Verandering en verlies
Veranderingen horen bij het leven. Zeker op oudere leeftijd kunnen veranderingen elkaar snel opvolgen. Oudere mensen moeten die vaak ondergaan. Een verandering voelt dan aan als een verlies. Denk bijvoorbeeld aan ziek worden of je partner die overlijdt.
‘De meeste ouderen leven graag.’
Ondanks die ervaringen van verlies leven de meeste ouderen graag.Carstensen, L. (2011), A Long Bright Future. Happiness, Health, and Financial Security in an Age of Increased Longevity, New York, Public Affairs.
Ze zijn tevreden met het leven dat ze leiden. Door het besef van de eindigheid, wordt bij het ouder worden de dood deel van het dagelijkse leven.
Slechts een minderheid van de ouderen verlangt naar de dood.Rurup, M., Deeg D., e.a. (2011), ‘Wishes to die in older people. A quantitative study of prevalence and associated factors’, Crisis, 32, 194-203.
Sommige van deze ouderen denken er aan om hun leven zelf te beëindigen. Dit gaat gepaard met lijden en drukt op de kwaliteit van het leven.
Kwetsbare groep
Zelfmoord bij ouderen is een weinig besproken thema. Ouderen zijn doorgaans minder geneigd om erover te praten. Hierdoor lijkt het alsof zelfmoord minder vaak voorkomt bij ouderen, maar het tegendeel is waar.
Studies tonen aan dat ouderen in vergelijking met andere leeftijdsgroepen bijzonder kwetsbaar zijn voor zelfmoord. Ook in Vlaanderen komt zelfmoord het meest voor bij ouderen van 75 jaar en ouder (zie figuur 1).Bovendien kunnen we uitgaan van een onderrapportering omdat waarschijnlijk niet alle suïcides bij ouderen opgemerkt worden als onnatuurlijke dood en dus niet als zelfmoord worden geregistreerd.Net als op (jong)volwassenleeftijd komt zelfmoord frequenter voor bij oudere mannen dan bij vrouwen.
Suïcidepogingen komen dan weer minder voor bij ouderen. Dit betekent dat op oudere leeftijd suïcidaal gedrag vaker een dodelijke afloop kent. Wanneer ouderen een poging ondernemen, is hun doodsintentie meer uitgesproken dan bij anderen. Daarbij kiezen ouderen vaker voor agressievere methoden waardoor de kans op een fatale afloop groter is.
Risicofactoren
Verschillende risicofactoren zijn gelinkt aan suïcidaliteit bij ouderen.
Depressie is de belangrijkste: de meeste ouderen met zelfmoordgedachten zijn ook depressief. Daarnaast verhogen angststoornissen, alcoholmisbruik en psychotische stoornissen ook het risico. Zo kunnen denkprocessen eigen aan depressie en angst, bijvoorbeeld zwart-witdenken, ertoe leiden dat zelfmoord als oplossing overwogen wordt.
‘Depressie is de belangrijkste risicofactor.’
Ook leeftijdsspecifieke veranderingen verhogen het risico. Zo kunnen ziekten, pijn en het ervaren van functionele beperkingen een heel grote impact hebben op de ervaren levenskwaliteit. In combinatie met andere risicofactoren lijkt zelfmoord dan het enige alternatief voor ouderen die reeds kwetsbaar zijn. De oudere heeft geen hoop meer dat zijn levenskwaliteit terug zal verbeteren.
Voor wie ben ik er nog?
Ook levensgebeurtenissen en veranderingen in de sociale situatie van de oudere spelen een rol in het ontstaan van suïcidaliteit. De sociale rol van de oudere komt onder druk te staan door het overlijden van een familielid, vriend of kennis, een verhuis, het niet meer kunnen uitoefenen van een hobby of het opgroeien van de kleinkinderen.
Hierdoor kan de oudere zich minder verbonden voelen met anderen, met de maatschappij, met de wereld. De vraag “Voor wie of voor wat ben ik hier nog?” wordt dan vaak gesteld. Suïcidale ouderen zien, net als de meeste suïcidale (jong)volwassen, zelfmoord als de enige uitweg om de ondraaglijkheid en het lijden van het leven te beëindigen.
Geen voorspellende waarde
Risicofactoren voor suïcidaliteit op oudere leeftijd zijn belangrijk en robuust, maar hebben op zich weinig voorspellende waarde. Het is moeilijk om te voorspellen welke ouderen zelfmoordgedachten of -plannen zullen hebben.
‘Het gevoel toch nog regie te hebben over het leven is cruciaal.’
Sommige ouderen zullen gevoeliger zijn voor deze risicofactoren omdat ze er een andere betekenis aan geven, afhankelijk van hoe het leven is geweest en hoe ze in het leven hebben gestaan. Of een oudere een verlieservaring of verandering kan integreren in zijn of haar leven hangt af van het aanpassingsvermogen en het vermogen om nog zinvolheid te ervaren in een leven met beperkingen. Het gevoel toch nog regie te hebben over het eigen leven lijkt hierbij cruciaal.
Weten dat zelfmoord best vaak voorkomt bij ouderen en een zicht hebben op mogelijke risicofactoren, betekent nog niet dat signalen makkelijk te herkennen zijn. Laat staan dat je je als hulpverlener comfortabel genoeg voelt om hierover in gesprek te gaan. Richtlijnen en adviezen kunnen dan ondersteunen.Deze bijdrage is gebaseerd op de brochure ‘Suicidepreventie bij ouderen. Praktijkadviezen voor zorg- en hulpverleners’ van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie. Bij deze publicatie hoort ook een gratis e-learningmodule.
Wat kan je als hulpverlener doen?
Ouderen zijn terughoudend om te praten over hun zelfmoordgedachten en -plannen. Hulpverleners moeten dat stilzwijgen doorbreken. Wanneer je als hulpverlener zelf het initiatief neemt om erover te praten, zal een oudere vaak dankbaar zijn dat het thema ter sprake komt. Een gesprek over het leven, over de dood en mogelijke zelfmoordgedachten blijkt vaak minder beladen en bevreemdend dan vooraf gevreesd.
Een goed gesprek over zelfmoord is pas mogelijk wanneer er voldoende openheid en vertrouwen is om over deze thema’s te praten. Geef als hulpverlener dus te kennen dat praten over de dood, een doodswens of zelfmoord geen taboe is voor jou. Ontwijk deze thema’s niet wanneer ze in een gesprek aan bod komen.
Signalen herkennen
Ouderen zullen minder snel spreken over psychische problemen of zelfmoordgedachten. Signalen worden vaak indirect geuit. Daarom laat je volgende uitspraken best niet links liggen: “Ik kan het niet meer aan”, “Ik zou liever nooit meer wakker worden” of “Ze mogen me komen halen”.
Ook veranderingen in het gedrag of de stemming van ouderen kunnen wijzen op achterliggende zelfmoordgedachten. Misschien merk je dat de oudere lustelozer is, er plots minder verzorgd uitziet of minder eetlust heeft. Deze gedachten gaan vaak samen met depressieve symptomen. Bij ouderen zijn deze symptomen vaak somatisch en uiten die zich bijvoorbeeld als vermoeidheid, slaapproblemen of pijn.
Zelfmoord bespreekbaar maken
Wanneer je signalen opvangt, is het belangrijk dat je die ernstig neemt en niet te snel toeschrijft aan de leeftijd, verlieservaringen of verminderde zelfstandigheid.
Benoem de signalen en uit je bezorgdheid. Bevraag hoe de oudere de signalen ervaart, welke betekenis ze hebben en welke impact ze hebben op zijn of haar leven. “Je geeft aan dat je slecht slaapt, wat doet dat met jou?” “Ik merk dat je vaker onrustig bent, is er iets wat je bezighoudt?” “Het lijkt of je weinig energie hebt de laatste tijd, heb je het gevoel dat dit je beperkt in wat je wil doen?”
Praten over zelfmoord is in eerste instantie praten over het leven, de betekenis van een verlies of veranderingen en de impact daarvan.
Zelfmoord expliciet benoemen
Daarnaast is het ook belangrijk om in te schatten in welke mate de oudere die negatieve gevoelens of gedachten nog onder controle heeft. Ervaart hij of zij het leven nog als draaglijk. “Wanneer de angst je overvalt, ben je dan soms bang om de controle over jezelf te verliezen?” “Ik merk dat het leven je erg zwaar valt momenteel, zou je soms liever willen dat het gedaan zou zijn?”
‘Durf zelfmoordgedachten expliciet te benoemen.’
Uitspraken over de dood of een gebrek aan zinvolheid van het leven wijzen niet altijd op suïcidaliteit. Ze kunnen ook een uiting zijn van een minder concrete levensmoeheid of doodswens. Maar wanneer zo’n uitspraken gedaan worden in combinatie met depressieve symptomen of andere risicofactoren, is het belangrijk om de achterliggende gedachten en gevoelens bij deze doodswens te exploreren en na te gaan of de persoon ook aan zelfmoord denkt.
Durf deze gedachten expliciet te benoemen. Je zal hier niemand mee choqueren. “Denk je soms aan zelfmoord?” “Zou je soms liever een eind aan je leven willen maken?”
Suïciderisico inschatten
Wanneer blijkt dat de oudere inderdaad aan zelfmoord denkt, is het belangrijk om zo snel mogelijk in te schatten hoe acuut en dwingend deze gedachten zijn.
Dat doe je door de aanwezige zelfmoordgedachten en -plannen zo concreet mogelijk te bevragen. “Hoe lang heb je deze gedachten al?” “Hoe vaak heb je deze gedachten?” “Weet je al hoe, waar of wanneer je de zelfmoord wil ondernemen?”
Ga ook na of de oudere toegang heeft tot dodelijke middelen zoals medicatie, wapens of een touw. Wees extra aandachtig wanneer volgende risicofactoren aanwezig zijn: een eerdere poging, psychische stoornissen, alcoholmisbruik, het gevoel zich niet meer met anderen en de wereld verbonden te voelen en recente stresserende levensgebeurtenissen en -veranderingen.
Steun zoeken
Door openlijk te praten over zelfmoord, botsen hulpverleners ook op eigen grenzen. Ze moeten eigen drempels overwinnen en beslissingen nemen. Dan is het belangrijk te weten dat je er niet alleen voor staat.
Bespreek de situatie met een collega en breng in acute situaties andere betrokken hulpverleners, bijvoorbeeld de huisarts, op de hoogte. Doe dit echter nooit zonder dit met de oudere te bespreken en beperk je tot die informatie die relevant is voor het inschatten en aanpakken van het suïciderisico.
Getrapte aanpak
Afhankelijk van hoe acuut het suïciderisico is, zal je aanpak verschillen.
‘De veiligheid van de oudere primeert.’
Bij een minder acuut risico is het aangewezen om samen met de oudere een safetyplan op te maken zodat de oudere voorbereid is op een eventuele suïcidale crisis. In dit safetyplan beschrijf je samen waaraan de oudere bij zichzelf kan herkennen dat het moeilijk gaat, wat rust kan brengen, waar hij of zij afleiding kan vinden en wie hij of zij kan contacteren in geval van nood.
Hoe concreter de plannen zijn, hoe hoger het risico is dat de oudere een poging zal ondernemen. In dat geval primeert de veiligheid van de oudere. Zorg dat hij of zij nauwlettend opgevolgd wordt en bevraag regelmatig de zelfmoordgedachten.
Zelfmoordgedachten dienen specifiek behandeld te worden. Bekijk samen met de oudere, diens naasten en andere betrokken hulpverleners welke zorg het meest aangewezen is en maak werk van een goede zorgcontinuïteit.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies