Achtergrond

Jongeren, seksualiteit en online media

Praat erover

Koen Baeten

Weten ouders, hulpverleners, opvoeders of leerkrachten wat een kind online doet? Op welke sociale netwerken zijn ze actief? Met wie zijn ze bevriend? Beseffen we voldoende dat sociale media ook geseksualiseerde media zijn?

seks

seks

©123rf

Online media

Kinderen en jongeren zijn gek van online media. Via allerlei internetplatformen treden ze snel in interactie met elkaar en met de wereld. Het gaat over weblogs, YouTube, Vimeo, Facebook, wiki en andere.

‘Pubers voelen zich aangetrokken tot sociale media.’

Vooral sociale media zijn populair. Hier kan men onderling contact hebben via tekst, beeld, klank of games, zonder of met slechts geringe tussenkomst van een redactie.

Volgens Child Focus is in België ongeveer 40% van de kinderen tussen negen en twaalf jaar ingeschreven op een sociale website. In Nederland gaat het om 70%. Vanaf de puberteit gaat het zelfs om bijna 100%. Volgens KidsOnline is de gemiddelde leeftijd waarop men de eerste stappen in de wereld van de sociale media zet, ongeveer acht tot negen jaar.d’Haenens, L. en Vandoninck, S. (red.) (2012), Kids Online: Vaardigheden, kansen en risico’s van kinderen en jongeren op het internet, Gent, Academia Press.

Screenagers

Pubers voelen zich massaal aangetrokken tot sociale media omwille van de dynamische interacties. Zij groeien op met een haast aangeboren interesse voor het onlinegebeuren.

Ze worden daarom al eens ‘screenagers’ genoemd. Deze samentrekking van ‘screen’ en ‘teenager’ duidt op de vlotheid waarmee jongeren technologie aanwenden om met elkaar in verbinding te staan en elkaar te ‘liken’.

Hierbij lijkt een ongezonde gedragscomponent niet ver weg te zijn. Volgens sommige psychologen kan deze sterke behoefte aan interactie en zich steeds verbonden willen voelen met elkaar, wijzen op een obsessieve en compulsieve aandoening.Rozen, D. L. (2013), iDentity. Hoe ons digitaal gedrag ons leven bepaalt, Antwerpen, Manteau.Films zoals Screenagers en Disconnect brachten dit recent nog onder de aandacht.

Hang naar likes

Op zich is deze hang naar likes niet abnormaal. Ook in het leven zonder sociale media doet dit zich voor. Jonge mensen zijn op zoek naar zichzelf via de anderen. Populariteit is dan niet enkel een barometer voor sociaal succes, maar ook een vorm van zelfontplooiing.

‘Jongeren zoeken zichzelf via anderen.’

Beelden zeggen meer dan woorden. Het grote aanbod aan applicaties, sociale netwerksites en andere evoluties helpen hier nog een handje. Als jongere kan je bijna niet anders dan ze volop te gebruiken.

Jongeren geven voorrang aan het snelle beeld ten opzichte van het tragere woord. Via WeHearit, Instagram, Snapchat en andere media delen jonge mensen het leven door beeldmateriaal online te plaatsen.

Tweevoudig gevaar

Toch moeten jongeren terughoudend zijn om te snel en te veel van hun leven online te delen. Dit kan schadelijke gevolgen hebben als zij het slachtoffer worden van cyberpesters, groomers of misbruikers van sexting. In dit geval spreken we van een externe dreiging.

Jongeren kunnen voor zichzelf een gevaar vormen indien zij door frequent contact met geseksualiseerde media aan het eigen zelfbeeld gaan twijfelen. Ze beschouwen hun lichaam als minderwaardig tegenover wat er getoond wordt.

Seksueel getinte beelden

Uit onderzoek van Sensoa blijkt dat jongeren regelmatig met seksueel getinte beelden te maken krijgen en actief op zoek gaan naar seks en porno. Dit behoort tot op zekere hoogte tot de hedendaagse kanalen om het zelf- en seksuele lichaamsbeeld te ontdekken. Toch mogen we niet goedgelovig stellen dat het hier sowieso bij zal blijven.

Het feit dat men zich met groot gemak toegang kan verschaffen tot porno doet ernstige vragen stellen. Naast een interessante en handige bron van informatie, kunnen de nieuwe media ook een ernstig gevaar inhouden voor de psychoseksuele en relationele ontwikkeling van jonge mensen.

‘Bloot lijkt niet de grootste boosdoener.’

Op zich is het geen probleem dat jongeren in seks en porno geïnteresseerd raken. Wel dat ze hiermee ongevraagd, veelvuldig en op een eenzijdige manier mee overspoeld worden. Bloot lijkt niet de grootste boosdoener, wel het seksueel geïdealiseerde en gereduceerde lichaamsbeeld. Vrouwen zijn slank, breekbaar en een lustobject, mannen zijn zwaar gespierd en op seks belust.

Lichaamsbeeld

Zonder het te beseffen, stemt men het eigen lichaam af op de lichamen die men in sociale media ziet. Het eigen lichaam wordt afgewogen aan de lichaamsbeelden uit de online cultuur. Dit staat bekend als de seksuele objectiveringstheorie.Vandenbosch, L. en Eggermont, S. (2016), ‘Online communication predicts Belgian adolescents initiation of romantic and sexual activity’, European Journal of Pediatrics, 1-8.

Onderzoek toont aan dat ongeveer 40% van de acht tot twaalfjarigen vaak in contact komt met gewelddadige en geseksualiseerde onlinebeelden. Ze hoeven zelf niet expliciet te surfen naar bloot of seks. Ze krijgen het mee zonder dat ze erom vragen. In games worden vrouwen afgebeeld als halfnaakte en wulpse deernen, terwijl mannen agressief en vulgair zijn. De vrouw vertolkt meestal de onderdanige en gewillige positie ten opzichte van de dominante man.Vanhecke, N. (2016), ‘Seks, tieten en videogames’, De Standaard, 9 april 2016.

Geseksualiseerde sociale media kunnen een ernstige bedreiging vormen voor jongeren, zeker voor jongeren die regelmatig pornosites bezoeken. En dat gebeurt meer dan we denken.

Seksuele opvoeding

Jonge mensen halen hun informatie over seks en relaties eerst en vooral op het internet. Media-opvoeding zal dan ook per definitie seksuele opvoeding zijn.Nikken, P. en de Graaf, H. (2011), Seks in de media: wat doen jongeren ermee? Een onderzoek met twee metingen, Utrecht, NJI/RutgersWPF.

‘Een op vijf doet aan onlineseks.’

Jongeren worden niet alleen heel vroeg en ongevraagd blootgesteld aan geseksualiseerde beelden, maar ontmoeten steeds meer hun lief online. Ongeveer 20% van de jongeren doet aan onlineseks. Jongens kijken veel meer porno dan meisjes. Meisjes worden alsmaar meer slachtoffer van seksueel agressief gedrag.Pardoen, J. en Pijpers, R. (2007), Verliefd op internet. Over het internetgedrag van pubers, Amsterdam, SWP.

Vroegrijp

Ongeveer de helft van de jongeren hebben seks op zestien of zeventien jaar. Tussen de eerste tongzoen en de eerste geslachtsgemeenschap ligt ongeveer 2,7 jaar. De seksueel actieve leeftijd is met drie tot vier jaar vervroegd tegenover de vorige generaties.Buysse, A. (red.) (2013), Sexpert. Seksuele gezondheid in Vlaanderen, Gent, Academia Press.

Jongeren tussen veertien en twintig jaar vertonen een steeds meer permissieve houding over seks buiten het huwelijk of een vaste relatie. Het seksueel zelfbeeld van meisjes wordt negatiever dan dat van jongens. Gelukkig geeft 90% van de seksueel actieve jeugd aan dat zij tevreden zijn met hun seksleven.Rodriguez Y Canteli, S. (2009), Seks onder je 20ste: een grootschalig kwantitatief, exploratief onderzoek naar het seksueel leven van Vlaamse jongeren van 14 tot 20 jaar, Brussel, VUB, Masterverhandeling 2008-2009.

Normvervaging

Jongeren die herhaaldelijk in aanraking komen met seksueel getinte beelden, gaan sneller actief op zoek naar dergelijk materiaal. Een vijfde van de elf- en twaalfjarigen geeft aan dit te doen. Bij dertien- en veertienjarigen loopt dit op tot één op vier. Bij de zestienjarigen gaat het om ongeveer de helft.de Graaf, H. en Kerstens, J. (2015), ‘Ervaringen van jongeren met seksualiteit op internet: resultaten van het onderzoek Jeugd & Cybersafety’, Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg, 47(5), 87-91; Kerstens, J. en Stol, W. (2014), ‘Receiving online sexual requests and producing online sexual images: The multifaceted and dialogic nature of adolescents’ online sexual interactions’, Cyberpsychology: Journal of Psychosocial Research on Cyberspace, 8(1), article 8.

Het is niet duidelijk in welke mate het surfen naar seksuele inhoud oorzaak is van het ontwikkelen van een excessieve of normafwijkende seksualiteitsbeleving. Het aanbod van pornografische beelden op internet is zeer divers. We weten niet exact welke hiervan door kinderen en jongeren bekeken worden.

Man als dominant, vrouw als lustobject

Wat we wel weten is dat deze beelden vaak dezelfde kenmerken hebben. Mannen worden voorgesteld in een seksueel dominante rol, vrouwen als te veroveren lustobject of als zeer verleidelijk. Het lijkt alsof vrouwen hardhandig mogen aangepakt worden.

‘Van veilige seks en romantiek is geen sprake.’

Van veilige seks en romantiek is geen sprake. Vrouwen uitschelden en beschimpen is een standaardcode, veeleer dan strelen, zoenen en lieve dingen zeggen. Hierdoor worden jongeren verdraagzamer met betrekking tot de verkrachtingsmythe.Eggermont, S. (2016), ‘Het bloot voorbij. Leidt een seksuele mediacultuur tot seksueel geweld?’, kuleuvenblogt.be, 10 maart 2016.

Jongens identificeren zich vaak met vrouwonvriendelijk seksueel machogedrag. Meisjes lijken meer dan jongens te beseffen dat zoiets ongehoord is. Toch protesteren ze weinig. We moeten ons ernstige vragen stellen over de impact op de seksuele beeldvorming en gedragscultuur bij jongeren.Zaagsma, M., Graaf. H. en Kloppenburg, S. (2013), Jeugd en Cybersafety, Hoe je online risico’s kunt voorkomen of beëindigen, vanuit het perspectief van jongeren, Utrecht, Rutgers WPF.

Overspoeld

Uit onderzoek van het Britse Institute for Public Policy Research blijkt dat niet alleen volwassenen, maar ook jongeren vinden dat ze te gemakkelijk toegang hebben tot geseksualiseerde media. Een meerderheid rapporteerde dat ze vanaf hun dertiende online overspoeld werden door seksuele en pornografische thema’s.

Kinderen en jongeren die hiermee ongevraagd in aanraking komen, vinden dit wel irritant, maar niet belastend. Meestal klikken ze de beelden meteen weg. Naarmate ze vorderen in hun seksuele ontwikkeling kunnen ze dergelijke inhouden relativeren en kaderen.

‘Jongeren ontwikkelen onrealistische opvattingen.’

Toch gaven ze aan dat ze hierdoor meer onrealistische opvattingen ontwikkelden over seks. Zij identificeerden zich met wat zij veelvuldig zagen en gingen dit gedrag automatisch nabootsen. Bijna de helft van hen ging over tot het maken en verspreiden van naakt- en seksbeelden van zichzelf en elkaar.

Organisaties zoals MijnKindOnline pleiten ervoor om een pornofilter te installeren vanaf het moment een kind online gaat. Op dat moment heeft de meerderheid van de ouders hierover nog niet met hen gesproken. Het is dan ook belangrijk dat er niet alleen filters geplaatst worden, maar dat hierover expliciet vorming gegeven wordt.

Rol van de ouders

Alle onderzoeken stellen dat ouders ertoe doen. Het begint met zich bewust te zijn van het feit dat je kind bijna automatisch geseksualiseerde beelden voorgeschoteld krijgt, ook als het niet expliciet naar porno surft. Ook in videoclips en games gebeurt dit.

‘Ouders doen ertoe.’

Ouders doen er goed aan om een open houding en gezonde interesse te tonen in de leefwereld van hun kind. Ook over hun surfgedrag. Zo leert het kind nadenken over wat het wil en over wat niet door de beugel kan. Ze worden beter voorbereid op het maken van keuzes. Dat leidt tot veiliger relationeel en seksueel gedrag.Zwanenberg, F. en Pardoen, J. (2010), Handboek Mediawijsheid, Zoetermeer, Stichting Mijn Kind Online.

Een kruistocht voeren tegen het geseksualiseerde en pornografische karakter van sociale media heeft geen zin. Het is zinvoller jonge gebruikers mediawijs te maken. Hiervoor moeten wij zelf eerst voldoende bewust zijn van de seksuele impact van de sociale media. Vragen zoals: ‘Hoe was het op Facebook vandaag?’ en ‘Wat vind je van sexting?’ zijn noodzakelijk in gesprekken met kinderen en jongeren.

Kwetsbaar

Gelukkig blijkt uit onderzoek dat kinderen en jongeren met een stabiele thuissituatie, een gezonde persoonlijkheid en geen psycho-seksuele trauma’s veel minder kwetsbaar zijn voor dergelijke beelden. Zij imiteren niet zomaar alles wat ze voorgeschoteld krijgen en denken hierover kritisch na. Hun sociaal mediagebruik is gezonder dan dat van jongeren die een grotere kwetsbaarheid vertonen, met persoonlijkheidsproblemen kampen of uit een getraumatiseerde context komen.Valkenburg, P. en Peter, J., (2013), ‘The Differential Susceptibility to Media Effects Model’, Journal of Communication, 63, 221–243; Symons, K., e.a. (2016), ‘The effect of family violence on sexual victimization among young women’, Journal of Family Violence, 31(6), 759-769.

Van kinderen en jongeren die opgroeien in een context van intrafamiliaal geweld weten we dat ze kwetsbaarder zijn om slachtoffer te worden van allerlei vormen van online en ander seksueel geweld. Ook alcohol- en druggebruik of spijbelgedrag doen jongeren sneller overgaan tot seksueel risicogedrag. Zij identificeren zich sneller met dit over-geseksualiseerd materiaal. Ze vertonen meer imitatiegedrag dan jongeren met een stabiel of lineair ontwikkelingsparcours.Symons, K., Van Houtte, M. en Vermeersch, H. (2013), ‘De seksuele start’, in Buysse, A. (red.) (2013), Sexpert. Seksuele gezondheid in Vlaanderen, Gent, Academia Press, 119-155; Wéry, A. (2016), ‘Problematisch gebruik van cyberseks’, Neuron (2016), 21/7, 7-12.

Verantwoordelijkheid

Het seksuele script waaraan jonge mensen online blootgesteld worden, kan hen eenzijdig bepalen in het ontwikkelen van hun seksueel denken en doen. Uiteraard zijn online media alleen niet verantwoordelijk voor de scheefgroei in seksuele perceptie of grensoverschrijdend gedrag. Ook de jongere is hiervoor niet alleen verantwoordelijk, noch zijn ouders. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid.

‘Seksisme is een gedeelde verantwoordelijkheid.’

Ouders, opvoeders, hulpverleners en iedereen die met kinderen en jongeren werkt of in contact komt, moeten hun verantwoordelijkheid opnemen om de samenleving te behoeden voor seksisme. Sociale media-opvoeding moet tegelijk seksuele opvoeding zijn. Deze voorziet mensen van gezonde bouwstenen om kritisch om te gaan met het online-gebeuren. We moeten daarom explicieter investeren in seksuele opvoeding, seksualiteit meer ter sprake te brengen in het onderwijs, vormingscursussen en media.

Bewuste hulpverleners

Het lijkt misschien overbodig om op te merken dat ook hulpverleners zich rekenschap moeten geven van de centrale plaats die sociale media in het leven van jonge mensen innemen. Hulpverleners denken dat ze zich hiervan bewust zijn, maar in de praktijk zien we vaak iets anders.

‘Online en offline lopen door elkaar.’

Welke hulpverlener staat in een contact toe dat de cliënt bezig is met sociale media? Hierdoor mist hij een kans om de kanalen van informatie en wellicht ook van desinformatie ter sprake te brengen. De huidige generatie hulpverleners beseft onvoldoende dat online en offline voor jonge mensen door elkaar lopen.

Als cliënten en de wereld massaal online gaan, waarom dan ook niet de hulpverleners? Hulpverleners kunnen best hun taak online uitvoeren. Dat kan bijvoorbeeld via een speciaal daartoe bestemd account waarop men contact kan leggen. Dit noemt men ‘blended’ hulpverlening.van der Wurff, J. (2015), Social media in zorg en welzijn, Schiedam, Scriptum.

Voor- en nadelen

Door de anonimiteit kan onlinehulp laagdrempeliger zijn dan face-to-face-contact. Jongeren vertellen online veel sneller over hun problemen dan in een naar hun aanvoelen onwennig gesprek.

Nadeel van contact via mail of chat is dat het via ‘geschreven taal’ gebeurt. Deze is meestal stroef of niet geschikt om non-verbale emoties weer te geven. Via beeldcontact werken, kan dan weer vertragende of onduidelijke weergaves opleveren. Daarom is het aangewezen om sociale media te integreren in de hulpverlening.

Concreet

Breng het gebruik van sociale media ter sprake in je gesprekken met jongeren en ouders. Vraag er naar dat ze sociale media gebruiken terwijl jij er bij bent. Zo kan je aan de hand van wat je te zien krijgt de reflectie opstarten. In een gesprek over lichaamsbeeld of seksualiteit kan je vragen om te laten zien waar men zijn info haalt of welke sites men bezoekt.

‘Breng sociale media ter sprake.’

Het is niet alleen belangrijk dat je als hulpverlener bewust bent van het feit dat sociale media vaak geseksualiseerde media zijn. Je moet vooral de interessewereld en het online-gebruik van de cliënt leren kennen. Niet om hem te controleren of af te schermen voor de ‘gevaren’. Wel om bij te kunnen sturen met het oog op een bewust gebruik. De ‘gevaren’ zijn immers pas echt toxisch indien jongeren er niet mee leren omgaan en er niet kritisch over kunnen reflecteren.

Op deze manier wordt de digitale kloof tussen hulpverlener en cliënt kleiner en kan gepaste en praktische hulpverlening op maat aangeboden worden.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.