelden in het Klein Kasteeltje.’
Maar de weg tussen die beleidsintentie en de dagelijkse realiteit is nog lang. Er is veel bijkomend personeel nodig voor de behandeling van de nieuwe aanvragen en het wegwerken van de achterstand. Zo’n 12.000 asielzoekers wachten immers nog steeds op een achterstallige beslissing, en meer dan 25.000 mensen verblijven momenteel in het opvangnetwerk, in afwachting van de behandeling van hun aanvraag. Daardoor moesten in september opnieuw mensen op straat overnachten, omdat ze zich niet konden aanmelden in het Klein Kasteeltje.
Integratie start in de opvang
Wat gebeurt er tijdens het verblijf in de asielopvang? Het is belangrijk om meteen aan integratie te werken, stelt de Nederlandse beleidsbrief. Activiteiten als taallessen en vrijwilligerswerk dragen bij aan een betere start van vluchtelingen.
Hier kan België veel leren van Nederland. In Nederland hebben asielzoekers met een hoge kans op erkenning recht op Nederlandse taallessen door gecertificeerde docenten. De asielaanvragers met een kleinere kans kunnen taalles krijgen van vrijwilligers.
Het project ‘Voorinburgering’ bereidt voor op een latere inburgeringscursus en maakt van het opvangbeleid een opstap naar het integratiebeleid. De auteurs van het rapport ‘In uitvoering’ pleiten voor meer mogelijkheden om tijdens de opvang betaald werk te verrichten, bijvoorbeeld in sectoren met personeelsschaarste.
Lange periode van onzekerheid
In België staan het opvangbeleid en het inburgeringsbeleid veel verder uit elkaar. Dat heeft te maken met de verkaveling van bevoegdheden: asielbeleid is federaal, terwijl bevoegdheden als inburgering of huisvesting regionaal zijn. Bovendien is er weinig bereidheid om te investeren in (taal)opleiding van asielzoekers, omdat een meerderheid uiteindelijk geen erkenning krijgt.
‘In België staan het opvangbeleid en het inburgeringsbeleid veel verder uit elkaar.’
Gekoppeld aan lange asielprocedures zorgt dat ervoor dat asielzoekers een lange periode in onzekerheid leven. Dat vertraagt de integratie van erkende vluchtelingen. Onderzoek rond de ondersteuning van vluchtelingengezinnen bevestigt het belangrijkste inzicht uit het Nederlands rapport: een kortere en beter ondersteunde opvang is cruciaal.
Anders spreiden
De periode van opvang moet dus niet alleen kort zijn, maar ook kwaliteitsvol ingevuld. Daarom wil Nederland tijdens die opvangperiode de participatiemogelijkheden van asielzoekers versterken. Dat zie je heel duidelijk in de aanpassingen van het programma ‘Flexibilisering Asielketen’.
Die wijzigingen volgen de ambities op het vlak van spreidingsbeleid. Ook hier is het rapport helder: Nederland moet dat nog sterker ontwikkelen op basis van het onderscheid tussen aanvragers die veel of weinig kans maken op asiel. De aanvragers met een grote kans kunnen wonen in kleinere opvangcentra, in de buurt van de gemeente die hen later zal huisvesten. Dat doet sterke denken aan het vroegere beleid in België met de Lokale Opvanginitiatieven (LOI’s). De vorige regering bouwde die af om de focus opnieuw te leggen op grootschalige opvang, vaak in verouderde en ongeschikte gebouwen.
Niet zo in Nederland: in de kleinere opvangcentra zou men direct met taalles kunnen starten en al tijdens de asielopvang in contact komen met de gemeente waar men later zal wonen. Bij de plaatsing van kansrijke asielzoekers moet men ook rekening houden met hun werkkwalificaties en met het lokale jobaanbod.
Vrijwilligers vullen gat
Kortom, Nederland probeert het opvang-, huisvestings- en inburgeringsbeleid veel nauwer met elkaar te verbinden. Al waarschuwt het rapport ervoor dat de uitvoering van die complexe samenwerking de achilleshiel kan zijn: het is voor (lokale) besturen niet evident die afstemming in de praktijk te brengen. Of de ambities gerealiseerd raken, valt dus nog even af te wachten.
‘Vrijwilligers vullen het gat dat de Vlaamse overheid laat.’
Die beleidskeuzes contrasteren fel met het asielbeleid van het federale België. Van afstemming tussen de federale overheid en de gewesten of tussen de verschillende Vlaamse beleidsdomeinen als huisvesting, onderwijs of inburgering is helaas weinig sprake. Hier zijn het vrijwilligers die de gaten moeten vullen die de Vlaamse overheid laat vallen, onder andere door vluchtelingen woonbegeleiding aan te bieden.
Schulden en boetes
Vanzelfsprekend heeft ook het Nederlandse asielbeleid nog mankementen. De huidige inburgeringswet doet een groot beroep op de eigen verantwoordelijkheid van vluchtelingen om zelf een passend taalaanbod te kiezen op een markt van taalaanbieders. Dat aanbod is ondoorzichtig en levert weinig kwaliteit. Nieuwkomers moeten soms leningen aangaan om hun inburgering te kunnen betalen, wat leidt tot inburgeringsschulden.
‘Vanzelfsprekend heeft ook Nederland mankementen.’
Er is ook een systeem van boetes voor wie niet in het inburgeringsexamen slaagde. Die boetes bleven beperkt, vooral omdat meer dan een kwart van de inburgeraars om sociale of medische redenen vrijgesteld wordt van het examen. Toch wezen verschillende kritische evaluaties op de tekortkomingen van die wet.
Nieuw inburgeringsbeleid
De sterkte van Nederland is dat ze die slechte punten aanpakt. Het zet vanaf 2022 een nieuw inburgeringsbeleid in de steigers. Er komt een nieuwe Nederlandse inburgeringswet aan die beter in elkaar zit dan de huidige.
De gemeenten gaan terug de regie krijgen, waardoor de doorgeschoten eigen verantwoordelijkheid van de asielzoeker minder centraal staat. Gemeenten stellen met alle inburgeringsplichtigen een ‘persoonlijk plan inburgering en participatie’ op.
Volgens de nieuwe wet begint de inburgering al in de asielopvang. Zo zou een doorlopende lijn moeten ontstaan van de asielopvang naar de gemeente. Ook gaan de gemeenten terug de taalaanbieders selecteren, waardoor de uitwassen van de marktwerking tot het verleden moeten behoren en de kwaliteit van het taalaanbod terug verbetert.
Groot contrast
Ook hier is het contrast met Vlaanderen groot. Het decreet voor een nieuw integratie- en inburgeringsbeleid in Vlaanderen, met onder meer een eigen financiële bijdrage van de inburgeraars en financiële sancties, kiest de weg die Nederland graag wil verlaten. Het decreet kreeg al heel wat kritiek, zowel van adviesorganen als vanuit het werkveld en de onderzoekswereld.
‘Vlaanderen kiest de weg die Nederland graag wil verlaten.’
Misschien moeten onze vertegenwoordigers in het Vlaams Parlement toch eens de Nederlandse evaluaties lezen?
Zoeken naar cultuursensitief zorgaanbod
Om vluchtelingen nog beter te integreren, kan Nederland op de domeinen van zorg, onderwijs en arbeid nog enkele tandjes bijsteken.
Zo botsen ook onze noorderburen op een tekort aan een gespecialiseerd en cultuursensitief zorgaanbod. Maar het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft in aar rapport ‘In uitvoering’ al een advies klaar: meer inzetten op sleutelpersonen uit de herkomstgroepen kan helpen om de kloof te overbruggen, samen met de ruime inzet en financiering van professionele tolken. Dat voorkomt dat taalproblemen de toegang tot zorg bemoeilijken. Het advies staat in schril contrast met de aanpak in Vlaanderen, waar het aanbod aan tolken de voorbije jaren om ideologische redenen afgebouwd werd.
Het onderwijsbeleid blijft in Nederland nog steeds te weinig ontwikkeld op maat van asielzoekers. Opnieuw toont Nederland enkele interessante pistes aan Vlaanderen. Meer inzetten op taalschakeltrajecten zou een te snelle toeleiding naar technische of beroepsrichtingen kunnen beperken. Ook op vlak van deelname aan hoger onderwijs, wil Nederland beter scoren.
Grotere vrijheid op arbeidsmarkt
Voor het arbeidsmarktbeleid hebben in Nederland de steden en gemeenten een grote vrijheid om asielzoekers te bemiddelen naar werk. Er is echter weinig zicht op de effectiviteit van de waaier aan toeleidingsinitiatieven. Net zoals in België verloopt de toeleiding vaak traag en kan de arbeidsmarktparticipatie nog een pak hoger.
‘Toeleiding naar werk verloopt vaak traag.’
In België mogen asielzoekers al werken na vier maanden opvang. Maar de toeleiding en begeleiding is vaak ondermaats. Hopelijk betekent de intensere samenwerking tussen Fedasil en Actiris een stap vooruit. Omdat taal bij werk een belangrijke drempel vormt, is starten met taalopleiding tijdens de asielopvang alleszins een sterke aanrader.
(On)samenhangend beleid
Het Nederlandse asielbeleid is niet perfect en kan evenmin zomaar in de Belgische context worden gekopieerd. Maar opvallend zijn de Nederlandse pogingen om tot een meer coherent en door onderzoek onderbouwd beleid te komen.
‘Opvallend zijn de Nederlandse pogingen om tot een meer coherent beleid te komen.’
De beleidsstructuur is in Nederland eenvoudiger. Is er toch sprake van opgesplitste bevoegdheden, dan is actieve afstemming de opdracht. Dat is een heel verschil met België waar asielbeleid voortdurend in de tang zit van bevoegheidsdiscussies. Om dat te counteren, besliste staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi einde 2020 tot de oprichting van een interministeriële conferentie over Migratie en Integratie. Het is nog te vroeg om te beoordelen of dat de opstap kan zijn naar een meer geïntegreerd beleid.
Graag iets meer urgentie
In afwachting valt er wel wat te leren van dit Nederlandse rapport ‘In uitvoering’, zeker voor wie de kansen van vluchtelingen wil versterken en hun integratie versnellen. Ondertussen zien we dat het afgelopen jaar het aantal nieuwe aanvragen geleidelijk terug stijgt, na de drastische daling als gevolg van de coronacrisis. De machtsovername in Afghanistan vergroot de kans op nieuwe vluchtelingen, waarvan een deel Europa zal proberen te bereiken.
Een pragmatische en humanitaire aanpak, met een samenhangend beleid dat zich baseert op inzichten uit onderzoek, verdient de voorkeur. En met iets meer urgentie graag, nu we opnieuw met een verzadiging van het opvangnetwerk worden geconfronteerd. Die weegt niet alleen op wie zich wil aanmelden, maar ook op al wie al te lang moet leven in overvolle asielcentra.
Reacties [3]
Mensen ontvluchten oorlogssituaties, geweld, natuurrampen, komen hier terecht op een ellenlange wachtlijst, mogen niks doen om hun leven weer enigszins op de rails te krijgen… en wij verwachten dat het allemaal wel goed komt, op termijn?? Vat ik dat enigszins correct samen? En wie geen asiel krijgt, krijgt een brief dat hij of zij het land moet verlaten… en dan is ‘t opgelost?Doe mij maar een beleid dat het leven en samenleven faciliteert ipv onmogelijk maakt!
Zie ook Tesseltje de Lange c.s. ‘Van AZC naar een baan’ waarin ze gebruik maakt van het concept kwartiermaken. Daarin zijn kwartiermakers mensen of organisaties die een maatschappelijk klimaat bevorderen waarin meer mogelijkheden ontstaan voor vluchtelingen om erbij te horen en mee te doen.
(Zie ook De lange, Berntsen, Hanoeman en Kalas, Wat werkt voor ondernemende migranten?, 2019)
O, wat is deze tip welkom!
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies