Achtergrond

Zeventien gezinnen in armoede, vijf jaar later

Laure-lise Robben, Wim Van Lancker, Koen Hermans

Armoede is een hardnekkig probleem. Onderzoekers van het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (KU Leuven) volgden zeventien gezinnen die vijf jaar geleden kansarm waren. Slechts een gezin geraakte uit de armoede. Maar er is ook goed nieuws: het lokale beleidsniveau kan mee het verschil maken.

© Pexels / Lukas

Kansarmoede volgens Kind en Gezin

In 2019 groeide 14 procent van de kinderen tussen 0 en 3 jaar in Vlaanderen op in een kansarm gezin.

We weten dit dankzij gezinsondersteuners en verpleegkundigen van Kind en Gezin die kort na de geboorte de leefsituatie van de gezinnen registreren. Ze kijken naar zes levensdomeinen: tewerkstelling, inkomen, huisvesting, opleidingsniveau, gezondheid en stimulatieniveau van het kind. Scoort een gezin onvoldoende op minstens drie van deze domeinen, dan is het kansarm.

‘Deze cijfers zeggen niets over het gevoerde beleid.’

De kansarmoede-index van Kind en Gezin is een waardevol instrument. Het is de enige bron van informatie om de levensomstandigheden van gezinnen met jonge kinderen gedetailleerd in kaart te brengen.

Momentopname

Elk jaar maakt Kind en Gezin de nieuwe lokale kansarmoedecijfers bekend. Vooral beleidsmakers kijken uit naar deze cijfers: doet mijn gemeente het goed of slecht? De goede leerlingen sturen meteen een persbericht uit, de slechte houden zich stil.

Maar eigenlijk zeggen deze cijfers bijzonder weinig over het gevoerde beleid. De inspanningen van gezinnen of hulpverleners kunnen er niet uit worden afgelezen. Iemand is kansarm op het moment van meting of is het niet. Hoe het met de gezinnen nadien vergaat, verdwijnt uit beeld.

Meer dynamisch beeld

Een recent onderzoek van het Centrum voor Sociologisch Onderzoek in opdracht van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin gaat in op de beperkingen van deze kansarmoede-index.

Vijf jaar nadat werd vastgesteld dat ze in kansarmoede leefden, werden zeventien gezinnen uit vier Vlaamse steden uitgebreid bevraagd naar hun levensomstandigheden, hun levensverhaal en welke rol de lokale hulp- en dienstverlening daarbij heeft gespeeld.

Op vijf jaar tijd kan er veel gebeuren. Sterker nog, de COVID-19 pandemie leert dat we ons in enkele maanden tijd al in een ‘nieuw normaal’ kunnen bevinden. In vergelijking daarmee lijkt vijf jaar een eeuwigheid waarin alles kan veranderen. Maar voor veel mensen die leven in kansarmoede is dat niet het geval.

Hardnekkig probleem

De hardnekkigheid van armoede wordt snel duidelijk wanneer we de levensloop in kaart brengen van gezinnen na de geboorte van hun kind. Slechts één gezin slaagde erin om aan de armoede te ontsnappen. In dit gezin startten beide ouders in een voltijdse functie. Het gezinsinkomen en hun spaarboekje groeiden. Ze zegden de sociale huurwoning vaarwel en kochten een eigen woning.

‘Slechts één gezin ontsnapte aan de armoede.’

De grote meerderheid kon niet ontsnappen aan het leven in kansarmoede: dertien van de zeventien gezinnen hebben na vijf jaar nog steeds een gezinsinkomen onder de armoedegrens, ook al wordt er in alle gezinnen gewerkt. De drie overige gezinnen hebben een inkomen dat op of net boven de armoedegrens ligt. Zij behoren tot een kwetsbare groep in de lage middenklasse.

Toch geen stilstand

Hoewel er weinig verandering was in de levensstandaard van gezinnen wil dat niet zeggen dat de tijd helemaal stilstond. Bij sommige gezinnen was er een opmerkelijke verbetering van de situatie merkbaar.

Zo zag bijvoorbeeld een alleenstaande moeder amper verandering op vlak van werk, inkomen of woonsituatie. Wel overwon ze haar drugsverslaving en geeft ze aan vandaag sterker in haar schoenen te staan. Dat verhoogt haar kansen om ook uit de armoede te geraken.

Werk is onvoldoende

Het vinden van werk biedt voor de meeste van de bevraagde gezinnen geen uitweg uit hun kwetsbare positie. Alle gezinnen hebben minstens één inkomen uit arbeid. Acht daarvan zijn koppels die kunnen terugvallen op twee arbeidsinkomens. Toch komt slechts de helft van deze tweeverdieners boven de armoedegrens uit. Ondanks alle beleidsretoriek is ‘werk, werk, werk’ onvoldoende om armoede te bestrijden.

In de meeste gezinnen biedt het gezinsinkomen onvoldoende financiële ademruimte. Bovendien hangen de kansen op de arbeidsmarkt sterk samen met de gezondheid en het opleidingsniveau van de ouders. Het vinden van een vaste job die én voldoende loon oplevert én flexibel genoeg is om het evenwicht tussen gezin en werk te vinden, is voor deze gezinnen geen haalbare kaart.

Lokale hefbomen

Hoe kan je dat tij keren?

Hoewel de regionale en federale overheden de belangrijkste hefbomen in handen hebben om armoede te bestrijden, zijn er ook op het lokale niveau beleidsmaatregelen mogelijk. We geven enkele voorbeelden.

Hoewel kinderopvang in belangrijke mate een bovenlokale aangelegenheid is, kunnen lokale besturen de geografische spreiding monitoren, investeren in de toegankelijkheid van deze diensten en een lokaal loket kinderopvang opzetten om vraag en aanbod te matchen.

‘Ondanks alle beleidsretoriek is ‘werk, werk, werk’ onvoldoende om de armoede te bestrijden.’

Hoewel het onderwijsbeleid veelal op Vlaams niveau wordt geregeld, kan het lokaal niveau ingrijpen om de schoolkosten te verlagen en samenwerking tussen scholen en welzijnsdiensten faciliteren.

Hoewel het verhogen van het wettelijk minimumloon een federale bevoegdheid is, kunnen allerlei premies en tussenkomsten, aanvullende steun door het OCMW of huursubsidies het verschil maken voor kansarme gezinnen. Sommige gemeenten stellen premies ter beschikking zoals een geboortepremie.

Hoewel de wooncrisis vooral bovenlokaal bestreden moeten worden, kan de strijd tegen huisjesmelkerij en leegstand lokaal gevoerd worden, kan crisishuisvesting voorzien worden en kan men ook lokaal een woonbeleid en een toewijzingsbeleid voor sociaal wonen formuleren.

Problemen en oplossingen

Gezinnen in kansarmoede ervaren uitsluiting op meerdere domeinen die onderling samenhangen. Een alleenstaande moeder met een vraag naar kinderopvang kan nood hebben aan ondersteuning op vlak van zorg en opvoeding, maar daarnaast ook hulp willen bij het zoeken naar een job of vrijetijdsbesteding.

‘Het detecteren van specifieke noden is één zaak. Het inzetten van de relevante diensten, is een andere.’

Het detecteren van deze specifieke noden is één zaak. Het inzetten van de relevante diensten om hier een antwoord op te bieden, is een andere. Voor elke nood kan een andere dienst of organisatie betrokken worden. In het voorbeeld van de alleenstaande moeder kan het gaan om een lokaal loket kinderopvang, kinderopvanginitiatieven, een lokale opvoedingswinkel, het Huis van het Kind, specifieke vrije tijdsverenigingen of de VDAB.

Overweldigend welzijnslandschap

We stelden in dit onderzoek vast: hoe complexer het traject van een gezin, hoe meer deuren er zijn waarop een gezin kan aankloppen voor ondersteuning. Bovendien is het welzijnsaanbod de laatste decennia gegroeid en zijn er meer diensten waarop een gezin beroep kan doen voor materiële of immateriële steun.

Dit maakt het welzijnslandschap vaak overweldigend. Lokale diensten en voorzieningen moeten dan als een kompas fungeren om gezinnen te helpen navigeren in dit landschap.

Waar aankloppen?

Ze doen dat ook. In Boom bijvoorbeeld kan je met verschillende vragen terecht op één plek: de ruilwinkel Boempetat! is ook het Huis van het Kind en een Lokaal Loket Kinderopvang. Ouders stellen ook in deze ruilwinkel allerlei vragen.

‘Ik moet veel brieven uitleggen.’

Een medewerker vertelt: “Ik moet veel brieven uitleggen. Vooral over studietoelagen, kinderbijslag en allerlei aanvragen. Het OCMW bereikt een bepaalde groep cliënten. Maar ik ben ervan overtuigd dat er nog een grote groep mensen zijn bij wie het water aan de lippen staat. Een ouder vertelde me dat hij bij gebrek aan geld zijn provinciebelasting niet zou betalen. We zochten samen een oplossing. Want als je dat drie keer op rij niet betaalt, dan heb je een deurwaarder aan je deur.”

Verwarring troef aan de grote tafel

Om doorverwijzing mogelijk te maken, moeten lokale actoren een goed zicht hebben op alle diensten en initiatieven in hun gemeente. Dat is vaak een probleem.

We stelden vast dat er vaak verwarring is over welke initiatieven, samenwerkingen en netwerken er bestaan en wie al die initiatieven op elkaar afstemt. Want structurele armoedebestrijding impliceert dat alle betrokken lokale actoren rond de tafel zitten om een gedragen visie uit te werken.

Deze tafel is groot: het gaat om gemeentediensten die een rol spelen, maar ook armoedeverenigingen, tewerkstellingsactoren, scholen, brugfiguren, Kind en Gezin, kinderopvanginitiatieven, buurt- en opbouwwerkers, sociale huisvestingsmaatschappijen en welzijnsactoren.

Netwerken in overvloed

Het afstemmen en integreren van het aanbod van verschillende lokale partners is essentieel om hiaten op te vullen en mogelijke overlap tussen organisaties te vermijden. Uit onze analyse in de vier gemeenten blijkt dat er nog winst te boeken valt op vlak van netwerkvorming en samenwerking op lokaal niveau.

‘Op vlak van netwerkvorming op lokaal niveau valt er nog winst te boeken.’

Een concreet voorbeeld vinden we in Hasselt. In 2014 bracht het lokaal netwerk kinderarmoedebestrijding meer dan zeventig lokale actoren samen. In diezelfde periode schoten nog twee andere netwerken uit de startblokken: een netwerk rond het Huis van het Kind en een interne beleidsgroep kinderarmoedebestrijding in de schoot van het OCMW en de Stad Hasselt.

In 2018 werden het eerste en derde netwerk stopgezet: door te veel overlap was hun meerwaarde beperkt. Dat creëerde ruimte voor nieuwe netwerken: eerst werd een lokaal netwerk vrijetijdsparticipatie opgericht, vervolgens een netwerk rond jeugdwelzijnsbeleid en een netwerk rond gelijke kansen.

Netwerken in overvloed. Op papier zouden deze netwerken prioritair inzetten op armoedebestrijding. Toch verdween op het terrein deze prioriteit naar de achtergrond. Die vaststelling bevestigt de sleutelrol van het lokale bestuur: zij moet coördineren en erover waken dat duurzame armoedebestrijding de inzet blijft.

Projectsubsidies als oplossing?

Projectsubsidies zorgen vaak voor een impuls om acties op te zetten. Dit zien we vandaag ook door de verschillende coronasubsidies die lokale besturen ontvangen, bijvoorbeeld voor voedselhulp, verhoogde tussenkomst aan OCMW voor leefloon, voor een noodfonds voor cultuur, jeugd, sport en media, een consumptiebudget voor kwetsbare gezinnen, armoedebestrijding en kinderopvang.

‘De inzet van de middelen hangt af van de prioriteiten, de bereidwilligheid en de beschikbare budgetten van het lokale bestuur.’

Toch stellen we vast dat projectsubsidies niet altijd gebruikt (kunnen) worden om armoede duurzaam te bestrijden. De inzet van de middelen hangt af van de prioriteiten, de bereidwilligheid en de beschikbare budgetten van het lokale bestuur.

Een lokale actor getuigt: “Er gaan vandaag te weinig middelen uit naar armoede, om een armoedeplan waar te maken. Een groot deel van het budget gaat nu bijvoorbeeld naar het verdelen van computers, wat zeker nodig is in deze tijden van corona. Maar om structureel te werken, kan je beter personeel aannemen en zorgen dat er opvolging is van initiatieven.”

Beperkte sla(a)gkracht?

Het armoedebeleid strekt zich vandaag uit over verschillende beleidsniveaus: zowel de federale, Vlaamse als lokale overheden hebben bevoegdheden en verantwoordelijkheden die sterk onderling afhankelijk zijn.

Het Vlaams en federaal beleidsniveau blijven de belangrijkste sleutels in handen hebben om armoede structureel te bestrijden, onder andere via maatregelen in de sociale zekerheid, het tewerkstellings- en het woonbeleid. Structurele armoedebestrijding betekent ook dat de laagste inkomens duurzaam verhoogd moeten worden om de levensomstandigheden van de gezinnen op de lange termijn te verbeteren. Lokale besturen krijgen steeds meer bevoegdheden, maar niet altijd de middelen om op dit vlak maatregelen te nemen.

‘Er moet veel bovenlokaal gebeuren, vooraleer je lokaal aan de slag kunt.’

Een lokale actor vat het samen: “Er wordt veel verwacht van lokale besturen. Maar ik denk wel dat er te weinig budgetten zijn om een langetermijnvisie te ontwikkelen. Er moet veel bovenlokaal gebeuren, vooraleer je lokaal aan de slag kunt. Er gebeuren hier veel zaken, maar dat zijn vaak pleisters op de wonden. Je kunt niet structureel bijdragen aan een gigantische wijziging binnen een gezin dat geconfronteerd wordt met kinderarmoede. We helpen ze wel, maar altijd met kleine dingen. Als er bovenlokaal niets beweegt, dan blijven we water naar de zee dragen.”

Flankerende initiatieven

Belangrijk is om dan in te zetten op zowel flankerende als structurele maatregelen op vlak van werk, huisvesting, kinderopvang. En mensen die in armoede leven, moeten elkaar kunnen ontmoeten op plaatsen waar hun materiële en immateriële zorgen aan bod komen.

Een voorbeeld daarvan vinden we bij de Moazoart vzw in Lokeren. Met een sociaal restaurant en het reisbureau ‘Rap op Stap’, biedt deze vereniging een materieel aanbod. Verder groeide ze uit tot een ontmoetingsplek waar ook belangenbehartiging en hulpverlening aan bod komen.

Strijd zichtbaar maken

De strijd die gezinnen moeten voeren om de eigen maatschappelijk kwetsbare positie te verbeteren, blijft vaak te weinig zichtbaar. Maar ook de strijd die gemeenten voeren om hen daarbij te helpen, blijft vandaag nog te sterk in de schaduw staan.

Er zijn ook groeimogelijkheden. Op het lokale niveau is men niet altijd goed op de hoogte van het lokaal aanbod voor kwetsbare gezinnen met kinderen. Het blijft ook zoeken naar de juiste lokale hefbomen voor een efficiënte en effectieve armoedebestrijding.

Het opvolgen van de trajecten leert ons dat meer aandacht moet gaan naar een meer dynamische kijk op kwetsbare gezinnen met kinderen. Niet enkel de trajecten van gezinnen zijn daarbij interessant, ook de trajecten die diverse actoren op lokaal niveau afleggen over de jaren heen om de struikelblokken van deze gezinnen al dan niet succesvol te verwijderen.

Reacties [4]

  • Juf Josephine

    Jammergenoeg blijft men gezinnen wijsmaken dat je pas een goede ouder bent als je ieder jaar zowel Plopsa als Walibi aandoet. Eenmaal in de jeugd naar Disneyland en een vliegreis onderneemt …
    Het belangrijkste is echter de liefde en het geduld die er heerst in een gezin.

  • Caelen

    Vindt dat erg dat dit nog bestaat, maar niet alleen kinderen he he oude mevrouw achter eten zien zoeken in container voor afval, tellen die dan niet meer mee?

  • Petra Schipper

    Zoveel instanties, netwerken, projecten en hulpverleners actief en toch zoveel hiaten en dus zoveel mensen verstoken van gepaste hulp. Ik vraag me vaak af waar dat toch aan ligt. Die vraag wordt hier voor een deel beantwoord. Het zal een ingewikkeld verhaal zijn. Maar het blijft meer dan nodig om op alle niveaus manieren van afstemming en aansluiting te zoeken.

  • Christel Gielen

    Zelf ben ik beheerder van een fb groep “ weggeefgroep middelkerke en omstreken “ ik hou me hoofdzakelijk bezig met het maken van verjaardagspakketen en pakketjes voor alle andere feestdagen voor kinderen uit gezinnen in armoede. We leven van giften van andere leden en staan 2 x per maand op een makersmarkt waar we handwerk e.d. verkopen tvv de groep. Mensen zitten echt veel in nood, ook wat betreft dagelijkse voeding. Er zijn ook nog veel hiaten waardoor velen geen hulp kunnen krijgen bij officiële instanties.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.