Speerpunt?
Volgens de Vlaamse sociaalwerkconferentie uit 2018 is politisering één van de speerpunten van het sociaal werk. Of beter, dat zou het moeten zijn. In Vlaanderen bestaat daarover weinig debat. Als er al discussie is, dan gaat dat vooral over de vraag: hoe moet een individuele sociaal werker concreet aan de slag met dat begrip?
‘Sociaal werkers komen niet toe aan hun eigen ideaal.’
In Nederland ontstond kort na de sociaalwerkconferentie een pittig debat over dat politiek sociaal werk. Op Sociale Vraagstukken kwam een stroom van pleidooien los om hierin wat ‘Vlaamser’ te worden en hulpvragen van burgers vaker te vertalen naar een publiek niveau, bijvoorbeeld op het terrein van schulden. Is er immers geen sprake van systeemfalen als zoveel meer burgers in de problematische schulden geraken?
Sociaal.Net en Sociale Vraagstukken zetten dit voorjaar – kort voor dat de coronacrisis uitbrak – een Vlaamse en Nederlandse academicus rond de tafel. Koen Hermans is docent sociaal werk en sociaal beleid aan de KU Leuven. Hij is in Vlaanderen niet alleen één van de tenoren in het debat rond politiserend werken, maar ook een groot voorstander. De Nederlander Lex Veldboer, lector stedelijk sociaal werken aan de Hogeschool van Amsterdam, is daarover een pak kritischer.
Nederlandse sociaal werkers opereren volgens Veldboer noodgedwongen beleidsgericht en moeten voorzichtig laveren tussen de wensen van beleid, bewoners, cliënten en hun eigen professionele waarden.
In de klem van beleid
Volgens Lex Veldboer kunnen professionals niet tegendraads politiserend werken omdat hun werk – in Nederland althans – wordt aanbesteed. “De organisatie die zegt: wij doen wat jij wil, krijgt de opdracht van de gemeente. Die bescheiden ‘opportunity structure’ is fnuikend voor politiserend werken. Het is voor sociaal werkers moeilijk om zich uit deze klem te manoeuvreren.”
Veldboer: “Empirisch onderzoek laat zien dat sociaal werkers in hun hoofd ‘citizen agents’ zijn, oftewel de belangenbehartigers van de burgers. Hun eigen ideale zelfbeeld is dat ze willen opkomen voor de mensen waarmee ze werken maar in de praktijk zijn ze eerder ‘state agents’, uitvoerders van beleid. Dat ze niet toekomen aan hun eigen ideaal is niet fijn, je handelt anders dan je wilt handelen, maar dat is wel de realiteit.”
Yes we can!
Verandering aanbrengen in die situatie is moeilijk aldus Veldboer. Hij is kritisch over het idee dat het alledaagse sociaal werk vrijelijk van positie kan wisselen en zelf een andere rol kan kiezen in het maatschappelijke veld. “Er zit veel ‘Yes, we can!’ in de politiseringsdiscussie in Nederland.
‘De overheid is een democratische stem.’
Als er autonome financiering was, dan kon een kritische rol een stuk gemakkelijker zijn. Maar die is er niet, niet in Nederland maar ook niet in Vlaanderen. Bovendien is de overheid ook een legitieme partij die legitieme dingen wil. De overheid is een democratische stem. Je moet dus goed nadenken over je stem als sociaal werker.’
Hij ziet zichzelf niet als tegengeluid. “Ik heb drie jaar geleden – samen met veel mensen die nu heel erg pro-politisering zijn – een stuk geschreven over het belang van sociaal werk als ‘critical friend’. Dat wil zeggen betrokken op beleid, maar ook kritisch voor het beleid. Sociaal werkers moeten meedenken. Maar die positie van critical friend is voor mij wel het eindpunt.”
Publiek maken van zwakste belang
Koen Hermans wil Veldboer graag tegenspreken: “Politisering wordt heel snel herleid tot een verhaal tegen de overheid. Maar politiserend werken gaat over het publiek maken van het zwakste belang. Dát is de kern.”
Om van dat zwakste belang een publieke kwestie te maken heb je volgens Hermans veel strategieën. ‘Beleidskritiek en activisme zijn twee strategieën, maar ik focus ook graag op kleinere praktijken die het bestaande maatschappelijke status quo uitdagen.
‘Ik focus op kleinere praktijken die het status quo uitdagen.’
Hij geeft een voorbeeld: “Een school wil vooral in het Nederlands communiceren. Begrijpelijk, omdat het de voertaal is. Tot er luizen waren op school. Toen kwam de informatie in vijf talen, want men wilde zeker zijn dat de ouders met migratieroots ook hun kinderen zouden ‘kammen’. Sommige ouders met migratie-achtergrond hadden dat opgemerkt en lieten duidelijk horen in de ouderraad daar een probleem mee te hebben. Dat zou je stigmatisering kunnen noemen. Wel, van dit soort ‘kleine’ kwesties een publieke kwestie maken, en ermee aan de slag gaan in de school, dat is ook politiserend werken. Publiek maken van wat niet zichtbaar is.”
Politieke kracht
Hermans ziet, zeker in Vlaanderen, heel wat praktijken die kleinschalig gestart zijn, maar doorheen de jaren een enorme politieke kracht hebben ontwikkeld.
“Denk aan organisaties voor methadonverstrekking, spuitenruil, abortuscentra, kraakbeweging, straathoekwerk… Misschien is dat wel het DNA van het sociaal werk? Praktijken opzetten die tegen schenen stampen, niet vanuit activisme, wel omdat je een maatschappelijke noodzaak voelt, omdat je merkt dat de bestaande manier van werken niet werkt. Je creëert ruimte voor een nieuwe aanpak die later door de overheid opgepikt en erkend wordt. Zo worden ze dus publieke kwesties.”
‘We moeten blijven zien wat sociaal werk wel en niet kan.’
Veldboer werpt tegen: “Is dat soort sociaal werk niet veel meer hoe we zouden willen dat het beroep er uitziet? Sociaal werk als uitvinder, terwijl het in de praktijk vaak om uitvoeren gaat?”
Hermans: “Dit is het fundamentele verschil tussen Vlaanderen en Nederland. De range aan sociaal werk in de Vlaamse praktijk is veel ruimer dan in Nederland. Wij hebben sociaal werkers in de sociale economie, het opbouwwerk, socio-culturele bewegingen… Het is een meer divers terrein.”
Als het aan Hermans ligt zien we dat hele diverse terrein van kleine praktijken als politiserend werken. Maar, vraagt Veldboer dan: “Moeten we studenten nu juist niet voorbereiden op kleine alledaagse praktijken?” De advocaten van politiserend werken wekken volgens hem nu nogal eens de indruk dat je als sociaal werker de wereld gaat veranderen. “Zo organiseer je teleurstellingen. Mensen komen met grote idealen naar de opleiding en moeten dan in de praktijk heel moeilijk werk doen.”
Hermans: “Dat volg ik. We mogen niet te naïef zijn. Sociaal werkers alleen gaan de wereld niet veranderen. We moeten altijd blijven zien wat sociaal werk wel en niet kan.”
Geen aandacht in opleiding
Veldboer is er gegeven de smalle marges niet voor om al in de opleiding heel veel aandacht te geven aan politiserend werken. “Ja, er is systeemfalen en ja, dat moet op de agenda. Maar het bespreken daarvan hoort naar mijn gevoel eerder bij een seniorfunctie in het veld of bij mensen in relatief vrije posities zoals wijzelf.”
‘Sociaal werkers moeten vooral goed zijn in mensen helpen, ondersteunen en activeren.’
“Het is toch niet de bedoeling dat elke sociaal werker aan de tafel gaat zitten met de wethouder? Die wethouder heeft daar ook geen tijd voor. Ik heb gezien de beperkte eigen ruimte voor Nederlands sociaal werk twijfels bij opleidingen die zeggen dat mensen out-of-the-box moeten denken, dat sociaal werkers goed moeten zijn in mensenrechten of weten hoe ze een verhaal moeten pitchen op socialevraagstukken.nl of Sociaal.Net.”
“Ik zie liever dat ze gedegen kennis hebben van de maatschappelijke ontwikkelingen, de mogelijke sociale interventies en ervaringen opdoen over alledaagse situaties. Sociaal werkers moeten vooral goed zijn in mensen helpen, ondersteunen en activeren. Dat is de kern”, aldus Veldboer.
Participatiesamenleving
Hermans: “Met alle respect, maar de opleidingen in Nederland zijn nogal beleidshorig. Misschien veralgemeen ik te veel, maar te vaak is het uitgangspunt in de opleiding: de participatiesamenleving. Dat vertrekpunt wordt te weinig in vraag gesteld.”
“Wij hebben in Vlaanderen het geluk dat we meer autonomie hebben dan de lectoraten in Nederland die worden aangesproken om mee de overheidsagenda te realiseren. De speelruimte voor een andere, politiserende agenda is beperkter. Alhoewel net het recente debat in Nederland over mensenrechten en politiserend werken duidelijk aan belang heeft gewonnen. In dat opzicht beïnvloeden we mekaar meer dan we denken.”
‘In Vlaanderen is er een sterk middenveld.’
Veldboer: “Maar de condities tussen de twee landen zijn verschillend. Nederland is voor mijn gevoel meer gaan lijken op Frankrijk. Franse auteurs als Wacquant en Bourdieu beschrijven het sociaal werk ook niet als autonoom maar als de linkerhand van de staat (samen met onderwijs en zorg) die binnen de overheid in discussie is met de rechterhand (law & order, economische discipline). Misschien zijn we als Nederlands sociaal werk Franser geworden, beleidsgerichter, verstatelijkt, ook omdat er veel erosie is van instituties zoals kerk en vakbonden.”
“Natuurlijk wordt het werk hier steeds meer vanuit het gemeentehuis dus decentraal aangestuurd, maar juist dan kan overheidssturing zeer nabij zijn. Laten we onze posities eerst eens analyseren voordat we meteen overgaan tot het overnemen van oplossingen van elkaar.”
Middenveld
Hermans: “In Vlaanderen hebben we een sterk middenveld, zeker in vergelijking met Nederland. We hebben heel vaak een overheid kunnen motiveren om tegenspraak te aanvaarden, en het zelfs te institutionaliseren.”
“Het Vlaams Netwerk tegen Armoede vertegenwoordigt alle verenigingen die actief zijn rond armoede. De Vlaamse regering kan geen actie ondernemen zonder dat dit netwerk op de kar springt. En we mogen niet vergeten dat de overheid tot nader order deze verenigingen financiert om die kritische functie op zich te nemen. Het zit in het DNA van de verenigingen om dat te doen, maar de middelen maken het wel mogelijk om dat op een doordachte, methodische manier vorm te geven.”
Veldboer: “Vroeger bestond dit ook in Nederland, maar dit is helaas verdwenen. In Nederland is het idee van agendamacht, oftewel de vraag wie bepaalt waarover het politiek debat gaat, veel minder aanwezig in de sector. Sinds filosoof Hans Achterhuis gaat het veelal over ‘stille professionals’ die nabije beleidsmakers naast en boven zich moeten dulden. Door deze relatieve stilte in de beroepsgroep worden veel van de normatieve vraagstukken van buitenaf door wetenschappers en journalisten ingebracht. In Vlaanderen gaat het meer over het formuleren van een eendrachtige, krachtige stem, die moet wegen op het politieke debat.”
Reacties [2]
Ik heb deze politierende stem sterk verloren zien gaan de laatste 8 jaar. Zeker als je werkt voor een directe overheid, worden de voorstellen niet gehoord. Er wordt je nadien nog eens een gesprek met wat je uitvoerende taken zijn en om je daarop te focussen, de rest is voor de leidinggevende. Als je verder doet, krijg je plots heel veel dossiers + vervangingen. Uiteindelijk vinden ze je zwakke plek en focussen ze zich daarop. We zijn mensen dus we hebben allemaal een zwakke plek. De manipulaties gaan zo ver dat je ziek wordt en via het integratie zorgen ze dat je niet kan terug komen. Zo heb ik tal van idealistische goed gemotiveerde sociaal werkers zien verdwijnen. Het aantal MW is bijna verdrievoudigd met strikte uitvoerende taken. Ik hoorde al via diverse mensen dat ze schuldhulpverlening waarschijnlijk altijd nodig zullen hebben. Is dat ze helpen? Waarom is een beroepsgroep voor sociaal werkers en eventueel vakbond niet mogelijk in België?
Als docent bachelor sociaal werk wil ik studenten echt niet alleen leren dweilen terwijl de kraan helemaal open staat. we geven studenten meteen mee dat er een kraan is die het water veroorzaakt en dat sociaal werkers daar iets mee te doen hebben. De beroepsgroep gaat hierover met elkaar in gesprek en bedenkt een strategie om dit onder de neus van het beleid te duwen. Maak geen loutere uitvoerders van sociaal werkers want dat degradeert hun opdracht in de samenleving én bovendien creëren we daar gevaarlijke sociaal werkers mee die niet meer kritisch kijken naar wat van hen gevraagd wordt en klakkeloos dweilen en misschien zelfs cliënten verantwoordelijk maken voor de natte voeten! We kunnen in Vlaanderen dus zeker leren wat we NIET overnemen van de praktijk van onze noorderburen.
Sociaal werk is geen of ondersteunen of politiserend werken ; het is én en. Dat hoort bij hun DNA. Want sociaal beleid veroorzaakt altijd uitval en daar moeten sociaal werkers wakker zijn om aan te kaarten
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Ik kan talloze voorbeelden geven van mensen die bij het Anderlechtse OCMW bot vangen’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies