Hechting
Uit het onderzoek van John Bowlby en Mary Ainsworth ontwikkelden zich meer dan 50 jaar geleden de basisprincipes van de hechtingstheorie. De Amerikaanse klinisch psycholoog en hechtingsspecialist Daniel A. Hughes plaatst dit model nu in een breder perspectief. Door de hechtingstheorie toe te passen op gezinstherapie ontwikkelde hij een nieuwe vorm van hechtingsgerichte therapie.
‘Hij past hechtingstheorie toe op gezinstherapie.’
Oorspronkelijk werd deze therapie ingezet voor de behandeling van misbruikte en verwaarloosde kinderen, en jongeren in pleeg- of adoptiegezinnen. Die vertonen immers vaak een verstoorde hechting. De voorbije jaren evolueerde ze tot een algemeen model voor gezinstherapie dat men ook toepast in gezinnen waar de biologische ouders instaan voor de opvoeding.
Relatie
Het model is gebaseerd op de theorieën van hechting en intersubjectiviteit. Vanuit deze theorieën betrekt men alle gezinsleden in de therapie, niet enkel degene die het probleem lijkt te veroorzaken. Het model gaat ervan uit dat juist binnen de relatie tussen ouders en kind verandering kan optreden.
Daarnaast staat ook de relatie tussen de therapeut en de ouders of het kind centraal. Deze therapeutische relatie is eigenlijk een weerspiegeling van de ouder-kindrelatie. De therapeut stelt zich als het ware als een ‘ideale’ ouder op ten opzichte van de ouders. Hij reageert op hen met sensitiviteit en responsiviteit.
Zo geeft hij niet alleen een voorbeeld aan ouders hoe zij met hun kind kunnen omgaan, maar geeft hen zelf ook een groter gevoel van veiligheid. Van daaruit kunnen ze zelf sensitiever en met meer begrip reageren op hun kind.
Deze aanpak veronderstelt een actievere houding van de therapeut dan andere gezinstherapeutische modellen. De therapeut staat niet buiten het gezin maar neemt actief deel aan het proces, net als de ouders en het kind. De therapeut laat het gezin ook merken welke invloed de gezinsleden en het proces op hem of haar hebben en doet dit zowel op een verbale als non-verbale manier.
Theorie
Het boek begint met een paar goed onderbouwde theoretische hoofdstukken. Hierin worden de concepten van hechting en intersubjectiviteit uitgelegd en hoe deze in gezinstherapie aan bod komen.
Deze achtergrond is noodzakelijk voor een volledig begrip van de theorie. Toch is het mogelijk om deze hoofdstukken over te slaan en onmiddellijk naar de toepassing van het model te gaan.
Dialoog
Het hoofdstuk over het ontwikkelen van een therapeutische houding is ook voor niet-therapeuten interessant en bruikbaar. De auteur introduceert hier vier eigenschappen: speelsheid, acceptatie, nieuwsgierigheid en empathie. Hij vat ze samen in het acroniem SANE.
‘Dialoog zet verandering in gang.’
Deze attitude maakt het mogelijk dat er veranderingsgerichte, intersubjectieve ervaringen kunnen optreden. Ze is cruciaal om een emotionele en reflecterende dialoog op gang te brengen tussen therapeut en ouder of kind en tussen ouder en kind. Het zijn deze dialogen die ervoor zorgen dat de therapie een gunstig effect heeft, dat verandering in gang wordt gezet.
Concreet
In de laatste hoofdstukken geeft Hughes concrete uitleg over hoe ouders te betrekken. Wanneer en hoe vragen we best naar hun eigen hechtingsgeschiedenis? Hoe kan ‘aanwezig zijn’ bij kinderen vorm krijgen?
Tenslotte staat hij stil bij een aantal specifieke thema’s zoals omgaan met schaamte, het begrijpen van de cyclus van breuk en herstel binnen relaties en het onderzoeken en oplossen van trauma’s uit de kindertijd.
Schaamte
Het hoofdstuk over omgaan met schaamte zet zeker aan het denken. De auteur onderscheidt schuld en schaamte. Schuld zet aan tot herstel en gedragsverandering, terwijl schaamte leidt tot verlamming en vermijding.
‘Emoties blijven soms onderbelicht.’
De voorbeelden die hij aanhaalt zijn voor mij als contextbegeleidster in de jeugdhulp zeer herkenbaar. Ouders die defensief reageren op het aanreiken van pedagogische handvatten, reageren vaak vanuit schaamte en een gevoel te falen als ouder. Als hulpverlener is het belangrijk om aandacht te hebben voor deze emoties, die soms onderbelicht blijven.
Inspirerend
Het boek biedt een volledige handleiding aan therapeuten om aan de slag te gaan met het model van hechtingsgerichte gezinstherapie. Er is een goede theoretische onderbouwing die gaandeweg concreter wordt uitgewerkt.
Een sterkte van het boek is het gebruik van veel voorbeelden. Er zijn voorbeelddialogen en lijstjes van vragen als geheugensteun voor de therapeut die het even niet meer weet. Ter afsluiting zijn er drie uitgebreide casussen. Hierdoor is de theorie zeer toegankelijk en het boek vlot leesbaar.
‘De basishouding is inspirerend voor iedereen.’
Hoewel dit boek een duidelijke therapeutische insteek heeft, is de basishouding die aan bod komt inspirerend voor iedereen. Elke hulpverlener en zijn cliënt lijken me gebaat bij een houding van speelsheid, acceptatie, nieuwsgierigheid en empathie. Dit creëert ruimte voor het verhaal en de beleving van de cliënt.
Bovendien hoeft deze attitude zich niet te beperken tot de therapeutische ruimte, maar is ze toepasbaar in allerlei settings zoals thuisbegeleiding, counseling, onderwijs en in de dagelijkse opvoeding thuis. Op de website Dyadic Developmental Parenting geeft Hughes zelf de aanzet.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies