Geen erkend diploma
Vlaanderen kent 11,7% vroegtijdige schoolverlaters.Dit zijn jongeren die op de arbeidsmarkt komen zonder een diploma secundair onderwijs, een getuigschrift van het tweede jaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, een certificaat van het deeltijds beroepsonderwijs, een certificaat van de leertijd of een bewijsschrift van het buitengewoon secundair onderwijs.Die 11,7% is slechts een gemiddelde. De problematiek is vooral (groot)stedelijk. Genk bijvoorbeeld kent 19% vroegtijdige schoolverlaters. Dat is één jongere op vijf.
‘Het versterken van ouders staat centraal.’
Niet elke jongere loopt evenveel kans om vroegtijdig de schoolpoort achter zich te laten. Het gaat vaker om jongens dan om meisjes. Zo zouden jongens minder betrokken zijn op het schools gebeuren. Door hun meer zichtbaar probleemgedrag worden ze vaker geschorst en uitgesloten van school.
Ook etnische afkomst heeft een invloed op vroegtijdig schoolverlaten. Hier blijkt vooral de sociaaleconomische status doorslaggevend te zijn. Vooral jongeren met een lage sociaaleconomische status, waaronder veel allochtonen, verlaten vroegtijdig de school.
Sterke ouders
Dat leidt tot de veronderstelling dat het verhogen van de sociaal economische status van gezinnen moet leiden tot een daling in het percentage van vroegtijdige schoolverlaters. Want ‘sterke ouders maken sterke kinderen’.
Een school heeft tot taak om kinderen sterker te maken. Maar vanuit dit perspectief heeft ze ook veel redenen om ouders sterker te maken. Wij onderzochten de afgelopen jaren hoe onderwijs en welzijn kunnen samenwerken om niet alleen kinderen maar ook ouders sterker te maken.
Leer- en ontwikkelgroepen
Gezien het hoge percentage schooluitval in Genk is het niet verwonderlijk dat er daar veel aandacht aan besteed wordt. Zo klopte scholengemeenschap De Speling aan bij de UC Leuven–Limburg om mee op zoek te gaan naar antwoorden. De departementen orthopedagogie en lerarenopleiding sloegen de handen in elkaar en ontwikkelden, samen met het Steunpunt Buurtopbouwwerk (Stebo), scholengemeenschap de Speling en de KT-scholengroep uit Hasselt het innovatie-concept: Leer- en Ontwikkelgroep voor ouders (LEON).
Dankzij Europese middelen konden we deze benadering twee jaar uitproberen in de praktijk. Met dit project wilden we enerzijds de kansen op doorstroming van ouders uit kansenwijken naar de arbeidsmarkt verhogen en anderzijds hun betrokkenheid bij de school vergroten. In onze aanpak stond het versterken van ouders en het verhogen van participatie centraal.
Ouders aan het roer
Concreet betekende dit dat tussen maart 2013 en maart 2015 een aanbod gelanceerd werd in drie verschillende Limburgse kansenwijken, verspreid over Hasselt, Genk en Houthalen. In enkele basisscholen kwamen een tachtigtal ouders samen in tien themagroepen. In die themagroepen werd tijdens een twee- tot achttal bijeenkomsten gewerkt aan versterking van de ouders en de school.
De ouders bepaalden samen met de school de inhoud van de themagroepen. Thema’s waren onder andere: een fietsherstelcursus, hoekenwerk in de klas, huiswerkbegeleiding en tewerkstelling. Deelnemers aan de themagroepen vormden een weerspiegeling van de ouderpopulatie op school. Zo namen zowel kansrijke en kansarme ouders als ouders met en of zonder migratieachtergrond deel.
Sterktes en dromen
De school en de ouders bepaalden samen de inhoud van de themagroepen. Sommige themagroepen waren eerder gericht op vorming of het volgen van een cursus op maat, zoals het naaien van verteltassen, fietsherstelcursus of tewerkstellingscursus. Andere themagroepen waren eerder schoolontwikkelingsgericht: het heraanleggen van de speelplaats, huiswerkbegeleiding of hoekenwerk.
‘Er werd vertrokken vanuit ieders dromen.’
Voor het bepalen van de themagroepen werd er vertrokken vanuit sterktes en dromen van alle betrokkenen. Er werd niet gekozen om een programma op te leggen of te vertrekken vanuit gebreken en tekorten.
Stevig bondgenootschap
Vooraleer een school of een wijk kan starten met zo’n leer- en ontwikkelgroep voor ouders (LEON-groep), moeten eerst bondgenoten gezocht worden die samen ouders sterker willen maken. Ieder vanuit zijn eigen doelstellingen en met zijn eigen sterktes. Mogelijke bondgenoten zijn: opbouwwerkers, diensten onderwijs van de stad en de school zelf natuurlijk.
Vanaf het moment er meerdere partners zijn, is het aan elke partner om in zijn of haar organisatie draagvlak voor het project te creëren en uit te zoeken welk personeelslid deel uitmaakt van een ontwikkelteam. Zo’n ontwikkelteam is het hart van een LEON-groep. In onderling overleg bereidt het de belangrijke stappen voor die horen bij een LEON-groep. Dit team bewaakt de vooruitgang van het proces. De eerste taak die het ontwikkelteam te wachten staat, is het detecteren en verder ontwikkelen van krachten bij ouders.
Waarderende benadering
Zowel in Hasselt als Genk gingen we van start met een behoeftebevraging bij de ouders. In Genk gebeurde dit in een bestaande moedergroep. In Hasselt spoorden medewerkers van de school en reeds op de school betrokken ouders, andere ouders aan om deel te nemen aan de behoeftebevraging. Ze nodigden hen uit voor een gezellige bijeenkomst tijdens de schooluren. Tijdens die bijeenkomst bevroegen ze elkaar over sterktes en dromen voor hun kinderen, zichzelf en de school.
‘Deze bijeenkomsten wekten positieve energie op.’
Voor deze behoeftebevraging volgden we de methodische weg van ‘Appreciative Inquiry’ of waarderende benadering, met aandacht voor een interactieve manier van werken. We merkten dat deze bijeenkomsten bij ouders veel positieve energie opwekten.
In Hasselt hielden we deze bevraging op het einde van het schooljaar 2013-2014. De opstart van de themagroepen gebeurde bij de start van het volgende schooljaar. Dat sloot mooi aan. In Genk echter zat er veel meer tijd tussen beide momenten. Dit maakte dat ouders die aanvankelijk enthousiast waren, een deel van hun enthousiasme en geloof in het project kwijt raakten.
Stakeholders
Het was onvoldoende om enkel enthousiaste ouders aan boord te hebben. Ook andere stakeholders moesten het draagvlak onder deze leer- en ontwikkelgroepen versterken. In Genk werd dezelfde manier van bevragen ingezet bij een ruimere groep van betrokkenen bij de school: leerkrachten, directie, raad van bestuur, buurtorganisaties en opnieuw ouders.
Zij kwamen samen rond de vraag ‘hoe zijn de kinderen van deze school op hun mooist?’. Uit die bijeenkomst kwamen twaalf dromen naar voor zoals: meer techniek in de klas, samen uitstappen maken, klasoverstijgend hoekenwerk en samen de speelplaats aanleggen.
Ontwikkelteam
Het ontwikkelteam legde de resultaten van beide bevragingen (behoeftebevraging ouders en stakeholdersbijeenkomsten) bij elkaar. Dit ontwikkelteam bestond uit een ouder, de directeur, de zorgleerkracht en een projectmedewerker van Stebo.
Het ontwikkelteam ging op zoek naar gemeenschappelijke dromen waarbij zowel de school als de ouders versterkt konden worden. Op basis van die gemeenschappelijke thema’s zochten zij mogelijke begeleiders voor themagroepen. Samen met ouders en leerkrachten werd dan besproken wanneer de themagroepen van start zouden gaan.
Eerst vruchtbare bodem
In Hasselt werden verschillende betrokkenen apart bevraagd. Daar liep er naast het traject met de ouders een traject met de leerkrachten rond missie van de school en diversiteit. Hoewel het de bedoeling was dat de twee trajecten elkaar zouden vinden, is dit niet gebeurd.
‘Je moet van in het begin samenwerken.’
We leerden hieruit hoe belangrijk het is om van in het begin samen te werken. Als een school nog niet klaar is om met LEON-groepen aan de slag te gaan, is het aangewezen om eerst te investeren in een vruchtbare bodem.
In Hasselt speelde de brugfiguur naar ouders een cruciale rol in het project. Zij was zeer sterk bij het LEON-project betrokken en startte tijdens het project ook met een wekelijkse bijeenkomst voor ouders in het ouderlokaal. In overleg met de brugfiguur en de directie werden op basis van de behoeftebevraging bij ouders de thema’s voor de themagroepen gekozen. In samenspraak met de ouders werden er dan concrete data en tijden geprikt.
Resultaten project
We stelden vast dat zowel ouders, leerkrachten, directie en kinderen veel voordelen zagen in deze aanpak.
Zo leerden leerkrachten anders te communiceren met ouders. Dat had meteen zichtbare effecten zoals een hogere opkomst van ouders op klasactiviteiten en meer respect vanwege de leerkrachten voor moeilijke thuissituaties. Leerkrachten merkten dat het huiswerk beter gemaakt werd. De directies merkten dat ouders hen sneller aanspraken bij vragen of problemen.
Ouders hadden onderling meer contact met elkaar en stonden positiever ten opzichte van ouders van andere afkomst. Ouders voelden dat door de eigen talenten te ontwikkelen, ze een positieve bijdrage konden leveren aan de school van hun kind. Ze zetten makkelijker de stap naar een formele vorming in het volwassenenonderwijs of gingen gerichter op zoek naar werk.
De kinderen vonden het leuk om hun ouders meer te zien in de school. Bovendien leverden de groepen die specifiek gericht zijn op het betrekken van ouders bij activiteiten met kinderen, zoals hoekenwerk, huiswerkbegeleiding of samen tuintjes aanleggen, zichtbare resultaten op.
‘We versterken ouders door uit te gaan van hun sterktes.’
Waar ligt de kracht?
Volgens ons ligt de kracht van het LEON-project in meerdere zaken. Zo zijn de doelen, met name versterking en participatie, tevens de middelen. Dat klinkt misschien wat vreemd. We versterken ouders door uit te gaan van hun sterktes. In het eerste contact met ouders vragen we hen naar momenten waarop ze zich sterk voelden, waar ze trots waren op zichzelf. We moedigen ze aan om te participeren door ze te laten participeren. Zo bepalen ouders mee de thema’s waarrond gewerkt zal worden en krijgen ze inspraak in data en tijdstip.
We laten ouders dromen over hoe de school sterker kan worden en over hoe zij daartoe bij kunnen bijdragen. Om die dromen te bereiken is maatwerk nodig. Kant en klare cursussen of initiatieven moeten aangepast worden aan de noden en wensen van ouders en school.
Een ander belangrijk element ligt in het evenwicht dat gezocht wordt tussen proces en resultaat. Themagroepen zijn zo laagdrempelig mogelijk: ouders mogen kleine kinderen meenemen, ouders moeten niet goed Nederlands kunnen. Belangrijk is dat elke ouder zich welkom voelt. En er wordt aan concrete resultaten gewerkt: het opstellen van een CV, het naaien van een verteltas voor de school of het begeleiden van een activiteit in de klas. Dit geeft de bijeenkomsten een doelgerichtheid die uiteindelijk ook versterkend is naar ouders. Wie een verteltas heeft genaaid voor de school, heeft iets bijgedragen aan de maatschappij, ook al spreek je nauwelijks Nederlands.
Reacties
Zeker lezen
Sociaal werk op het platteland: ‘Voor sommige cliënten is schaamte het grootste probleem’
Wat kan de lokale politiek aan armoede doen? ‘Regels strenger maken is niet altijd de oplossing’
Voedselonzekerheid: in het spoor van kwetsbare bewoners in Antwerpen-Noord
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies