Mensen met migratieachtergrond
In 2015 had naar schatting bijna 20 procent van de Belgische bevolking een migratieachtergrond. Die diversiteit neemt steeds toe, niet in het minst in stedelijke gebieden.
‘Je moet scherp houden over welke groep je het hebt.’
Kijken we in de bevolkingsstatistieken enkel naar ‘nationaliteit’, dan zakt dat cijfer in 2015 naar 11 procent, en dat bleef vrijwel constant in 2018.11,9%, Statbel.Dat is logisch: hier verschuiven personen met een dubbele nationaliteit en personen die de Belgische nationaliteit al hebben verworven, naar de groep ‘Belgen’.
Het is vooral belangrijk om scherp te houden over wie je het precies hebt. Een Belg wiens grootouders emigreerden vanuit Turkije is immers niet hetzelfde als een oorlogsvluchteling die hier net aankomt.
Elke groep heeft eigen kenmerken, een eigen geschiedenis, eigen ervaringen. Toch delen personen met een migratieachtergrond ook heel wat ervaringen in de ontvangende samenleving.
Concrete migratieachtergrond
De concrete migratieachtergrond van iemand kan een invloed hebben op de individuele mentale gezondheid, op probleemgebruik, hulpzoekgedrag of toegang tot zorg. Wat waren de redenen van migratie? Migreerde men alleen of samen met familie?
Zo merken we dat personen met intra-Europese migratieachtergrond maar ook personen die internationale bescherming vragen vaak kampen met eenzaamheid en post-traumatische stress.
Het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugverslaving (EMCDDA) gaat nog een stap verder. Dit centrum wijst op migratiegerelateerde risicofactoren voor probleemgebruik: alleenstaand zijn, verveling, werkloosheid, traumatische ervaringen, armoede, beperkte kennis over de drughulpverlening, wonen in kansarme buurten en “het hebben van een culturele achtergrond die druggebruik normaliseert”.
Intern gedefinieerde identiteit
Naast de concrete migratieachtergrond van mensen is er de intern gedefinieerde etnische identiteit. Voelt iemand zich verbonden met een etnische groep, met mensen die hetzelfde verblijfsstatuut hebben of met een bepaalde geloofsgemeenschap? Het heeft allemaal effect op het mentaal welzijn, probleemgebruik en hulpzoekgedrag.
‘Migratieachtergrond kan gevolgen hebben op probleemgebruik.’
De intern gedefinieerde etniciteit is afhankelijk van het individu en de familie. Ze wordt ook beïnvloed door hoe iemand zich in een etnische gemeenschap en samenleving voelt.
Zo ervaren personen met een Turkse migratieachtergrond die zichzelf omschrijven als probleemgebruikers een drievoudig gevoel van uitsluiting: door de samenleving vanwege de migratieachtergrond en vanwege het probleemgebruik in zowel de eigen gemeenschap als de samenleving.
Extern gedefinieerde identiteit
Er is ook de extern gedefinieerde identiteit: het verblijfstatuut of eenvoudigweg ‘het migrant zijn’. Sommige wetten en mensen zien enkel de migratieachtergrond en evalueren dat niet als meerwaarde.
Die maatschappelijke etikettering heeft gevolgen op de mentale gezondheid, probleemgebruik, hulpzoekgedrag en toegang tot de zorg van mensen.
Wederzijds beïnvloeding
Al deze elementen van identiteit en migratie zijn communicerende vaten. Ze interageren met andere aspecten zoals geestelijke gezondheid, copingmechanismen en de beschikbaarheid van verslavende middelen.
‘Sommige mensen zien enkel de migratieachtergrond.’
Bovendien spelen ook specifieke interacties met de individuele drughulpverlener, de dienst of organisatie waarin men terecht komt een rol, net als de dominante visies op en toegankelijkheid van zorg.
Zo kan de individuele migratiegeschiedenis een invloed hebben op het vertrouwen dat iemand stelt in de hulpverlening, een fenomeen dat we bijvoorbeeld vaak bij Roma zien. En wie slechte ervaringen heeft met openbare diensten in andere landen bouwt moeilijker een nieuwe vertrouwensband op.
Wat weten we nog meer?
Mensen met een migratieachtergrond zijn minder vertegenwoordigd in de residentiële drughulpverlening. Ze verblijven er ook minder lang en bij een eerste opname zijn ze vaak ouder dan mensen zonder migratieachtergrond
Nog een interessante vaststelling: in de Vlaamse niet-medische drughulpverlening zoals dagcentra en therapeutische gemeenschappen zijn cliënten met een vreemde nationaliteit, in het bijzonder zij die migreerden vanuit andere Europese landen, vaak ondervertegenwoordigd. In de medische drughulpverlening, zoals de Medisch Sociaal Opvangcentra (MSOC), zijn personen met een andere nationaliteit dan weer oververtegenwoordigd. Wellicht heeft dat te maken met de lage drempel van een aantal van deze diensten.
Bovendien zijn in België veel niet-medische vormen van drughulpverlening voor vluchtelingen en asielaanvragers ontoegankelijk door het principe van ‘dringende medische hulp’.Als je in België een onwettig verblijf hebt, dan heb je recht op dringende medische hulp. Maar deze is beperkt tot“medische zorgen van preventieve en curatieve aard, nazorg, ambulante zorg en zorg in een verplegingsinstelling”.Er is ook een gebrek aan kennis over de drughulpverlening bij zowel intra-Europese migranten als vluchtelingen en asielaanvragers.
Beperkt zicht
Meer kennis verwerven over de relatie tussen druggebruik, drughulpverlening en migratie is noodzakelijk maar niet evident. De angst voor etnische profilering en stigmatisering verlammen beleid, praktijk en onderzoek.
Zo worden in België weinig indicatoren geregistreerd die toelaten duidelijk zicht te krijgen op mensen met een migratieachtergrond in de hulpverlening. Daardoor verdwijnen er heel wat gebruikers in al te ruime categorieën.
‘Meer kennis verwerven over druggebruik en migratie is niet evident. De angst voor etnische profilering verlamt beleid, praktijk en onderzoek.’
De beperkte kennis doet ook vragen rijzen bij de effectiviteit van een aantal initiatieven voor deze groep druggebruikers. Om doeltreffende zorg uit te bouwen, moeten we daarom eerst zicht krijgen op de stand van zaken. Het vaststellen van prevalentie en zorggebruik is een noodzakelijke stap om verschillen en ongelijkheden te verklaren. Nadien kan actie volgen.
Cultuurcompetente drughulpverlener
Het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugverslaving geeft aan dat binnen Europa zowel preventie als drughulpverlening voor mensen met een migratieachtergrond onvoldoende ontwikkeld zijn.
‘Ligt de sleutel bij cultuurcompetente hulpverleners?’
Wat moeten we doen om beter tegemoet te komen aan de noden van deze doelgroepen? Op haar online best-practice portaal is het Europees centrum daarover duidelijk: men moet in de drughulpverlening vooral inzetten op culturele competenties en tegemoetkomingen op vlak van taal. Maar ligt daar de sleutel?
Hot
Culturele competentie is hot. In de Amerikaanse drughulpverlening introduceerde SAHMSA (Substance Abuse and Mental Health Services Administration) het begrip als leidraad om ongelijkheden terug te dringen. Ze beschouwen cultureel competente zorg als een manier om zowel het bereik, toegankelijkheid als de resultaten van behandeling te verbeteren.
Maar waaruit culturele competentie nu juist bestaat en hoe het zich verhoudt tot het terugdringen van gezondheidsongelijkheden, blijft onduidelijk: “Het is een reeks congruente gedragingen, kennis, attitudes en beleidsmaatregelen die samenkomen in een systeem, organisatie of onder professionals die effectief werk in cross-culturele situaties mogelijk maken”.
‘Veel verantwoordelijkheid wordt bij het individu gelegd.’
In deze definitie zien we zowel het micro (professioneel), meso (organisatie) als macro (systeem) niveau terugkomen. Toch lijkt het erop dat vandaag veel verantwoordelijk bij het individu wordt gelegd, zowel bij de cliënt als bij de hulpverlener.
Basishouding
Hulpverleners worden vandaag de dag overladen met trainingen die hen meer inzicht geven in ‘de andere’. Ze worden daarbij gewaarschuwd voor een reactie van tegenoverdracht: de eigen mening over migratie kan de vertrouwensrelatie met de cliënt beïnvloeden.
De houding van de hulpverlener is van groot belang voor het al dan niet slagen van een hulptraject. Vertrouwen, individuele expertise en kunde spelen een grote rol. De hulpverlener moet een goed zicht hebben op de situatie en maatschappelijke context van de cliënt.
Toch blijft het de vraag in welke mate deze skills getuigen van een bijzondere culturele competentie dan wel van een gezonde insteek die je van elke sociale professional mag verwachten?
Geloof
Bovendien worden in dit discours cultuur, geloof en sociale context wel eens met elkaar verward. Heel wat nadruk ligt op geloof, hoewel dit bij probleemgebruikers geen onproblematisch gegeven is.
Zo concludeerde onderzoeker Elise Rondelez (UGent) dat de zichtbare culturele kenmerken en problematieken van cliënten met een moslimachtergrond vaak als mantra herhaald worden in de geestelijke gezondheidszorg. Denk maar aan het niet willen behandeld worden door vrouwelijke hulpverleners, ruimte willen voor gebed, sociale druk van familie, het uitdrukken van mentale problemen in fysieke termen en het verklaren van psychose aan de hand van geesten…
‘Heel wat nadruk ligt op geloof.’
In het heersende discours over culturele competentie gaat bovendien veel aandacht naar de islam. Zo stelt het EMCDDA dat ‘religieuze affiliatie’ en ‘toegewijd moslim zijn’ beschermende factoren zijn tegen probleemgebruik. De realiteit is evenwel veel complexer. Meer nog, geloof hangt voor veel mensen samen met negatieve sociale relaties, en niet zelden met sociale druk.
In ons onderzoek bij Turkse probleemgebruikers in Gent bleek bijvoorbeeld dat zo goed als alle participanten zich als moslim omschrijven maar slechts een minderheid zich gesterkt voelde door de eigen geloofsgemeenschap. Het merendeel voelt zich eerder ‘verstoten’ en gelooft niet dat die ‘gemeenschap’ of haar imam hen kunnen helpen. Dit sluit aan bij internationaal onderzoek dat aantoont dat een sociaal geconstrueerde, normerende perceptie van geloof een negatieve impact kan hebben op de mentale gezondheid.
Het is dus van belang om als hulpverlener, alvorens religie als ondersteunende dan wel belemmerende factor te definiëren, de sociale gevolgen van geloof te erkennen. Je moet een onderscheid maken tussen een sterke en zwakke religieuze identiteit alsook tussen positieve (spirituele steun) en negatieve (bestraffing) religieuzecopingmechanismen. Bijgevolg kunnen imams voor sommigen een belangrijke rol spelen in psychosociale begeleiding maar dit is zeker niet voor alle moslims zo.
Veel meer nodig
Gaat het over een breedbeeldperspectief op de relatie tussen drughulpverlening en personen met een migratieachtergrond, dan is de Amerikaanse hoogleraar Erick Guerrero toonaangevend.
Guerrero stelt vast dat hulporganisaties vaak dezelfde instrumenten inzetten om hulpverleningstrajecten succesvol te maken. Organisaties grijpen bijna blindelings naar het etnisch en talig matchen van cliënt en hulpverlener, aangevuld met culturele competentietraining.Guerrero, E., Fenwick, K. and Kong, Y. (2017), Advancing theory development: exploring the leadership–climate relationship as a mechanism of the implementation of cultural competence, Implementation Science,12(1)
‘Steeds meer kijkt de drughulpverlening over het muurtje.’
Toch is er veel meer nodig: bijkomende kennis over doelgroepen, outreachend werk, contacten met gemeenschappen, een diversiteitsbeleid en het aanwerven van hulpverleners met een migratieachtergrond. Organisaties moeten dit ontwikkelen vanuit een leiderschap dat openstaat voor veranderingen.
Ook in Vlaanderen ligt de nadruk nog sterk op vorming van individuele hulpverleners. Al zien we ook meer aandacht voor het beleid, het klimaat en de cultuur van een organisatie. Steeds meer kijkt de drughulpverlening over het muurtje, naar evoluties in de ouderen- en eerstelijnszorg die al langer aandacht hebben voor de impact van identiteit en migratie op zorg.
Biomedische visie dominant
Probleemgebruik heeft niet alleen te maken met de aard en beschikbaarheid van middelen, genetische aanleg of neurologische processen.Dit inzicht werd vanaf de jaren tachtig onderbouwd vanuit experimenten van de Canadese psycholoog Bruce Alexander.Ook de maatschappelijke context van een individu is bepalend. Vooral bij mensen waar verschillende kwetsbaarheden elkaar kruisen, wordt het steeds relevanter om bij dat sociale aspect van probleemgebruik stil te staan.
‘Het is eenvoudiger om een individueel brein te onderzoeken.’
Toch blijft de biomedische visie dominant. Daarvoor is een simpele reden: het is eenvoudiger om een individueel brein in een geïsoleerde context te onderzoeken dan om het complexe samenspel van individuele en sociale factoren nauwgezet in mechanismen te vatten. Daarom bestaat er minder onderzoek naar de invloed van sociale factoren op probleemgebruik en herstel.
Weinig ruimte
In dat zog blijven organisaties en individuele hulpverleners te weinig ruimte krijgen om echt cliëntgericht aan de slag te gaan en rekening te houden met de sociale context van de cliënt.
Vaak is er bijvoorbeeld onvoldoende tijd om in te zetten op outreachend werken, het opbouwen van een duurzame vertrouwensband of het in kaart brengen van de sociale positie van de cliënt met of zonder migratieachtergrond.
Herstelgerichte zorg
Gelukkig is er een beloftevolle ontwikkeling: herstelgerichte zorg. Dat wordt steeds meer het ankerpunt van goede zorg, zowel in de geestelijke gezondheidszorg als in de verslavingszorg.
‘Herstelgerichte zorg wordt het ankerpunt.’
Dat blijkt ook uit de keuze van huidig Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen. Hij schuift een herstelgerichte visie op de drughulpverlening naar voor. Abstinentie is niet het enige doel van een drughulpverleningstraject. Er moet ook aandacht zijn voor de context waarin probleemgebruik ontstaat en in stand wordt gehouden.
Een integrale benadering
Een verslavingsprobleem staat nooit op zich. Een cliënt met een migratieachtergrond wordt mee gevormd door zijn nabije omgeving en de samenleving. Dat geldt ook voor de hulpverlener die handelt binnen het dominant kader van ‘goede zorg’ in het gezondheidssysteem en binnen de lijnen van wat zijn organisatie toelaat, steunt en wenst te bevorderen.
Dat is een complexe analyse met nog verscheidene kennislacunes. Als team van onderzoekers willen we die graag helpen invullen de komende jaren.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Ik kan talloze voorbeelden geven van mensen die bij het Anderlechtse OCMW bot vangen’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies