Achtergrond

Criminologie ontmoet sociaal werk

Aan wiens zijde staan we?

Pascal Tuteleers

Op 17 januari 2015 overleed Patrick Hebberecht, twee jaar voor zijn pensioen. Hij was professor criminologie en rechtssociologie aan de Universiteit Gent. Hij stimuleerde zijn studenten om kritisch te denken. Die opdracht is vandaag nog steeds uitermate relevant. Ook voor sociaal werk.

©Bas Bogers

©Bas Bogers

©Bas Bogers

Geëngageerd jurist

Patrick Hebberecht was van opleiding jurist. Als uitloper van de protestbeweging van mei 1968 startte hij samen met een tiental rechtenstudenten een wetswinkel op.

Geprikkeld door zijn promotor professor Willy Calewaert, raakte hij in de ban van de rechtssociologie. In 1975 en 1976 trok hij naar het Criminologisch Instituut aan de Vrije Universiteit Amsterdam om er de grondslagen van de kritische criminologie te bestuderen.

‘Een boegbeeld van de kritische criminologie.’

Na zijn verblijf in Nederland werkte Patrick Hebberecht aan zijn proefschrift over ‘De kriminologische wetenschap en primaire kriminaliseringsprocessen’. Het thema lag in de lijn van de kritische stromingen in de criminologie. Die vinden dat men de meer structurele context van economische, politieke en ideologische ontwikkelingen moet bestuderen die aan de basis liggen van het strafbaar stellen van gedragingen.

Logisch dus dat Hebberecht pleitte voor méér fundamenteel onderzoek, onafhankelijk van de overheid en voor minder ‘goevernementele criminologie’, zoals dat in die tijd genoemd werd.

Boegbeeld

Later groeide Patrick Hebberecht uit tot een boegbeeld van de kritische criminologie in Vlaanderen en ver daarbuiten. Zijn sociologische visie op het strafrecht en haar interactie met samenleving en politiek was voor velen een eye-opener.

Zijn analyses vormden een belangrijk tegengewicht voor een dominanter wordende positivistische criminologie die weinig of geen aandacht heeft voor de politieke inbedding van criminalisering en strafrechtelijk beleid. Zijn hele academische loopbaan bleef hij principieel vechten tegen vertogen die criminaliteit en de bestrijding daarvan op een louter individualiserende responsabiliserende wijze situeerden.

Misdaad en straf

Enkele collega’s willen dat pleidooi in de schijnwerpers blijven zetten. Met het zonet verschenen boek ‘Misdaad en straf vandaag. Manifest voor kritische criminologie’ eren ze Patrick Hebberecht door op een bondige en duidelijke manier de belangrijkste uitgangspunten van de kritische criminologie uit de doeken doen.Decorte, T., Jespers, R., Petintseva, O. en Tuteleers, P. (2016), Misdaad en straf vandaag. Manifest voor kritische criminologie, Berchem/Brussel, Epo/VUBPRESS.

Die aandacht is terecht. Want de kritische analysemethode is relevanter dan ooit. Dat is meteen een warme oproep aan het adres van academici, heel wat ‘-gogen’ en ‘-logen’ maar ook rechtspractici, advocaten, politie, sociaal werkers, media en politici om met een kritische blik te blijven kijken naar de samenleving.

Kritische viroloog

Want ondertussen lezen we toch merkwaardige artikelen en opiniestukken die sociaal werkers tot nadenken moeten stemmen. Een ‘-loog’ die dat alvast doet, is viroloog Marc Van Ranst. Hij waarschuwde in de krant De Morgen dat we nauwlettend horen te waken over onze historische sociale verworvenheden.

‘De kritische analysemethode is relevanter dan ooit.’

“We moeten ons zorgen maken wanneer sommige politieke partijen een maatschappij willen verdelen in ‘productieven’ en ‘profiteurs’ en het heel duidelijk maken dat de ‘nuttigen’ meer privileges hebben dan de ‘onnuttigen’, wanneer daarenboven democratische rechten zoals stakingen en demonstraties dreigen aan banden gelegd te worden, wanneer het fouilleren en beroven van oorlogsvluchtelingen door de grenspolitie in Denemarken en Zwitserland op weinig of geen Europese tegenstand stuit, wanneer de Conventie van Genève in ons land en in meerdere andere Europese landen openlijk meermaals in vraag wordt gesteld en sommige politici wat lacherig doen rond universele mensenrechten…”

Wat te denken?

Dergelijke vertogen duiken veel op. Wat te denken van een Staatssecretaris voor Asiel en Migratie die op Twitter spreekt van ‘asielaanranders’, terwijl Duits politieonderzoek later stelt dat bij de incidenten in Keulen slechts twee verdachten uit oorlogsgebied kwamen?

Wat te denken van een ontwerp van protocol van de federale regering die bewoners van asielcentra ‘met aandrang’ verzoekt steeds een badge te dragen’?

Wat te denken van vijf jonge tieners die geboeid en op hun knieën door de politie met veel machtsvertoon in Kortrijk te kijk worden gezet omdat één van hen het eigen fietsslot probeerde open te wrikken? Wat te denken van een Antwerps OCMW-raadslid dat schaamteloos voorstelt dat een Roemeense leefloner zijn gouden tanden kan verkopen om een tandheelkundige ingreep te financieren?

Kortom, de nood aan kritische analyses blijft hoog. Kritisch sociaal werk kan zich gesteund voelen door de analyses en de vragen die kritische criminologen stellen.

Sociaal werk en misdaadcontrole

Die ontmoeting tussen sociaal werk en criminologie is niet nieuw. Kritische criminologie zou in ieder geval eerst stellen: ken uw geschiedenis en het perspectief van waaruit die geschiedenis geïnterpreteerd wordt. Het sociaal werk heeft altijd een kritische traditie gehad maar die is niet altijd dominant geweest.

‘De ontmoeting tussen sociaal werk en criminologie is niet nieuw.’

Zo speelden vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw sociaal werkers een belangrijke rol bij de berechting van criminele daders, bij de uitvoering van hun straffen en maatregelen en bij de uitbouw van de kinderbescherming.

In het naoorlogse België speelden sociaal werkers eveneens een belangrijke rol bij de uitbouw van de sociale verzorgingsstaat en de meer progressieve visie van het ‘nieuwe sociaal verweer’. De preventie en bestrijding van criminaliteit werden toen opgevat als taken en opdrachten van allerhande professionelen: politie, strafrechtjuristen, criminologen, psychiaters, psychologen en sociaal werkers. Met hun cruciale rol in de sociale en gerechtelijke jeugdbescherming leverden sociaal werkers een belangrijke bijdrage aan de preventie van jeugddelinquentie.

Onder vuur

Vanaf de jaren zestig kwam dat dienend sociaal werk steeds meer onder vuur te liggen, ook vanuit de (radicale) criminologie. In zijn boek ‘De verpaarsing van de criminaliteitsbestrijding in België’ stond Patrick Hebberecht stil bij de effecten op het sociaal werk in het kader van het federale preventiebeleid van de regeringen Verhofstadt I en II (1999-2007).Hebberecht, P. (2008), De ‘verpaarsing’ van de criminaliteitsbestrijding in België: kritische opstellen over misdaad en misdaadbestrijding in de laatmoderniteit, Brussel, VUBPRESS.

Voor het eerst in het Belgisch preventiebeleid werd een meer autoritaire strategie van segregatie en neutralisering van bepaalde risicopopulaties uitgebouwd. Jongeren van vreemde origine, illegalen, prostituees, bedelaars en druggebruikers werden geviseerd in het kader van de strijd tegen de zogenaamde publieke overlast.

Intrigerende vragen

Dit betekende dat in een aantal steden projecten van onder andere jeugdwerk, buurtwerk en straathoekwerk i
n een meer autoritaire, moreel conservatieve richting werden geheroriënteerd.

misdaad ens straf vandaag omslag.indd

Patrick Hebberecht greep de kans om intrigerende vragen te stellen over de relatie tussen media, politiek, politie en sociaal werk. Waarom waren sociaal werkers enkel met machtelozen bezig? Waarom besteden zo weinig kranten aandacht aan het werk van sociaal werkers? Waarom wordt daar bij politieke verkiezingen zo weinig over gesproken? Waarom krijgt vooral de politiële aanpak van problemen aandacht in de media?Hebberecht, P. (2009). ‘Misdaad, misdaadcontrole en sociaal werk: een kritische visie’, Lezing   gehouden aan de Hogeschool Gent op 13 oktober 2009.

Bezorgd

In zijn vergelijkende studie over sociale criminaliteitspreventie in Europa waarschuwde Patrick Hebberecht voor de groeiende invloed van ‘het individueel neo-positivistisch perspectief op sociale criminaliteitspreventie’.Hebberecht, P. and Baillergeau, E. (eds.) (2012), Social Crime Prevention in Late Modern Europe. A Comparative Perspective, Brussel, VUBPRESS.Dat perspectief was vooral ingegeven door de strijd tegen antisociaal gedrag en openbare overlast onder de New Labour-regeringen in het begin van de 21ste eeuw in Groot-Brittannië. Deze nieuwe sociaalpreventieve programma’s richtten zich minder op buurten of gemeenschappen en steeds meer op (potentiële) daders.

Dit baarde hem als kritisch criminoloog zorgen. “Terwijl hun economische en sociale positie in toenemende mate bedreigd wordt, zullen leden van de middenklasse steeds minder geneigd zijn te solidariseren met uitgesloten en gemarginaliseerde groepen. Straffere populistische en punitieve eisen voor meer veiligheid en autoritaire en repressieve controle van risicopopulaties zullen geformuleerd worden. Zal er nog plaats zijn voor sociale criminaliteitspreventie in het toekomstige preventie- en veiligheidsbeleid? De mogelijkheid om sociaal criminaliteitspreventief beleid te ontwikkelen zal afhangen van lokale politiek-ideologische machtsrelaties en van de financiële middelen van steden en gemeenten. Daarenboven, de professionele weerstand van sociale criminaliteitspreventiewerkers tegen de druk van lokale autoriteiten en de politiek om te reageren op een autoritaire en repressieve manier zal daarbij een aanzienlijke rol spelen. Hoogstwaarschijnlijk is het mogelijk dat in de toekomst bepaalde vormen van sociale criminaliteitspreventie aangemoedigd zullen worden: vormen die meer individueel gericht zijn op jongeren en kinderen in verontrustende situaties en die vroegtijdige dwingende interventies in hun directe sociale omgeving voorstaan om te voorkomen dat ze antisociaal gedrag en publieke overlast plegen.”

Voorspeld

Nog voor de uitslag van de moeder aller verkiezingen in 2012 bekend raakte, eindigde hij zijn stuk als volgt: “In dit politieke scenario [een meer uitgesproken rechts-conservatieve regering] zullen vele sociaal criminaliteitspreventieve projecten stopgezet worden. Enkel deze steden die politiek en ideologisch overtuigd zijn van het belang van sociale criminaliteitspreventie zullen (misschien in een afgezwakte vorm) blijven investeren in dit soort projecten met eigen middelen.”

‘Zijn voorspelling bleek niet uit de lucht gegrepen.’

Zijn voorspelling bleek niet uit de lucht gegrepen. Twee jaar later, in 2014, ondertekende Hebberecht een opiniestuk naar aanleiding van het verdwijnen van het straathoekwerk in Antwerpen.Grymonprez, H. e.a. (2014), ‘Passief en vrijblijvend straathoekwerk. Over snoeien met de botte bijl’, Alert, 2, 24-25.

Eye-opener

Sociaal werk heeft het altijd lastig gehad met haar inschakeling bij de aanpak van maatschappelijke fenomenen die door beleidsmakers als veiligheidsproblemen gedefinieerd werden. Soms ontstaat de indruk dat het sociaal werk zich liefst mijlenver van onveiligheids- of onleefbaarheidsdiscussies wil houden. Maar dat is moeilijk want in de praktijk staat ze er middenin.

‘Sociaal werk zet zich liefst buiten de misdaadcontrole.’

Kritische criminologen ontkennen dit ook niet maar zullen daarbij aandacht hebben voor criminaliseringsprocessen en de sociale constructie van criminaliteit, misdaad en misdaadcontrole. Cruciaal is het inzicht dat onveiligheid en criminaliteit geconstrueerd worden doorheen de relaties tussen dader, slachtoffer, de staat, de civiele maatschappij en de politiek-economische ontwikkelingen.

De kritische criminologie bestudeert die relaties. Voor het sociaal werk betekent dit dat men niet naast de overheid kan kijken als belangrijkste speler in de constructie van criminaliteit. Zeker als men misdaad en misdaadcontrole kritisch wil bestuderen. Men moet dan ook aandacht hebben voor machtsverhoudingen, onderdrukking en weerstand.

Harde klappen

De structureel zwakste groepen in de samenleving krijgen, ook wat criminaliteit betreft, de hardste klappen. Men bestempelt ze als risicogroep, ze worden geobserveerd en vervolgd. Ze lopen bovendien het hoogste risico om slachtoffer te worden doordat zij in de minst veilige buurten wonen. Laat het nu net die buurten zijn waar sociaal werkers ingezet worden.

‘De zwakste groepen krijgen de hardste klappen.’

Kritische criminologen houden zich dan ook bezig met processen van sociale differentiatie, seksisme, racisme en uitsluitingspraktijken. Een kritische en fundamentele benadering houdt in dat de evolutie van misdaad en misdaadcontrole gesitueerd wordt in de meer structurele context van economische, politieke en ideologische ontwikkelingen.

Administratief sociaal werk

Daar ligt een uitdaging, ook voor het sociaal werk. Kritische criminologen trekken van leer trekken tegen de rol van de zogenaamde ‘administratieve’ criminologen die zich beperken tot het evalueren van surveillance of het berekenen van risico’s op onrust.

‘Administratief sociaal werk, bestaat dat?’

Op dezelfde manier zouden kritische sociaal werkers zich de vraag kunnen stellen of er zoiets bestaat als administratief sociaal werk? Dit gaat verder dan het onderzoeken van ‘what works?’ en ‘best practices’. Dit gaat misschien eerder over de vraag ‘what works for whom, why and under which (political and ideological) conditions’?

Want wie de actualiteit volgt, merkt dat er in tijden van radicalisering vanuit verschillende hoeken stevig aan de mouw getrokken wordt van een sociaal werk dat zich vooral administratief en beleidsuitvoerend profileert.

Wat als?

Want wat als beleidsmakers sociaal werk en gewelddadige radicalisering aan elkaar verbinden? Volgens Vlaams ministers Liesbeth Homans en Hilde Crevits moeten sociaal werkers extra gaan letten op radicaliserende jongeren. Dat kan door ouders aan te spreken of door vlotjes informatie te delen. In specifieke gevallen moet het beroepsgeheim sneuvelen.

Volgens de Antwerpse burgemeester Bart De Wever bieden straathoekwerkers helemaal geen antwoord op radicalisering omdat ze te laks, te ouderwets en voorbijgestreefd zijn. De Vilvoordse burgemeester Hans Bonte stelt dan weer dat de jeugdbescherming zich niet ontfermt over de geradicaliseerde jongeren wegens een gebrek aan personeel. We zouden die jongeren beter naar internaten sturen.

Volgens parlementslid Nadia Sminate (N-VA) zijn we het stadium van preventie voorbij en moeten medewerkers uit de bijzondere jeugdzorg en eerstelijnswerkers nu werken aan het detecteren van problemen, broeihaarden en aanstokers.

‘Maatschappelijke problemen worden technisch.’

Maar volgens de kritische criminologie moet het sociaal werk zich hoeden voor de opvatting dat welzijn en geluk een zaak zijn van efficiënt gebruik van middelen waarbij maatschappelijke problemen, technische problemen worden. Zo’n opvatting doet afbreuk aan de politieke dimensie van sociaal werk.

Sociaal werk overleeft

Nu radicalisering een hot issue is, moet het sociaal werk zich daar kritische vragen blijven bij stellen. Dat is niet nieuw. De geschiedenis van het mensenrechtenverhaal na de Tweede Wereldoorlog, de kritische jaren zestig, de opkomst of doorbraak van het neoliberalisme rond 1980, de val van de Berlijnse muur en de beperkingen van de mensenrechten in de stofwolk van 9/11 waren ook aardverschuivingen in de geschiedenis van het sociaal werk.

Het is vreemd dat sociaal werk telkens zo vlot overleeft. Het lijkt wel ongevoelig voor al deze verschuivingen.

Hoe kan het zich zo vlot engageren in een individualiserende tendens, eigen aan de activerende benadering? Hoe kan het zo vlot in een veiligheidsdiscours ingeschakeld worden? Waarom geraakt managerialisme zo gemakkelijk ingebed in het sociaal werk? Hoe laat het sociaal werk zich zo gemakkelijk inschakelen in projecten zoals jeugddetentiecentra of gesloten asielcentra?

Van consensus naar dissensus

Misschien is sociaal werk zo’n vlotte overlever omdat het bestaat uit spanningsvelden, uit mogelijkheden en grenzen waarmee het voortdurend moet worstelen. Het heeft echter de neiging om die spanningen te verdonkeremanen door consensus te benadrukken. Sociaal werk masseert dan spanningen weg door kritische vragen in de kiem te smoren en te doen alsof iedereen het eens is.Kerger, D. en Tuteleers, P. (2010) ‘Inleiding’, in Kerger, D. en Tuteleers, P. (2010), Kritiek en sociaal werk. 7 essays over de plaats van kritiek en sociaal werk‘, Gent, Academia Press, 6-7.

‘Sociaal werk moet de politieke dimensie opnieuw ontdekken.’

Kritische criminologie zou ons vooral leren net daar kritische vragen bij te stellen. Sociaal werk moet grenzen, pro’s en contra’s scherp uitlichten. In die zin is het interessant te kijken naar wat er vandaag gebeurt, zowel op het werkterrein als in de literatuur en de opleidingen sociaal werk. Moet het sociaal werk de fundamentele spanningen, de uiteindelijke politieke dimensie en het stimuleren van dissensus niet opnieuw ontdekken?

Inspirerende vragen

Ook daar valt wat te leren van kritische criminologen. Zij stellen bijvoorbeeld de gangbare manier waarop menselijke gedragingen geproblematiseerd worden, in vraag. Zij beweren dat de wijze waarop bepaalde handelingen als afwijkend worden geëtiketteerd, het product is van de politiek-economische context, van de heersende machtsverhoudingen.

‘Whose side are we on?’

Ook de pertinente vraag die de Amerikaanse socioloog Howard Becker stelde in een spraakmakend essay ‘Whose side are we on?’ kan de positionering en profilering van het sociaal werk ondersteunen.Becker, H. (1967), ‘Whose side are we on?’, Social Problems, 14, 3, 239-247.

Inderdaad: aan wiens zijde staan we? Moet de sociaal werker de stem van de professionele actoren en instituten vertolken? Of de stem van wie in het dominant discours niet gehoord wordt?

Het sociaal werk staat onder andere op die plaats waar de politieke structuren mensen uitsluiten. Het sociaal werk is bij uitstek de plaats waar expliciet zorg voor de samenleving wordt opgenomen. Juist vanuit zijn democratische gedrevenheid denkt het nooit dat een bepaalde situatie voor eens en altijd geregeld is, dat een bepaalde uitsluiting probleemloos is.Debaene, R. (2010), ‘Kritiek en sociaal werk’, in Kerger, D. en Tuteleers, P. (2010), Kritiek en sociaal werk. 7 essays over de plaats van kritiek en sociaal werk, Gent, Academia Press, 115.

Blijf vragen stellen

Het engagement van kritische criminologen ten aanzien van sociale rechtvaardigheid en sociale bewegingen, evenals hun oriëntatie op politieke en economische dimensie van maatschappelijke problemen, blijven ook het actuele sociaal werk inspireren.

Thomas Szasz gaf ooit het voorbeeld van de slavernij. Wie de maatschappelijke positie van slaven onderzoekt, kan makkelijk empirisch aantonen dat zij vaker ongemanierd gedrag vertonen, armer en slechter opgeleid zijn dan een willekeurige controlegroep. Maar het is zinloos hun positie te bestuderen zonder het gehele instituut slavernij erbij te betrekken: de rol van de slavenhouders en –handelaren en het hele economische systeem waarbinnen de slavernij functioneert.Szasz, T.S. (1970), Ideology and Insanity: Essays on the Psychiatric Dehumanizations of Man, Syracuse, Syracuse University Press.

Laat ons dus maar vragen blijven stellen bij populaire stellingen dat vooral armen het probleem zijn, dat mensen bij elke daad autonome en berekende kosten-batenafwegingen maken. Maar laat ons vooral weerstand bieden tegen beleidsmakers die sociaal werk als dienstmaagd beschouwen van een overheid die haar sociaal beleid op dergelijke premisses uitbouwt.

Genuanceerd probleeminzicht

Sociaal werkers werken niet voor een maatschappij maar aan de maatschappij. Laat ons, net zoals de kritische criminologen, rekening houden met sociale onrechtvaardigheid en structurele ongelijkheid, met deviant gedrag als een manier van omgaan met individuele en structurele omstandigheden.

Dit begrijpen staat niet gelijk aan het goedkeuren. Maar om zinvolle sociale interventies te kunnen uitbouwen, is genuanceerd probleeminzicht van cruciaal belang. Toch als men verder wil gaan dan loutere symptoombestrijding of cosmetische veranderingen.

‘Begrijpen staat niet gelijk aan goedkeuren.’

De-etnisering

Laat mij toe in deze tijden van asiel- en migratiecrisis ook te eindigen met woorden van Patrick Hebberecht uit 2008.

“Criminaliteit- en onveiligheidsproblemen zijn geen etnische problemen. De omvang en de aard van criminaliteit en de onveiligheid die ze oproept in onze samenleving, zijn in de eerste plaats het gevolg van de ingrijpende economische, politieke, sociale en culturele transformaties van de laatmoderniteit. Een misdaadcontrole die volgens etnische criteria wordt georganiseerd is discriminerend, soms zelfs racistisch, ongelijk en sociaal onrechtvaardig. Alleen een niet-discriminerend, gelijke en sociaal rechtvaardige misdaadcontrole kan ten volle efficiënt zijn en een afschrikkend en preventief effect hebben… Een de-etnisering van het misdaadbeeld en de misdaadcontrole is echter maar mogelijk in een samenleving waar waarden als gelijkheid tussen burgers, sociale rechtvaardigheid, emancipatie, tolerantie en democratie een centrale plaats innemen.”Hebberecht, P. (2008), De ‘verpaarsing’ van de criminaliteitsbestrijding in België. Kritische opstellen over misdaad en misdaadbestrijding in de laatmoderniteit, Brussel, VUBPRESS.

Reacties [3]

  • Hans Grymonprez

    Van de weeromstuit draait Lode Goukens de structure-agency dichotomie weer om. Om het debat aan te scherpen (of in het slop te doen draaien) zou een genetische uitleg dan ‘beter’ zijn dan een politieke. Benieuwd welke interventies daaruit volgend welke betekenis zouden hebben, laat staan of die interventies dan wel a-politiek zouden zijn. Lode verwijt determinisme, maar doet dat evenzeer. De auteur zegt toch zelf dat deviant gedrag te herleiden is ‘tot een manier van omgaan met individuele en structurele omstandigheden’. Lode zijn etiologische of erger, genetische uitweg, ontslaat wellicht meer het individu (en het sociaal werk) van verantwoordelijkheid dan de gepolitiseerde positionering van Pascal.

  • Lode Goukens

    Zoals de auteur vraagt blijf ik kritisch, vooral over de zeer politieke bril waarmee alles in bovenstaand stuk op een hoop gegooid wordt. Iedereen heeft recht op een mening en daarom bestaat er vrije meningsuiting. Opinie is gratis en wijsheid is onbetaalbaar. Het ene bestaat in overvloed en het andere is schaars. Ik merk vooral een hoge mate van determinisme in de hierboven uitgewerkte visie. Uiteraard zit niemand te wachten op sociaal darwinisme, maar de feiten ontkennen omwille van de eigen opinie of wensdromen gaat me te ver. De mens mag dan niet zo maakbaar zijn als gewenst, maar de persoonlijkheid is wel stuurbaar of maakbaar als het individu motiveerbaar is. Crimineel gedrag is altijd een individuele keuze en wie beweert dat het de schuld van anderen is, moet dan daar de consequenties aan koppelen en alle straffen afschaffen. Het is beledigend voor alle nette mensen om te beweren dat socio-economische factoren criminaliseren. Het is 18de eeuws! Dan liever een genetische uitleg.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.