Gezinnen die opvangen
Het begon allemaal toen ik twee winters geleden een plant binnenhaalde omdat het buiten stilaan te koud werd. Ik dacht: dit kan niet. Een plant wel, maar een hele hoop mensen in Brussel niet.
Ik had al gehoord over gezinnen die migranten opvingen. Een gesprek met mijn echtgenoot en wat mailverkeer later, maakte ik de kamer van mijn dochter (nu vijf jaar) op voor de ontvangst van een koppel met één kind. Mijn dochter trok tijdelijk bij haar broer in. Hij is er ondertussen acht.
‘Buiten slapen, is geen optie.’
Volle vluchtelingencrisis. We verwachtten een Syrisch of Afghaans koppel, de oorlog ontvlucht. A., M. en hun kind I. (3 jaar) kwamen uit Pakistan en waren op de vlucht voor familie die hun huwelijk afkeurde. M. was hoogzwanger. Ze zaten tussen twee asielaanvragen in en -zo bleek later uit hun verhaal- hadden niet veel hoop op een positief antwoord.
Daar stonden we. Bereid om oorlogsvluchtelingen te herbergen, ontmoetten we A. en M., zonder verblijfsvergunning, zonder evidente toekomst. Het duurde even, maar de ‘buiten slapen is geen optie’ haalde het. Ze bleven drie weken. M. beviel drie dagen nadat ze verhuisden naar een eigen appartement.
Extra kamer
Intussen is het 2018 en vangen we opnieuw gasten op. De belangrijkste reden is dat het kan. Mijn man en ik werken, hebben kinderen en een aantal vaste engagementen.
De tijd is dus beperkt. Dat maakt dat we qua extra inzet kiezen voor dingen die evident beschikbaar zijn. Dat is mijn kennis over OCMW’s, die ik zoveel mogelijk en laagdrempelig deel. Daarnaast is het de kamer van onze dochter die nog steeds leeg staat omdat samen met de broer leuker is. De extra kamer steekt onze ogen uit zolang er mensen zijn zonder dak boven het hoofd.
De belangrijkste reden waarom we transmigranten uit het Maximiliaanpark opvangen, is dus dat we er fysiek en mentaal de ruimte voor hebben. De extreme nood bij de jonge mannen (en af en toe vrouwen) is ook een reden, maar noden zijn veelvuldig en er zijn problematieken die structureler te verhelpen zijn dan deze.
Maximiliaanpark
Het ophalen is eenvoudig. We registreren op voorhand hoeveel gasten we kunnen opvangen en voor hoelang, meestal één of twee nachten. Tegen de avond rijden wij of een chauffeur van dienst richting Maximiliaanpark. Daar verzamelen, elke avond weer en uitzonderlijk geduldig, jongeren uit Soedan, Zuid Soedan, Eritrea, Ethiopië, Egypte… Allemaal zijn ze op zoek naar een overnachtingsplaats.
‘De beweging die hierachter schuilgaat, is waanzinnig.’
Een groot deel van de gasten wordt met auto’s en busjes richting een opvanghuis in Haren gebracht. Vrijwilligers in witte vestjes verdelen de anderen over de gezinnen die hen komen oppikken.
De beweging die hierachter schuilgaat, is waanzinnig. De trekkers zijn mensen die overdag werken of studeren en ’s avonds in de kou en regen bij de migranten blijven. Vaak tot na middernacht, tot ze zeker zijn dat het hele park leeg is.
Via Facebook kunnen we alles volgen. Er wordt aangekondigd dat er chauffeurs klaarstaan, dat je gewoon een sms moet sturen, dat er nog twintig gasten staan te bevriezen in het park, een ultieme oproep en dan ‘we gaan naar huis, het park is leeg’, foto’s van een lege vlakte en tevreden vrijwilligers.
Het park, de koude, de wanhoop op sommige momenten, de opluchting komen binnen via je computer of smartphone.
Jongens uit Ethiopië
Mijn man haalde een week terug I. en A. op, beide uit Ethiopië. I. is zeventien jaar (“In two months and fiftheen days I birthday”), A. is net 19 geworden. Ze zijn het achtste duo dat we sinds het begin van de koude onderdak bieden.
‘Ze zijn het achtste duo dat we onderdak bieden.’
Mijn dochter Claire weet het goed te analyseren: “Er is altijd één van de twee die mij graag heeft en veel met mij speelt”. In dit geval is dat I. Je kan dat zien aan zijn ogen die oplichten als hij Claire ziet binnenhuppelen. Geen taal om te communiceren maar wel dat aloude trucje: I. tikt op de schouder van Claire en wijst dan naar A. als ze opkijkt. Telkens weer. En Claire maar gieren.
Sahara
Er zijn een aantal dingen die altijd terugkeren. Thee of koffie zetten met veel suiker, informeren of ze vuile was hebben, de wificode overhandigen (meestal zien we ze daarna een tijdje niet) en een groot boek met landkaarten bovenhalen.
Sommigen grommen enkel wat. We verplichten nooit om te vertellen, we vermijden de typische vragen. Maar de meesten vertellen aan de hand van die kaarten waar ze vandaan komen, welke route ze afgelegd hebben.
Al enkele keren staan ze wat langer stil bij de Sahara. “Do you know Sahara?” Ik kan voorlopig nog niet helemaal plaatsen wat ze daar meemaken, maar de tocht er doorheen lijkt hels.
Libië
Van I. horen we ook zijn verhaal uit Libië. “I was like this – hij steekt zijn handen tegen elkaar geklemd naar voren – for three months, because no money, no money to pay the people who make the trip.” Hij maakt een moordend gebaar bij zijn hals als hij spreekt over ‘no money’.
‘Hij werd meermaals geslagen door smokkelaars.’
Hij zegt meermaals geslagen te zijn door de smokkelaars. Hij kwam uiteindelijk vrij omdat zijn oom geld kon overmaken. Maar dan “again money”. Een trip die niet te vatten is voor ons. We weten niet of alles waar is, maar we weten wel dat het gebeurt. We kunnen enkel luisteren en meer thee aanbieden.
Als ik vertel dat ik ooit naar Ethiopië reisde, reageert hij verrast. “Lalibela,” zeg ik. Hij is daar nooit geweest. Hij komt uit het westen van Ethiopië, behoort tot de Oromo, de groep die onderdrukt wordt door de heersende groep de Amharen.
Hij gaat achter de computer zitten en zoekt in Wikipedia ‘Oromo’ op. We lezen dat ze sinds 1886 strijd voeren tegen het centrale gezag dat hen versloeg met gebruik van Europese wapens. Toch werd zijn asielaanvraag geweigerd in Duitsland. Hij hoopt nu op een oversteek naar Groot-Brittannië: “Where government is more positive about the Oromo.”
Thee en chocolade
Opnieuw hebben we enkel thee en chocolade in aanbieding. Het is niet aan ons om te oordelen over zijn motieven om te vluchten, over zijn recht om hier of elders asiel te krijgen. Wat we wel besluiten, is dat deze tocht hels is geweest en nog steeds is. Je moet sterk, moedig, misschien avonturier zijn om zo’n tocht aan te vatten. Maar zelfs dat is onvoldoende. Zo’n vlucht start altijd vanuit een extreme nood.
‘Zo’n vlucht start altijd vanuit een extreme nood.’
Wat ons van hun leven in België het meeste raakt, is de uitputtingsslag. Het oppakken door politie of de dienst vreemdelingenzaken, vingerafdrukken nemen, hoogstens enkele dagen opsluiten en dan… terug de straat op. Terug de toekomstloosheid in.
Oppakken betekent verrassend weinig teruggestuurd worden. De vingerafdrukken verhinderen hun mogelijkheden in naburige landen. Bovendien gebeurt het oppakken vaak gewelddadig, soms is het pesten en nemen ze enkel bagage en iPhone af. Andere keren is het verbazingwekkend laten passeren, meermaals vragen of ze papieren hebben en niets doen als er geen antwoord komt.
Terugkeren
Terugkeren is voor hen geen optie. Van België horen ze via collega-migranten dat asiel aanvragen geen zin heeft. Engeland is de droom, maar om velerlei redenen onzeker.
‘Terugkeren is voor hen geen optie.’
Tegenover deze uitputtingsslag staan de rust en ruimte die gastgezinnen bieden. Sommige gezinnen die meermaals dezelfde jongens opvangen, maken melding van beslissingen waarvan deze jongens eerder niet gedacht hadden ze te zullen maken, zoals toch asiel aanvragen.
We kunnen moeilijk uitmaken wat de doorslag geeft, toch het politiegeweld, het opgejaagd worden of eerder de rust, de tijd, de doorverwijzingen die de gezinnen bieden.
Londen
I.’s zinnen zijn voorlopig gezet op London. Bij het afscheid zegt hij “I like baby”. Het woord ‘child’ kent hij niet, ‘Claire’ kan hij niet onthouden. We wisselen telefoonnummers uit, maar ik weet dat hij een andere familie heeft waar hij vaker terugkeert. Misschien zien we hem nog een keer, misschien niet.
Wij blijven, zolang het nodig is en zolang onze dochter haar kamer niet opnieuw opeist, elke week enkele nachten twee jongeren opvangen. Soms is het niet meer dan te slapen leggen en hopen dat dat diep en rustig is.
Andere keren spelen we UNO, laten we hen witloof proeven of horen we over overleden ouders en over broers en zussen met de leeftijd van onze kinderen. Maar altijd doen ze hun vuile schoenen uit bij het binnenkomen, slapen ze uit tot de middag en speelt een van de twee met onze dochter.
Alles went, zelfs vreemdelingen in je huis.
Reacties [2]
<3
“Altijd doen ze hun vuile schoenen uit bij het binnenkomen”. Dat zinnetje wil ik bijhouden, Marjolijn. Menselijke fragiliteit en menselijke waardigheid in één simpel beeld gevangen. Antigif tegen de opgezwollen ‘opkuis-retoriek’ die hier opnieuw opgeld doet en onze fundamentele kwetsbaarheid negeert.
Bedankt.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies