Achtergrond

‘Kinderen grootbrengen is een maatschappelijke taak’

Sandra Gasten

Ze springt op de barricades. Voor de mama’s, de kinderopvang, het gedeelde ouderschap … Historica, blogster, illustratrice én mama van twee – Noëmi Willemen – trekt al langer aan de alarmbel. “Als de crisis aanhoudt, zal dat de samenleving duur te staan komen.”

© ID / Tine Schoemaker

Spiegel van onze maatschappij

“Tegenwoordig moet je moederen alsof je geen werk hebt en werken alsof je geen kind hebt”, is een uitspraak die de Gentse Noëmi Willemen (41) graag gebruikt. “Ons ouderschapsdiscours is een spiegel van onze maatschappij én de problemen waar we vandaag mee worstelen, ook als je geen kinderen hebt.”

‘Je moet moederen alsof je geen werk hebt en werken alsof je geen kind hebt.’

“Ouderschap wordt voorgesteld als iets universeels, iets waarvoor we gemaakt zijn. De nadruk verschuift meer en meer van de samenleving naar de ouders, van het collectieve naar het individuele. Maar binnen het gezin wordt de druk te hoog en door de combinatie met de rat race zien we de ene burn-out na de andere, ook parentale burn-outs.”

Daarom is het vandaag zo’n boeiende periode om onderzoek te doen, meent ze. Als historica is Noëmi Willemen gespecialiseerd in de geschiedenis van het moeder- en ouderschap in de twintigste eeuw. Ze schrijft er een doctoraat over. Daarnaast blogt en tekent ze over moederen op haar Instagramaccount @lecoeuramareebasse en illustreert ze kinderboeken.

Mindblowing ervaring

Willemens fascinatie voor het moeder- en ouderschap kreeg ze toen ze zelf mama werd. “Toen dacht ik: wat is dit? Het was een mindblowing ervaring: het zette mijn volledige denken over mezelf en de samenleving op zijn kop. Het moederschap heeft mij ook geconfronteerd met de verschillen tussen mama’s en papa’s.”

“Ik zag dat er in de geschiedenis nog best veel over het moederschap te onderzoeken viel. Het kostwinnersmodel, waarin de vrouw de zorg voor de kinderen op zich nam en de man ging werken, is verschoven naar een samenleving waarin zowel mannen als vrouwen gaan werken.”

“Vrouwen streefden naar gelijkwaardigheid: ze wilden zich ook kunnen ontplooien in het bedrijfs- en politieke leven. Dat was een vorm van emancipatie, maar door de economische crisis van de jaren zeventig waren twee inkomens ook een pure noodzaak om als gezin rond te kunnen komen.”

‘Vrouwen moeten alles tegelijk kunnen: moederen, werken én het huishouden.’

Maar dat heeft een keerzijde: het zorgwerk van de vrouw blijft hetzelfde als bij de vroegere generaties, zegt Noëmi Willemen. “Bij die vorm van emancipatie kunnen dus wel wat kritische vraagtekens gezet worden. Vanaf dan moeten vrouwen alles tegelijk kunnen: moederen, werken én het huishouden.”

En nog een opvallende vaststelling: vooral vrouwen krijgen de eindverantwoordelijkheid van de opvoeding. “Wanneer een kind zijn jas niet aan heeft, is dat een vergetelheid van de moeder. Vaders worden minder aangesproken over de opvoeding van hun kinderen.”

Complexer leven

Hoe verklaart u dat? “Het vaderschap is niet de levensbepalende identiteit, bij moeders is dat nog wel het geval. Al vanaf de conceptie wordt er naar de taak van de mama gekeken, terwijl de vader vooral een ondersteunende rol heeft. Zijn werk blijft de prioriteit.”

“Bovendien is de taak van de ouder of specifiek de moeder almaar groter geworden. Ze moet over zoveel nadenken: past de ideologie van de school wel bij mijn kind? Heeft mijn kind geen leerstoornis? Moet ik het naar de kine sturen voor mobilisatieoefeningen? Ze moet zich voor elke beslissing verantwoorden.”

“We ervaren veel vrijheid, maar die creëert tegelijk keuzestress. Het leven was voor onze grootmoeders niet makkelijker, maar het leven vandaag is complexer. We hebben extra lagen zoals sociale media en internet die vol met tips staan. Daarnaast gaan we fulltime werken én proberen we een sociaal leven vol te houden. Dat is veel.”

Onbestaande work-lifebalance

Als compensatie is er de work-lifebalance, maar ook die bestaat niet, reageert de onderzoekster. “De work-lifebalance gaat ervanuit dat we ons werk doen en daarna genieten van onze ‘life’ die vaak wordt voorgesteld als naar de yoga gaan, sporten …”

“Zo zijn we ook zelfs na het werk aan onszelf aan het werken. Alles gaat over zelfzorg. Waarom eigenlijk? Het concept work-lifebalance gaat al veertig jaar mee en wordt vooral toegeschreven aan vrouwen. Als het een werkbaar concept was, zouden we het toch niet hoeven te gebruiken?”

‘Over de work-lifebalance van de poetshulp wordt niet gesproken.’

Volgens Willemen wordt de work-lifebalance vooral verkocht als een positief verhaal, waar we zelf iets aan kunnen doen. “Een goede balans zoeken tussen productief werk – arbeid die geld oplevert – en zorg, wordt voorgesteld als een individueel probleem. Terwijl het in wezen afhankelijk is van zaken die we zelf niet in de hand hebben, zoals goede kinderopvang of poetshulp.”

Bovendien is die me-time vaak enkel voorbehouden voor de hogere (midden)klasse. “Wanneer we een betere work-lifebalance hebben, is dat dankzij de poetshulp of een babysit die we inschakelen. Over de work-lifebalance van de poetshulp wordt niet gesproken. Die kan die keuzes zelfs niet maken.”

“Het is een historisch unicum dat we onze kinderen opvoeden in zo’n kleine bubbel als vandaag. In de hele geschiedenis van de mensheid is dat nooit eerder zo geweest.”

© ID / Tine Schoemaker

Eenzaam moederschap

Zelf ervaarde Noëmi Willemen haar zwangerschap en de eerste jaren als moeder als een heftige, eenzame periode. “De eerste maanden zit je in de zetel, je af te vragen of je al borstvoeding hebt gegeven of niet. Terwijl je partner na amper tien dagen al gaat werken.”

Wanneer ze mensen hoort zeggen dat mama’s er toch zelf voor gekozen hebben, komt de stoom bijna uit haar oren. “Uiteraard zijn kinderen een eigen keuze. Daarmee bedoel ik zeker niet dat iedereen kinderen moet krijgen. Wel zie ik kinderen grootbrengen als een maatschappelijke taak”, zegt ze.

“Kinderen krijgen is een individuele verantwoordelijkheid geworden, terwijl het een gedeeld ouderschap zou moeten zijn. ‘It takes a village to raise a child’, horen we vaak. Maar bestaat die ‘village’ nog in onze maatschappij? Ouders of grootouders zijn er niet altijd en zonder de poetshulp of crèche zouden we niet slagen in ons ouderschap.”

Collectieve kinderwens

Willemen: “Wanneer je naar de geschiedenis kijkt, is het een historisch unicum dat we onze kinderen opvoeden in zo’n kleine bubbel als vandaag. In de hele geschiedenis van de mensheid is dat nooit eerder zo geweest. We romantiseren het ideaal van het kerngezin met twee ouders te veel.”

‘We romantiseren het ideaal van het kerngezin te veel.’

De historica meent dat de maatschappij een collectieve kinderwens heeft. “De volgende generaties moeten ervoor zorgen dat onze pensioenen betaald worden, dat er verpleegsters in het rusthuis aanwezig zijn, dat zelfs de planeet gered wordt … De kinderen van nu zijn de arbeidskrachten van morgen.”

“Wanneer het over auto’s gaat, is alles mogelijk. Wanneer het over onze kinderen gaat, blokkeert het systeem en zijn investeringen moeilijk. Hoe kan je zo’n wezenlijk onderdeel van onze economie verwaarlozen?”

Alleenstaande mama

Zelf groeide de historica op als kind van een alleenstaande mama, nadat haar vader bij een auto-ongeval om het leven kwam. “Later kwam mijn stiefvader erbij, die ook weduwnaar was. Daardoor beschouw ik het kerngezin niet als de evidente standaard om in op te groeien.”

Waar vroeger grootouders of buren meehielpen en er een sociaal vangnet bestond, krimpt dat almaar sinds de jaren tachtig. “De welvaartsstaat verkleint. De overheid zoekt sindsdien naar een manier om het sociaal beleid te verzoenen met de markt. Onze samenleving is er niet op gericht om alle groepen voldoende te ondersteunen, maar vooral om de werkenden te ondersteunen.”

‘Onze samenleving is er niet op gericht om alle groepen te ondersteunen, maar vooral om de werkenden te ondersteunen.’

“In Groot-Brittannië spreekt men over de evolutie van een ‘welfare state’ naar een ‘workfare state’: werken wordt een voorwaarde om te kunnen genieten van een sociaal vangnet. Ook bij ons zien we die trend.”

“De nieuwe voorrangsregels in de gesubsidieerde kinderopvang zijn daar een voorbeeld van: de regering geeft voorrang aan mensen die minstens vier vijfde werken of mensen die diezelfde tijd aan een opleiding spenderen. Mensen die nog niet aan het werk zijn of alleenstaande ouders die niet fulltime werken, worden zo benadeeld.”

‘Turn to parenting’

Bovendien is de nadruk verschoven van structurele maatregelen zoals de beperking van de armoede of woningnood naar wat onderzoekers ‘turn to parenting’ noemen. “De overheid kijkt niet meer naar maatschappelijke en structurele oplossingen, maar naar de ouders zelf.”

“Voeden ouders hun kinderen wel goed op? Leren ze de taal voldoende? Dat zie ik als een besparingsmaatregel: jouw kind is jouw succes, het is niet het gevolg van de situatie of context. Het is de taak van de ouder om goede burgers groot te brengen.”

De vraag is wie de verantwoordelijkheid daadwerkelijk heeft, zegt de historica. “Is het de taak van de overheid, van de werkgever of van de ouders? Moet de zorg geprivatiseerd worden? Ook dat lijkt me niet de ideale weg.”

10.000 extra plaatsen

In de kinderopvang is er een tekort aan plaatsen. Hoe groot dat tekort is, weet men niet exact. In vergelijking met andere landen heeft Vlaanderen veel kinderen per begeleider. “De crisis komt voor in alle geïndustrialiseerde staten met een krakende welvaartstaat: alle zorgsectoren hebben slechte personeelstatuten en dus ook personeelstekort.”

Bijkomend: steeds meer onthaalouders geven er de brui aan of zijn met pensioen gegaan. “Zij houden vaak slechts 1.000 euro netto over. Dat is een peulschil, als het ware een betaalde hobby. Geen wonder dat het aantal onthaalouders elk jaar daalt.”

‘Het beroep van kinderbegeleider moet aantrekkelijker worden.’

De regering-Diependaele heeft grote ambities met de kinderopvang. Ze belooft de komende jaren 10.000 plaatsen in de kinderopvang te creëren. “Plaatsen zijn nodig, maar daarvoor heb je eerst personeel nodig”, zegt Noëmi Willemen.

En daar wringt volgens haar het schoentje. “Door enkel nieuwe plekken te creëren, los je het probleem niet op. Het moeten kwaliteitsvolle en duurzame plaatsen zijn. En daarvoor moet het beroep van kinderbegeleider aantrekkelijker en beter worden”, zegt ze.

Ouders en grootouders van baby’s en peuters woonden 27 weken lang de plenaire zitting van het Vlaams Parlement bij om de crisis in de kinderopvang aan te kaarten.

© ID / Marc Gysens

Kind en gezien

Noëmi Willemen trekt al enkele jaren aan de alarmbel. Zo is ze lid van de burgerbeweging Crisiskabinet Kinderopvang. Deze groep van bezorgde mensen begon in 2022 de druk op de Vlaamse Regering op te voeren met acties en petities om de crisis in de kinderopvang aan te kaarten. Zo woonde Noëmi Willemen samen met een groep ouders en grootouders van baby’s en peuters voor de actie ‘Kind en gezien’ 27 weken lang de plenaire zitting van het Vlaams Parlement bij.

Ze verzamelde getuigenissen van ouders over het belang van kinderopvang. “Zo was er een gezin met twee kinderen, beiden hadden gestudeerd en ze hadden een goede job. Tegelijk kregen ze een burn-out. Dankzij de kinderopvang hielden zij het vol: de begeleiders kwamen de kindjes thuis ophalen en brachten ze weer terug. ‘Zonder de kinderopvang zouden onze kinderen uit huis geplaatst zijn’, klonk het.”

“De crèches dragen de lasten van vele ouders en bij uitbreiding van ons allemaal. Wanneer de kinderopvangsector in elkaar stort, is dat niet alleen een probleem van de ouders, alle werkgevers zullen dat voelen. Als de crisis in deze sector aanhoudt, zal dat de samenleving duur te staan komen.”

Marshallplan voor kinderopvang

Noëmi Willemen ondersteunt ook de Kinderopvangzaak, een coalitie van twintig organisaties, zoals de Vrouwenraad, Femma en Netwerk tegen Armoede.

“Dat is een platform met vertegenwoordigers van de kinderopvanginitiatieven, mensenrechtenorganisaties en de vakbonden”, zegt ze. “Zij eisen een Marshallplan voor de kinderopvang met structurele veranderingen en investeringen. “

‘Kwetsbare gezinnen zullen hemel en aarde moeten bewegen voor een kinderopvangplaats.’

Een van de laatste actiepunten is de nieuwe voorrangsregels in de kinderopvang, die voorrang geven aan ouders die werken. “Dat is dertig jaar inzet voor meer inclusieve kinderopvang in de vuilnisbak. Het maakt het bijna onmogelijk voor een gezin dat minder dan vier vijfde werkt om nog een plaats te vinden voor hun kindje.”

“Bovendien zullen kinderopvanguitbaters nog slechts maximaal 10 procent van hun plaatsen kunnen voorbehouden voor kinderen uit kwetsbare gezinnen. Tot nu toe was een verplichting van 20 procent van kracht.”

“Niet alleen deeltijds werkende ouders zullen de dupe worden van deze nieuwe voorrangsregeling. Vooral kwetsbare gezinnen, zoals alleenstaande ouders of ouders met gezondheidsproblemen, zullen hemel en aarde moeten bewegen voor een opvangplaats.”

Daarom is de Kinderopvangzaak naar het Grondwettelijk Hof getrokken, omdat de nieuwe maatregel volgens hen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. “Kinderopvang is een recht en een basisvoorziening, niet enkel bedoeld voor geprivilegieerde tweeverdieners. Het mag niet aan voorwaarden gekoppeld worden.”

“Wat zou er gebeuren er als we alle basisvoorzieningen zouden koppelen aan werk? Woonzorgcentra of kleuterscholen waar enkel ouders van werkende kinderen terechtkunnen? Wat is het volgende initiatief? Dat kunnen we niet laten gebeuren. Dit is een belangrijk precedent, waar we een halt aan moeten toeroepen!”

Reacties [1]

  • Peter Van Loo

    Een goed artikel waarin het maatschappelijk probleem van opvoeden en kinderopvang goed wordt toegelicht.
    Wat ik jammer vind, is dat de rol van de vader toch wel heel erg stereotiep wordt voorgesteld, terwijl er zo veel geëngageerde vaders rondlopen die hun werkrooster, hun carrière aanpassen aan het ritme van de kinderen. Er wordt steeds binnen dit type discours gesproken over de moeder terwijl van de vader vandaag de dag ook wel heel erg veel verwacht wordt. Die moet vandaag brood op de plank brengen, hij moet de kinderen mee opvoeden, hij brengt of haalt ze even goed van school, hij is wel aanwezig op oudercontacten, hij is wel actief in de sportclub van zoon of dochter, hij moet ondertussen wel een huis verbouwen,…
    En dan vraag ik me af in hoeverre is dit schrijven gebaseerd op onderzoek. Of is bovenstaande beschrijving van een vader écht de uitzondering. Hiermee wil ik niets af doen van de rol van de moeder. Wél wil ik de balans meer in het midden brengen.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.