Achtergrond

Hoe redden we het buitenspelen?

Sabine Miedema

Kinderen spelen steeds minder buiten in hun buurt. Expertisecentrum Kind & Samenleving vroeg kinderen zelf hoe dat komt. “Een buurt om in te spelen is meer dan een buurt met een speelterrein.”

© Unsplash / The lazy artist gallery

Buurt doet ertoe

Steeds minder kinderen spelen buiten in hun buurt, concludeerden we bij Kind & Samenleving enkele jaren geleden. Op een dikke tien jaar tijd zakte hun aantal met 37 procent.

‘Op tien jaar tijd zakte het aantal buitenspelende kinderen met 37 procent.’

Hoe komt dat? In het vervolgonderzoek vroegen we het de kinderen zelf. We spraken met meer dan 120 kinderen tussen 10 en 12 jaar in vijf stedelijke buurten. Samen gingen we op stap in hun buurt. We stelden vragen over hun favoriete speelplekken, drempels die zij ervaren, de rol van de ouders bij het spelen en hoe zij hun vrije speeltijd invullen.

Wat blijkt? Hoe vanzelfsprekend het is om buiten te spelen, hangt niet alleen af van voorkeuren van kinderen of ouders. Het maakt ook veel uit waar een kind toevallig woont en welke verschillende ruimtelijke en sociale kwaliteiten die buurt heeft.

Te weinig goede speelruimte

Het is een open deur intrappen: het grootste struikelblok voor kinderen om buiten te spelen is het gebrek aan voldoende en kwalitatieve speelruimte in de buurt.

Er zijn in sommige buurten duidelijk te weinig speelplekken. Of de speelruimte die er is, is niet groot genoeg om speelkansen te bieden aan alle groepen kinderen. Niet elk kind vindt er zijn gading. Zo vertelt een kind: “Er is wel een speelplek aan de kerk, maar daar is enkel een trampoline voor grotere kinderen. De rest is voor kleine kinderen en niet leuk voor ons. En de trampoline is vaak bezet.”

Veel buurten hebben wel bruikbare en bespeelbare openbare ruimte. Toch is ze beperkt in verhouding met het grote aantal jonge inwoners in de wijk. Dat is des te meer een probleem in wijken met beperkte privéruimte in en bij de woningen. Hotspots worden dan al snel te druk. Speel- en sportvoorzieningen vallen ten prooi aan claimgedrag.

Met gewoon wat extra speelplekken is de kous niet af. Ze moeten ook bereikbaar zijn. De kinderen vertellen dat het soms lastig is om te geraken op de plek waar ze willen spelen of elkaar willen ontmoeten. Ze mogen er niet altijd zelfstandig naartoe. Er is veel verkeer en auto’s rijden te snel, zelfs in rustigere straten. Dit is een grote barrière. Zelfs als kinderen al zelfstandig naar speelplekken mogen fietsen, vormt het verkeer een blijvende belemmering.

De buurt als speeltuin

Een buurt om in te spelen is meer dan een buurt met een speelterrein. Tegenover belemmeringen van verkeer staat dat rustige buurten en straten ervoor zorgen dat kinderen meer op straat spelen. De straat biedt dan speelkansen die een drukke straat gewoon niet heeft. Als je op straat kunt spelen, kun je makkelijk in je eigen wijk blijven en zal je sneller buurtgenootjes ontmoeten.

‘In zeer dense en diverse buurten spelen veel kinderen op de stoep.’

“Ik woon in een rustige doodlopende straat”, vertelt een kind. “Als ik de andere kinderen hoor, denk ik dat ik geluk heb om daar te wonen. We kunnen gewoon op straat spelen. Soms keert er eens een auto en dan gaan we even aan de kant met onze bal.”

Dit verhaal is eerder uitzonderlijk. Voor de meeste kinderen die we spraken, is spelen op straat niet vanzelfsprekend of gewoonweg onmogelijk. Wel spelen sommige kinderen op de stoep. Zeker in zeer dense en diverse buurten gebeurt dit veel. Wanneer speelplekken overbezet of niet bereikbaar zijn vanwege het drukke verkeer, is de stoep het enige alternatief.

Een belangrijk onderdeel van een breder speelweefsel zijn passageplekken: plekjes waar je kort even speelt of kunt zitten. Denk bijvoorbeeld aan een kleine grasheuvel met enkele zwerfstenen, een verbreding van een stoep met een speels ontworpen bank of een klein pleintje met een fontein. Zulke plekken bieden speelmogelijkheid onderweg, maar zijn ook van belang voor kinderen die niet te ver van hun huis kunnen of mogen spelen.

buitenspelen

“Passageplekken bieden speelmogelijkheid onderweg, maar zijn ook van belang voor kinderen die niet te ver van hun huis kunnen of mogen spelen.”

Houdt iedereen een oogje in het zeil?

De ene woonomgeving biedt kinderen meer speelkansen dan de andere. Voor de fysieke ruimte is dat heel zichtbaar: druk verkeer in de straat kan spelen bijvoorbeeld onmogelijk maken.

‘De buurt is ook een sociale ruimte.’

Maar de buurt is ook een sociale ruimte. Het is de plek waar kinderen andere kinderen ontmoeten en waar ze met de meest uiteenlopende volwassenen in contact komen. Hoe die ontmoetingen ervaren worden, bepaalt in grote mate of spelen in de buurt vanzelfsprekend is of niet.

Kom je op het pleintje andere kinderen tegen? Hangt de buurt samen en houdt iedereen mee een oogje in het zeil? Zijn er enge mensen die je liever vermijdt of voelt de hele buurt onveilig aan? Die vragen zijn vaak cruciaal.

Kinderen spelen dankzij elkaar

De kinderen vertelden dat ze het vooral leuk vinden om buiten te spelen als er ook andere kinderen aan het spelen zijn. Alleen spelen, vinden kinderen moeilijk en minder leuk. Kinderen spelen vooral dankzij elkaar.

‘Het is niet zo leuk om alleen te spelen.’

Ook hier doet de buurt ertoe. In de ene buurt is het vanzelfsprekender om speelkameraden te vinden dan de andere. Veel kinderen in de buurt hebben om mee te spelen, is voor kinderen bovendien een belangrijke reden om ergens graag te wonen.

Spelen er weinig kinderen op straat, dan wordt die straat meteen ook weinig aantrekkelijk als speelplek. “Ik ga niet naar buiten, omdat er niemand is die ik ken”, vertelt een kind. “Het is niet zo leuk om alleen te spelen. En vaak is er niemand buiten.”

Veel mensen op straat

Kennen buurtbewoners elkaar? Zien de bewoners de buurt als hun buurt? Sociale cohesie bepaalt mee de vanzelfsprekendheid waarmee kinderen willen, durven en mogen buitenspelen. “Mijn ouders kennen echt bijna niemand”, zegt een van de kinderen. “Een beetje jammer, want dan kan ik minder spelen.”

‘Mijn ouders kennen echt bijna niemand. Jammer, want dan kan ik minder spelen.’

Zijn er veel mensen op straat, dan betekent dat doorgaans dat kinderen en hun ouders zich meer op hun gemak zullen voelen. De meeste mensen zijn te vertrouwen en sociale controle werkt drempelverlagend om buiten te spelen.

Tegelijk spreken alle kinderen over mensen waar ze liever niet mee in contact komen: ‘rare’ of ‘enge’ mensen, dronken mensen en druggebruikers, mogelijke ontvoerders. Soms blijft het bij heel specifieke gevallen en heeft het maar een kleine impact op het durven of mogen buitenspelen. Wanneer kinderen echter concrete negatieve ervaringen hebben of wanneer deze mensen gelinkt worden aan de wijk als geheel, zorgt het er mee voor dat kinderen ook echt weinig buiten komen.

Niet welkom

Helemaal nefast is het wanneer er een sociaal klimaat heerst waarin kinderen zich niet welkom voelen. Soms komt dit nog bovenop de verkeersonveiligheid die kinderen als een erg belangrijke drempel zien.

‘Evenementen kunnen een buurt samenbrengen.’

In zo’n klimaat doet het ertoe of de kinderen het gevoel hebben dat ze er op straat alleen voor staan. Ze zouden vaker buiten komen als de groepen spelende kinderen daar groter zouden zijn.

Ook evenementen kunnen een buurt samenbrengen. Specifiek voor kinderen zijn er bijvoorbeeld speelstraten. “De speelstraat is dicht bij mij. Soms is er een springkasteel”, vertelt een kind. “En elk jaar is er een buurtfeest en dan maken we hapjes voor elkaar en dan spelen we samen. Dan mag iedereen meedoen.”

Maak tijd vrij voor spelen

Buiten gaan spelen vraagt soms wat moeite. Voor andere vrijetijdsbestedingen hoef je het huis of de zetel niet uit. En hobby’s zorgen voor een hele groep andere kinderen en je hoeft zelf geen activiteit te bedenken. Niet alle kinderen houden echt van spelen in de wijk. Sommigen vervelen zich snel, anderen zijn liever binnen, worden niet graag vuil of vinden de gsm of tv boeiender.

Het is logisch dat voorkeuren van kinderen sterk uiteenlopen. In hoeverre andere tijdsbestedingen concurreren met buitenspelen, hangt sterk af van kind tot kind. Wie liever binnenspeelt, zal niet plots vaker op straat spelen als er meer vrije tijd beschikbaar is. De smartphone is interessanter in een buurt met veel drempels voor buitenspelen dan in een wijk waar buitenspelen populair is.

Bovendien hebben kinderen ook schoolwerk. “Als ik geen huiswerk had, zou ik meer buitenspelen”, zegt een kind. Zeker in de winter blijft er naast het huiswerk weinig tijd over om buiten te spelen, omdat veel kinderen niet in het donker buiten mogen.

Ook voor ouders is het niet altijd evident om hun kinderen buiten te laten spelen als ze de buurt niet als veilig genoeg beoordelen. En niet alle ouders zien het belang van buitenspelen in de wijk.

buitenspelen

“Evenementen kunnen een buurt samenbrengen. Specifiek voor kinderen zijn er bijvoorbeeld speelstraten.”

© Flickr / Sponzen Ridder

Red het buitenspelen

Nochtans is buitenspelen belangrijk voor kinderen. Ze leren hun grenzen kennen, sociale contacten leggen, zelf hun tijd inrichten en plezier maken. En ze bewegen meer.

Om het buitenspelen te redden, moeten we zorgen voor een aanpak waar verschillende drempels verlaagd worden. Hier kunnen verschillende partijen een rol spelen: ouders, buurtgenoten, gemeente- en stadsbesturen, jeugdwerk en het middenveld.

‘Een speelweefselplan kan tekorten aan speelruimte in kaart brengen.’

Lokale besturen kunnen extra inspanningen doen om veilige, bereikbare en kwalitatieve speelruimte te creëren. Dat kan bijvoorbeeld via een speelweefselplan dat tekorten aan speelruimte en speelkansen in kaart brengt en aanpakt. Zo’n plan kijkt ook naar verkeersbarrières.

Hier biedt de vuistregel ‘8-80-800’ een duidelijke houvast. Zorg dat kinderen vanaf 8 jaar zich zelfstandig kunnen verplaatsen in de buurt. Op 80 meter van de voordeur zou een kind een stapsteen naar het speelweefsel moeten vinden: een passageplek waar kort gespeeld kan worden en die de start vormt van kindroutes doorheen de wijk. En ten slotte zou er in elke buurt een kwalitatieve speelplek moeten zijn van minstens 800 vierkante meter.

Fijn sociaal klimaat

Maat het gaat over meer dan enkel speelweefsel creëren. De lokale overheid kan ook maatregelen nemen om het sociale klimaat in de wijk te ondersteunen. Bijvoorbeeld door in te zetten op buurtwerkingen, preventieve maatregelen tegen overlast en het faciliteren van kansen voor ontmoeting in de wijk, zoals speelstraten en buurtfeesten.

Ook jeugd- en sportverenigingen kunnen een verschil maken. Denk aan activiteiten zoals een speurtocht in de wijk, sporten op pleintjes en het organiseren van ontmoeting. Bovendien kan het ervoor zorgen dat de kinderen nadien ook zelfstandig de stap zetten om buiten te spelen. Het maakt van buitenspelen iets normaal.

‘Ouders kunnen ook samen met hun kinderen de stap naar buiten zetten.’

Er liggen ook kansen voor ouders en buurtgenoten om samen aan een fijn sociaal klimaat te werken. Dat kan heel laagdrempelig. Zet al eens een tafeltje en wat stoelen voor de deur om samen met de buren iets te drinken. Of verzamel met wat buren speelmateriaal dat uitnodigt om samen te spelen.

Ouders kunnen ook samen met hun kinderen de stap naar buiten zetten en zo de wijk beter leren kennen. Hoe begin je daaraan? We maakten een poster met tien uitdagingen die ouders en kinderen samen kunnen uitvoeren. De eerste stap, maak een krijttekening voor de buren, is laagdrempelig; stap voor stap worden de opdrachten uitdagender. Laten we zo stap voor stap het buitenspelen redden.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.