Geen eendagsvlieg
Voor maatschappelijk kwetsbare jongeren blijft de drempel naar een traditionele sportclub hoog. Ze sporten op straten en pleintjes in de eigen buurt. De werkingen die hen toeleiden en ondersteunen, kregen in 2000 de naam ‘buurtsport’.
‘Buurtsport bleek geen eendagsvlieg.’
Buurtsport bleek geen eendagsvlieg. De Vlaamse overheid investeerde erin. Volgens het Decreet Lokaal Sportbeleid uit 2008 moest 20 procent van de middelen voor lokaal sportbeleid gaan naar andersgeorganiseerde sport, zoals buurtsport. Intussen is het decreet niet meer van toepassing, maar het betekende een belangrijke financiële impuls voor buurtsport.Theeboom, M., Haudenhuyse, R. en Vertongen, J. (2015), ‘Sport en sociale innovatie. Inspirerende praktijken en inzichten’, Brussel, Vubpress.
Momenteel biedt ongeveer een kwart van de Vlaamse gemeenten buurtsport aan.Van der Sypt, P. (2017), ‘Meer Vlaamse gemeenten zetten in op Buurtsport: Buurtsport in Vlaanderen anno 2016’, Vlaams Tijdschrift Voor Sportbeheer, 260, 28-31.
Maatschappelijke dimensie
Buurtsportorganisaties stellen vast dat de uitsluiting van jongeren in de sport slechts een onderdeel is van bredere uitsluitingsmechanismen. Niet alleen in de sportclub, maar ook op school en in de samenleving ervaren ze uitsluiting.Vettenburg, N. (1998), ‘Juvenile delinquency and the cultural characteristics of the family’, International Journal of Adolescent Medicine and Health, 10(3), 193-210.
Buurtsport zet zich daarom niet louter in op het creëren van gelijke sportkansen maar zet sport in om sociale doelstellingen te realiseren. Een studie uit 2015 van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid bevestigt het belang van de maatschappelijke dimensie van buurtsport.
Buurtsport en sociale cohesie
Opvallend is de sterke focus op sociale cohesie. Alleen blijft dat een onduidelijk concept. Bernard, P. (1999), ‘Social cohesion: A critique’, Ottawa, Canadian Policy Research Networks.Definities blijven vaag en worden naar eigen goeddunken ingevuld. De val voor misbruik staat open: sociale cohesie wordt gereduceerd tot een beleidsinstrument, bijvoorbeeld bij de aanpak van onveiligheid of migratie.
Vandaar dat wij bekeken hoe jongeren en buurtsportwerkers naar sociale cohesie kijken.Dit doctoraatsonderzoek ‘Buurtsport en sociale cohesie: een sociaal werk perspectief’ is een onderdeel van het vierjarig interuniversitair onderzoeksproject ‘CATCH’. Dit project gaat op zoek naar de mechanismen en voorwaarden binnen buurtsport die bijdragen tot de sociale inclusie van jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties.De getuigenissen van 28 jongeren en 34 buurtsportwerkers tonen twee verschillende perspectieven op sociale cohesie: een socioculturele opvatting en een sociaal kapitaal opvatting.
Socioculturele cohesie
Reguliere vrijetijdspraktijken bereiken moeilijk jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties. Zeker voor etnisch-culturele minderheidsgroepen blijven de deuren dicht.
Internationaal onderzoek stelt dat buurtsport hierop een antwoord is. Het creëert interacties tussen jongeren met een diverse etnisch-culturele achtergrond.Spaaij, R., Magee, J., e.a. (2016), ‘Diversity work in community sport organisations: Commitment, resistance and institutional change’, International Review for the Sociology of Sport, 53(3), 278-295.Sociale cohesie valt binnen dit perspectief samen met het bevorderen van socioculturele cohesie.
‘Bij buurtsport staat ontmoeting centraal.’
Onze bevraging bevestigt dat buurtsport een bijdrage levert aan het verbinden van jongeren met verschillende achtergronden. Al bij de eerste ontmoeting tussen deelnemers, blijkt de kracht van sport. Het ijs is snel gebroken. Het toewerken naar een gemeenschappelijk en sportief doel neemt drempels weg. Zo kan sport de taalbarrière tussen deelnemers overstijgen. Een buurtsporter: “Ik kan helemaal geen Frans. Maar voor voetbal moet je niet praten hé, je moet voetballen.”
Diversiteit
Bij buurtsport staat ontmoeting centraal. Er is begrip en waardering voor uiteenlopende verhalen, ambities en levensomstandigheden. Die diversiteit wordt echter niet ervaren als een uitsluitend etnisch of cultureel gegeven.
In het onderzoek omschrijven de deelnemers aan buurtsportactiviteiten diversiteit als een breed fenomeen gebaseerd op hun socioculturele afkomst, geslacht, socio-economische achtergrond, schoolniveau of psychische gezondheid.
Ook financiële diversiteit is een issue. Een buurtsporter vertelt dat wie weinig geld heeft, ook niet veel keuze heeft. “Ik woon alleen en wou voetballen. De ploeg bij buurtsport was de enige ploeg waar je niet voor moest betalen en die me ook aanvaardde. Bij de G-ploeg betaal je 82 euro voor een trui en een verzekering.”G-sport is sport voor jongeren met een fysieke of verstandelijke beperking.
Hier sluiten perspectieven van buurtsportpraktijken en haar deelnemers niet naadloos op elkaar aan. De buurtsporters vullen diversiteit breed in. Maar de initiatieven zelf trekken de kaart van socioculturele cohesie. Op die manier riskeren ze voorbij te gaan aan aspecten die de leefwereld van deelnemers beïnvloeden: een gebrek aan sociale en politieke participatie of economische herverdeling.
Sociaal kapitaal
Een tweede perspectief op sociaal cohesie vertrekt vanuit sociaal kapitaal. Sociaal kapitaal wijst op de ontwikkeling van individuele competenties en vaardigheden, eerder dan de ontwikkeling van een buurt, groep, gemeenschap of samenleving.
Aan de basis van die opvatting ligt een individuele investeringslogica. Mensen kunnen hun levensomstandigheden ‘overstijgen’ zolang hen ondernemerschap, eigenaarschap en verantwoordelijkheidszin worden bijgebracht. Buurtsportactiviteiten moeten zo’n succesvol individueel traject mogelijk maken.
Een buursportbegeleider zegt dat zo: “Vaak bereiken we jongeren die om allerlei redenen niet werken, nergens aangeworven zijn, thuis zitten. In buurtsport trachten we hen een rol te geven waarbij ze steeds meer verantwoordelijkheid opnemen.”
Competitief op de markt
Buurtsportwerkers werken aan sociale cohesie. Hoe ze dat concreet invullen, beslissen ze niet alleen. Ze zijn afhankelijk van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen.
‘Praktijken worden afgerekend op financiële efficiëntie.’
Zo moeten buurtsportpraktijken zich alsmaar competitiever opstellen om subsidies te werven of te legitimeren. Vormen van outputfinanciering leiden tot scenario’s waarbij praktijken afgerekend worden op financiële efficiëntie, eerder dan de kwaliteit van het aanbod.
“De laatste jaren ondervinden wij toenemende vermarkting. Dan moet je bijvoorbeeld met een tender werken. Dat wil zeggen dat een oproep uitgeschreven wordt waar elke organisatie op moet inschrijven. Heel dikwijls is één van de meest doorslaggevende factoren wie dat het goedkoopst kan doen. Soms gaat het voor 60 procent over de prijs en 40 procent over de inhoud.”
Overlastbestrijders
Vanuit die outputfinanciering krijgen praktijkwerkers vaak de opdracht om als ‘overlastbestrijders’ op te treden in buurten waar ze actief zijn. Die opdracht kan een repressief kantje krijgen, waar buurtsportwerkers zich niet altijd in vinden. “Buurtsport is geen buffer tegen overlast. We zijn geen politieagenten, wij proberen met de jongeren te werken, niet tegen de jongeren.”
‘Wij zijn geen politieagenten.’
Ze benadrukken daarbij dat repressie haaks staat op het DNA van buurtsport: op een onvoorwaardelijke manier de handelingsmogelijkheden van jongeren vergroten.
Kwantificering
Om tegemoet te komen aan de verwachtingen van beleidsmakers en financiële stakeholders, promoten praktijkwerkers vaak hun werking door de meest kwantificeerbare output te belichten. Voorbeelden van zo’n output zijn het aantal bereikte deelnemers of de duur van de participatie.
Ook doorstroomcijfers zijn populair. Zo schreef Vlaams minister Homans in 2016 de projectoproep ‘Bruggen tussen sport en/of jeugdwerk en kinderen in armoede’ uit. Heel wat goedgekeurde projecten focusten op de doorstroom van deelnemers naar een regulier vrijetijdsaanbod.
‘Buurtsport is geen doorgeefluik.’
Deelnemers uit ons onderzoek zetten vraagtekens bij de wenselijkheid van zo’n doorstroom. Ze vinden in buurtsport unieke elementen terug. Buurtsport is een aanbod op zich en mag niet gereduceerd worden tot doorgeefluik.
Verzet
Praktijkwerkers zijn kritisch ten aanzien van deze ontwikkelingen. Complexe levensomstandigheden van jongeren laten zich niet vatten in simpele en rechtlijnige beleidslogica’s. Een instrumentele investeringslogica duwt de leefwereld van deelnemers naar de achtergrond.
Praktijkwerkers verzetten zich op verschillende manieren, blijkt uit de bevraging. Het sensibiliseren van stakeholders over de levens van jongeren is de meest voorkomende vorm. “Op een stuurgroep waar schepenen aanwezig zijn laten we een jongere vertellen wat we voor hem betekenen en hoe zijn thuissituatie ineen zit.”
Individu of structuur?
Door in te grijpen op sociale cohesie, zitten ook buurtsportwerkers middenin het spanningsveld van sociaal werk.
Moet sociaal werk mensen helpen om zich aan te passen aan de samenleving? Of moet het mee bouwen aan een samenleving die zich beter aanpast aan de diversiteit van mensen? Kiest sociaal werk voor een individuele of structurele aanpak?Driessens, K. en Geldof, D. (2009), ‘Individu en/of structuur? Of wat wil het sociaal werk aanpakken?’, in Steyaert, J. en Verzelen, W. (red.), Canon van het sociaal werk in Vlaanderen.
De verhalen van praktijkwerkers en deelnemers tonen dat buurtsport onder druk staat om een individuele benadering te hanteren. Dat wordt een probleem als de structurele rol van sociale professionals daardoor uit het gezichtsveld verdwijnt. Zonder die structurele functie wordt de maatschappelijke kwetsbaarheid van jongeren een kwestie van individuele tekorten, eerder dan het gebrek aan collectieve verantwoordelijkheid om die kwetsbaarheid te bestrijden.
Moeilijke strijd tegen ongelijkheid
Vandaar het pleidooi voor het installeren van een politiserende en structurele benadering binnen buurtsport. Die moet zich zowel richten op het garanderen van sociale rechten van deelnemers, als op het bestrijden van structuren die ongelijkheid in de hand werken.
‘Buurtsportwerkers hebben de ambitie om structuren te veranderen. Maar ze krijgen dat niet vertaald naar hun praktijk.’
Ondanks de pogingen van praktijkwerkers om zo’n structurele aanpak te ontwikkelen, botsen ze op grenzen. Ze hebben de ambitie om structuren te veranderen, maar krijgen dat niet vertaald naar hun dagelijkse praktijk.
Van buiten naar binnen
In een vervolgonderzoek gingen we met negen buurtsportwerkers op zoek naar hoe die structurele rol er precies kan uitzien.
Deze praktijkwerkers nemen hun structurele rol op door sociale onrechtvaardigheid “van buiten naar binnen” aan te vechten. Via sensibilisering, signalering en beleidsbeïnvloeding stimuleren ze verandering bij beleids- en organisatiestructuren.
Ook binnen buurtsport zelf is een structurele aanpak nodig om de eigen keuken op orde te krijgen. Buurtsportbegeleiders nemen soms vooroordelen over hun doelgroep over van externe actoren. Dat kan leiden tot de stigmatisering en uitsluiting van deelnemers.
Sport sociaal werk
Zo’n structurele aanpak is complex. In de Verenigde Staten ontwikkelen zich praktijken die daar expliciet op inzetten: ‘sport sociaal werk’.
‘Buurtsport en sociaal werk komen dichterbij elkaar.’
Ook in Vlaanderen zien we deze evolutie. Buurtsport wordt meer expliciet aangestuurd vanuit sociaalwerkorganisaties zoals een OCMW of jeugdwelzijnsorganisatie. Daardoor komen buurtsport en sociaal werk steeds dichterbij elkaar.Theeboom, M., Haudenhuyse, R. en Vertongen, J. (2015), ‘Sport en sociale innovatie. Inspirerende praktijken en inzichten’, Brussel, Vubpress.
Maar schatten we de gevolgen daarvan voldoende in? Een buurtsportwerker was daarover duidelijk: “Maak van buurtsport geen hulpverlening, anders gaat het kapot.” Dichtbij sociaal werk staan heeft gevolgen. Het institutionaliseren en voorwaardelijk maken van het aanbod zijn mogelijke valkuilen. Niet iedereen is ervan overtuigd dat dit de juiste weg is. Want het onvoorwaardelijke en informele karakter van buurtsport komt op losse schroeven te staan.
Terug naar de kracht
In dat debat moet de kracht van buurtsport overeind blijven. Buurtsport zet succesvol in op individuele doelstellingen van jongeren. Buurtsportactiviteiten werken rond vaardigheden en attitudes waardoor kwetsbare jongeren beter gewapend zijn in het eigen traject. Dat is werken aan het sociaal kapitaal van jongeren.
Structurele benaderingen blijven een complexe onderneming voor buurtsport. Structureel werken is dan ook geen exclusief mandaat voor buurtsport, het is een collectief te dragen opdracht. Verschillende sociaalwerkpraktijken moeten de krachten bundelen om die opdracht waar te maken.
Binnen zo’n partnerschap kunnen individuele en structurele oplossingen complementair werken. Buurtsport is dan een partner die zowel lokaal als bovenlokaal het verschil maakt. Gaat het over maatschappelijke kwetsbaarheid, dan heeft buurtsport een belangrijke taak om de lokale praktijk te voeden en te wegen op het publiek debat.
Reacties [3]
Het decreet Lokaal Sportbeleid is enkel afgeschaft voor de gemeenten en provincies maar niet voor o.a. VGC en Netwerk Lokaal Sportbeleid (vroegere ISB). Zij worden nog steeds op basis van dit decreet gesubsidieerd ook voor Buurtsport.
Interessant artikel, maar ik vind nergens de naam of andere specs van het onderzoek terug, nog welke organisaties in welke stad meegewerkt hebben. Ook over het aangehaalde vervolgonderzoek ontbreken deze gegevens.
Dank voor je reactie op Sociaal.Net.
In de bijdrage zelf wordt in voetnoot verwezen naar het doctoraatsonderzoek waarop deze bijdrage gebaseerd is (onder kopje ‘Buurtsport en sociale cohesie’). Wil je nog meer info? Contacteer dan de auteur zelf door bovenaan de bijdrage op haar naam te klikken.
Peter Goris, redacteur Sociaal.Net
Zeker lezen
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies